Piëtisme (kerkgeschiedenis): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Guusb (overleg | bijdragen)
k Versie 11558345 van 84.129.150.250 (overleg) ongedaan gemaakt.
Regel 4:
'''Piëtisme''' was een vroomheidsbeweging in de [[Lutherse Kerk]], die van de laat-[[17e eeuw]] tot midden [[18e eeuw]] haar grootste bloei kende.
 
De naam van ''piëtisten'' werd door tegenstanders gegeven aan de aanhangers van de beweging als spottende benaming, net als die van „[[methodisme|methodisten]]“ later in Engeland. De Lutherse Kerk was door [[Melanchthon]]s poging om het evangelische geloof als doctrinair systeem te construeren in de 17e eeuw een verbindende theologische en sacramentaire instelling geworden, waar orthodoxe theologen zoals [[Johann Gerhard]] van de universiteit Jena (gestorven in 1637) met haast [[absolutisme|absolutistische]] macht de lutherse leerstellingen handhaafden. In reactie op de natuurwetenschappelijke kritiek op de theologie, werd deze verwetenschappelijkt. De dogmatische formules van de Lutherse Kerk hadden haast de plaats ingenomen die [[Maarten Luther|Luther]] zelf alleen aan de [[Bijbel (christendom)|Bijbel]] had toegewezen. Vooral de geloofsformules werden bestudeerd en gepredikt, terwijl de Bijbel als bron voor een vroom leven minder belangrijk werd. In plaats van het bepleiten van [[het priesterschap van alle gelovigen]], hadden Lutherse pastors zich tot een [[hiërarchie]] gevormd, terwijl zij het praktisch pastoraal werk veronachtzaamden. Binnen het Nederlandse gereformeerde protestantisme had de invloed van [[Johannes Calvijn]] ervoor gezorgd dat naast de theologie ook veel aandacht werd gegeven aan de christelijke ethiek. In theologische termen: waar het Lutheranisme vrijwel alleen aandacht gaf aan het dogma van de rechtvaardiging door het geloof alleen, hadden calvinisten ook veel aandacht voor de heiliging en de vorming van een christelijke gemeenschap. De [[Presbyterianisme|presbyteriaanse]] organisatie van de kerk gaf de mensen een aandeel in het kerkelijk leven dat Lutheranen minder hadden, maar het neigde tot een [[Legalisme (theologie)|legalisme]] dat de christelijke vrijheid in gevaar bracht en zelfoprechtheid bevorderde.
 
Voorlopers van de piëtisten bekritiseerden de formele verwetenschappelijkte theologie van de Lutherse Kerk en bepleitten een heropleving van praktisch en vroom christendom. Onder hen waren de mysticus [[Jakob Böhme]] (Behmen), de stichtelijke schrijver [[Johann Arndt]], [[Heinrich Müller]], [[Johann Valentin Andrea]], de hofkapelaan van de landgraven van [[Hessen]]; [[Schuppius]], die tot doel had om aan de Bijbel zijn plaats in de preekstoel te herstellen en [[Theophilus Grossgebauer]] (†1661).
Regel 11:
 
# de ernstige en grondige studie van de Bijbel in particuliere bijeenkomsten, de ''ecclesiolae in ecclesia'' (letterlijk: kerkjes in de kerk)
# iedere christen heeft een ambt, een taak in de kerk ("[[algemeen priesterschap der gelovigen]]")
# de kennis van christendom moet in de praktijk worden toegepast
# heterodoxen en ongelovigen moeten niet worden bestreden door bittere aanvallen of uitleg van de ware leer, maar door hen sympathiek en vriendelijk te behandelen