Gemeenschap van goederen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Wijzigingen hersteld tot de versie na de laatste wijzigingen door Johan Lont
GrouchoBot (overleg | bijdragen)
clean up, Replaced: bij voorbeeld → bijvoorbeeld met AWB
Regel 1:
De '''algehele gemeenschap van goederen''' is een rechtsfiguur in het [[Nederlands|Nederlandse]]e [[huwelijksvermogensrecht]]. Met het begrip, dat tegenwoordig neergelegd is in art. 1:93 van het [[Burgerlijk Wetboek (Nederland)|Burgerlijk Wetboek]], wordt de wettelijke [[gemeenschap (vermogensrecht)|gemeenschap]] van [[goed (vermogensrecht)|goederen]] bedoeld die van rechtswege tussen [[echtgenoot|echtgenoten]] bestaat vanaf het ogenblik van voltrekking van het [[huwelijk]], voor zover zij daarvan niet bij [[huwelijkse voorwaarden]] zijn afgeweken. Deze figuur is internationaal gezien vrij zeldzaam en is afgeleid van het oude recht van het graafschap Holland.
 
==Aard van de gemeenschap==
Traditioneel wordt de gemeenschap van goederen gezien als een perfecte en volledige gezamenlijke eigendom. Anders dan bij een normale mede-eigendom, waarbij een ieder slechts recht heeft op een aandeel in een goed, zijn beiden tot het geheel gerechtigd, onder respectering van het overeenkomende recht van de ander. Een aandeel van een echtgenoot zou vallen in zijn privévermogen: bij de gemeenschap is er een afgescheiden vermogen zonder aandelen dat in zijn totaliteit aan beiden toekomt. Ook traditioneel werd dit systeem echter al onzuiver door het feit dat het bestuur over een goed slechts toekwam aan de echtgenoot die het goed in de gemeenschap had laten vallen. In 1992 werd een nieuw burgerlijk wetboek ingevoerd dat in zijn algehele systematiek bijzonder slecht aansloot bij de traditionele interpretatie. Omdat beide echtgenoten gelijkelijk gerechtigd zijn en hun recht dus even sterk is, zou men ook kunnen zeggen dat in hogere zin de helft aan ieder toekomt en dat zij in die zin "recht hebben op de helft", iets wat in bewoording sterk aansluit bij een "aandeel van een helft". In de afgelopen vijftien jaar is het in de doctrine daarom gebruikelijk geworden het taalgebruik in deze zin aan te passen en zo aansluiting te vinden bij de wetssystematiek. Dit betekent echter niet dat er substantieel iets is veranderd. Het verschil met een echt aandeel van een helft wordt bij voorbeeldbijvoorbeeld duidelijk door het verschil in rechtsgevolg van een handeling van een echtgenoot ten aanzien van het goed als die het goed teniet doet gaan. Eet een echtgenoot bij mede-eigendom de gezamenlijke banaan op, dan is de eter de andere echtgenoot de waarde van een halve banaan verschuldigd: er ontstaat dus een vergoedingsrecht. Dit is niet zo bij de gemeenschap van goederen: de andere echtgenoot moge in hogere zin recht hebben op de helft van de banaan, hij kan geen vergoeding vorderen omdat de traditionele interpretatie dat de eter tot het geheel gerechtigd is de relevante rechtstoestand weergeeft.
 
==Omvang van de algehele gemeenschap==