'''Dodecafonie''' (Grieks: ''dodeca'' = twaalf) of '''twaalftoontechniek''' ("twaalftoonmuziek") is een compositiemethode in de [[muziek]], gevormd door [[Arnold SchoenbergSchönberg]]. Een dergelijke techniek werd enkele jaren vóór SchoenbergSchönberg ontwikkeld door [[Joseph Matthias Hauer]].
==Oorsprong==
De gedachte achter de dodecafonie werd door SchoenbergSchönberg als volgt omschreven: "Zwölf nur auf einander bezogene Töne", waarmee de componist een soort [[absolute muziek]] bedoelde, zonder referenties naar buitenmuzikale inhouden ([[programmamuziek]]). Geen toon mocht belangrijker zijn dan de andere, alle dienden in principe even vaak voor te komen in een [[compositie (muziek)|compositie]]. In feite was de dodecafonie daarmee een soort muzikale [[ideologie]].
SchoenbergsSchönbergs twaalftoontechniek maakt gebruik van een rij, waarin elk van de 12 [[toon (geluid)|tonen]] eenmaal voorkomt. Deze ''reeks'' is als het ware het [[DNA]] van de compositie omdat zij het verschijnen van [[toonhoogte]]s reguleert, en wordt de ''normreeks'' genoemd. Omdat een enkele rij onvoldoende variatie mogelijk maakte, gebruikte SchoenbergSchönberg tevens de "inverse" (horizontale spiegeling der [[Interval (muziek)|intervallen]]), de ''retrograde'' (omgekeerde reeks) en de ''inverse retrograde'' van de rij, elk in alle [[transponeren (muziek)|transposities]]. Dat leverde 4 x 12 = 48 rijen als basismateriaal op.