Analytisch en synthetisch oordeel: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
DéRahier (overleg | bijdragen)
k diakritische en andere typo's;, Replaced: predikaat → predicaat met AWB
aanvulling, verduidelijking
Regel 1:
Een '''analytisch oordeel''' is een [[logica|logische]] [[kwalificatie]] van een [[propositie]] waarin het [[Gezegde (taalkunde)|predicaat]] al in het [[subject]] besloten ligt. Belangrijke eigenschappen van dergelijke oordelen zijn dat ze [[noodzakelijkheid|noodzakelijk]] zijn en niets aan de bestaande kennis toevoegen, in tegenstelling tot [[synthetische oordeel|synthetische oordelen]], die [[contingentie|contingent]] zijn en wel iets aan de bestaande kennis toevoegen. Typisch aan een analytisch oordeel is dat het een [[a priori]] bewering is, en dus niet ontleend is aan de ervaring.
 
==Voorbeelden==
Regel 15:
Het onderscheid tussen analytische en synthetische oordelen werd voor het eerst gemaakt door [[Immanuel Kant]], die probeerde het [[Engeland|Engelse]] [[empirisme]] van oa. [[Locke]] en [[David Hume|Hume]] te verenigen met het [[Duitsland|Duitse]] [[rationalisme]] waarin hij was onderwezen. Het empirisme vooronderstelt dat de zintuiglijke ervaring de ultieme bron van alle kennis is (en alle kennis dus ''contingent'' is), terwijl het rationalisme vooronderstelt dat de [[rede|ratio]] de bron van kennis is (en alle kennis dus ''noodzakelijk'' is).
 
Om deze kentheoretische kloof te overbruggen, werkte Kant in zijn [[Kritik der reinen Vernunft]] het onderscheid uit tussen ''[[aprioria priori]]'' (of: rationeel) en ''[[aposterioria posteriori]]'' (of: [[empirisch]]) en tussen ''analytisch'' en ''[[Synthese (filosofie)|synthetisch]]''. De hoofdvraag van zijn werk is: "(Hoe) zijn synthetische oordelen apriori mogelijk?". Immers, de mogelijkheid van aposterioria posteriori synthetische oordelen is evident (het constateren van een stand van zaken in de waarneembare werkelijkheid voegt altijd kennis toe) evenals de mogelijkheid van apriori analytische oordelen (het rationeel afleiden van een predicaat van een subject dat al in de geest van het denkende individu aanwezig is).
De mogelijkheid van aprioria priori synthetische oordelen bewijst Kant echter ook: de [[logische tafels]] en [[Ruimte (filosofie)|ruimte]] en [[tijd]] zijn zogenaamde ''[[transcendentalia]]'', ofwel ''mogelijkheidsvoorwaarden'' voor de ervaring.
Met deze vaststelling ontstaat de beroemde "[[Copernicaanse wending]]" van Kant, ofwel het besef dat niet de ervaring alle kennis constitueert of een metafysische ideeënwereld, maar dat de menselijke geest de totaliteit van de ervaring structureert; het ''[[ding an sich]]'' is daarom onkenbaar.