Aucuba: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Veendorp (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Veendorp (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 22:
* ''[[Aucuba chinensis]]'' komt van oorsprong voor in [[Volksrepubliek China|China]] en op [[Taiwan]]. Deze ruim 2 meter hoge struik heeft een zeer veranderlijke [[blad]]vorm. De dof-grijsgroene bladeren zijn gaafrandig, en scherp gespitst. De leerachtige bladeren zijn aan de onderzijde blauwgroen.
* ''[[Aucuba himalaica]]'' is inheems in het oostelijk deel van de [[Himalaya]], waar ze tot een hoogte van 2500 meter voorkomt. De smalle, ovale bladeren zijn fijner getand dan die van de andere twee soorten.
* ''[[Aucuba japonica]]'' is afkomstig uit Japan, en de enige soort die veel in West-Europa wordt aangeplant. De soort werd in 1856 door [[PhillipPhilipp Franz von Siebold]] in Europa ingevoerd. Hoewel waarschijnlijk John Graeffer in 1783 de eerste struik invoerde, werd hij pas na von Siebolds actie populair. De bloeitijd is voor sommige variëteiten maart-april, voor andere variëteiten juli-augustus. Bij de vrouwelijke plant ontwikkelen zich uit de kleine purperen bloemetjes rode besjes. Een voorwaarde hiervoor is wel, dat er zich ten minste één mannelijke plant op korte afstand van het vrouwelijke exemplaar geplant staat. De hoogte kan iets meer dan twee meter zijn, hoewel de plant onder minder optimale omstandigheden gemakkelijk op 1 meter hoogte blijft steken. In het Belgisch-Nederlandse klimaat kan de plant als goed winterhard worden beschouwd.
 
Van de japonica zijn veel variëteiten gekweekt: