Brander (schip): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
DirkV (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 5:
Zeilschepen waren erg kwetsbaar voor vuur. Balken werden bijeengehouden met teer, touwen waren ingesmeerd met vet, en de ruimen lagen vol buskruit. Er was dus weinig aan boord dat niet zou branden, waardoor branders een enorme bedreiging waren voor zeilschepen.
 
Wanneer de wind in de juiste richting zat kon een brander losgelaten worden zodat het in de richting van zijn doel zou drijven. Tijdens de meeste gevechten moest echter een brander bestuurd worden door enkele achtergebleven bemanningsleden. De bemanning moest op het laatste moment het schip verlaten na de lonten van de kruitvaten te hebben aangestoken. Branders waren het gevaarlijkst voor schepen die vastlagen. In open zee kon een goed uitgerust schip de brander ontwijken en uitschakelen met haarde kanonskanonnen. Ook werden vaak sloepen gebruikt om branders weer weg te slepen.
 
Noemenswaardige aanvallen met branders zijn: