Jan Ritzema Bos: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
bio-opmaak, bijschrift
Veendorp (overleg | bijdragen)
k sp.
Regel 4:
Hij studeerde [[zoölogie]] aan de [[Rijksuniversiteit Groningen]]. Op 19 december 1874 [[wetenschappelijke promotie|promoveerde]] hij aan dezelfde universiteit op het [[proefschrift]] ''Bijdrage tot de kennis van de Crustacea hedriophthalmata van Nederland en zijne kusten''.
 
In 1891 richtte Ritzema Bos samen met [[Hugo de Vries]] de Nederlandsche Phytopathologische Vereeniging (tegenwoordig de [[Koninklijke Nederlandse PlantenziektenkundigePlantenziektekundige Vereniging]]) op. Tot aan zijn dood was Ritzema Bos de [[voorzitter]] van deze vereniging. Tevens trad hij vanaf 1895 op als [[redacteur]] van het ''Tijdschrift voor Plantenziekten'', het tijdschrift van de vereniging.
 
Op 12 juni 1895 werd Ritzema Bos benoemd tot [[buitengewoon hoogleraar]] in de [[fytopathologie]] aan de [[Universiteit van Amsterdam]]. Op 29 november 1895 sprak hij zijn [[oratie]] uit: ''De ziektenleer der planten in haar beteekenis voor de praktijk en voor de beoefening der biologische wetenschappen''.Van 1895 tot 1906 was hij tevens directeur van het in 1894 opgerichte Phytopathologisch Laboratorium ‘Willie Commelin Scholten’, waarna hij als directeur werd opgevolgd door [[Johanna Westerdijk]]. In 1899 werd onder zijn leiding de Phytopathologische Dienst (de huidige [[Plantenziektenkundige Dienst]]) opgericht met als voornaamste doel exporterende [[boomkweker]]s te voorzien van verklaringen dat hun plantmateriaal gezond was. Van deze dienst was hij tot 1918 de directeur. Op 24 april 1906 beëindigde hij zijn dienstverband aan de Universiteit van Amsterdam. De Phytopathologische Dienst verhuisde vervolgens van [[Amsterdam]] naar Wageningen.