Beleg van Tripoli (1102-1109): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 27:
Het volgende jaar (1102), ondernam Raymond met behulp van Byzantijnse constructeurs de bouw van [[Mons Peregrinus]], de ''Pelgimsberg'', om zo een blokkade op te werpen naar het binnenland van Tripoli. Met de Genuaan Hugo Embriaco, nam Raymond ook Gibelet in. Na de [[Slag bij Harran]] in [[1104]], vroeg Fakhr al-Mulk hulp aan Sokman, een voormalig Artuklu gouverneur van Jeruzalem, om te anticiperen; Sokman marcheerde naar Syrië, maar werd gedwongen weer terug te keren.
 
[[Fakhr al-Mulk]] deed vervolgens een aanval op Mons Peregrinus in september 1104, hij vermoorden daarbij een hoop kruisvaarders en wist een vleugel van het het fort af te branden. Raymond zelf was zwaar gewond geraakt, en stierf vijf maanden later, in februari [[1105]], aan zijn verwondingen. Hij werd vervangen door zijn neef Willem-Jordaan, graaf van Cerdagne als leider. Op zijn sterfbed had Raymond nog een akkoord geregeld met de kalief; als die stopte met het onder vuur nemen van het fort, zouden de kruisvaarders de handel in en om Tripoli met rust laten, de kalief accepteerde dit.
 
In [[1108]], werd het steeds moeilijker om voedsel naar de belegerde inwoners te brengen. Veel inwoners namen hun toevlucht naar andere steden als [[Homs]], [[Tyrus]] en Damascus. De edelen van de stad, die de kruisvaarders in een eerder stadium hadden veraden, werden geexcuteerd in het kruisvaarders kamp. Fakhr al-Mulk, was radeloos aan het wachten op versterkingen van SeljoekSeldjoek sultan [[Mehmed I Tapar]], die naar Bagdad getrokken was, eind maart met vijfhonderd manschappen en diversen giften. Tijdens zijn reis deed hij [[Damascus]] aan waar hij ontvangen werd door [[Toghtegin van Damascus|Toghtegin]], vervanger van de pas overleden Dukak, waar hij met open armen werd ontvangen. Eenmaal in Bagdad werd Mehmed I met groots vuurwerk ontvangen, en was de gedachten van Mechmed niet meer bij Tripoli maar moest er onderhandeld worden over een dispute over [[Mosoel]]. Fakhr al-Mulk keerde zelf terug naar Damascus in Augustus, waar hij vernam dat Tripoli overhandigd was aan al-Afdal Shahanshah, vizier van Egypte, door de overige edelen, die het wachten beu waren van de terugkeer van de kalief.
 
Het jaar erop, formeerde de kruisvaarders een grote groep buiten Tripoli, geleid door [[Boudewijn I van Jeruzalem]], [[Boudewijn II van Jeruzalem|Boudewijn II van Edessa]], [[Tancred]], regent van het Vorstendom Antiochie, [[Willem-Jordaan]] en Raymond IV's zoon [[Bertrand van Toulouse]], die recent was aangekomen met verse troepen uit [[Italie]] en [[Frankrijk]]. In Tripoli waren ze nog tot in den treuren aan het wachten op versterking van moslimkant, vooral uit Egypte.
 
Een compromis werd gesloten over een dispuut buiten de stadsmuren, deze werd geleid door Boudewijn I van Jeruzalem, er werd besloten dat de stad nu ingenomen kon worden; en als dit een feit was, zou het [[Graafschap Tripoli]] verdeelt worden in twee gebied's claimen, Willem Jordaan zou het noordelijk gebied krijgen als vazal van het Vorstendom Antiochie, en Bertrand het zuidelijk deel als vazal van het [[Koninkrijk Jeruzalem]].