Vreedzame co-existentie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Johan Lont (overleg | bijdragen)
Stukje uit de:Friedliche Koexistenz vrij vertaald weergegeven
Johan Lont (overleg | bijdragen)
Aangevuld met behulp van informatie uit en:Peaceful coexistence
Regel 2:
 
'''Vreedzame coëxistentie''' is het beleid om ernaar te streven landen die elkaars politieke tegenstanders zijn, vreedzaam naast elkaar te laten bestaan, dus politieke conflicten niet te laten uitlopen op militaire conflicten.
 
De term wordt vooral gebruikt voor de politieke theorie die tijdens de [[Koude Oorlog]] in [[communisme|communistische]] landen werd ontwikkeld. Dit idee was een alternatief voor het idee dat de [[klassenstrijd]] voortgezet zou moeten, inclusief het gebruik van geweld, tot het de [[proletariaat|arbeidersklasse]] overal overwonnen zou hebben. De ontwikkeling van deze politiek kan moeilijk los worden gezien van de ontwikkelingen in de [[atoombom|nucleaire wapentechnologie]], die een zeer grote bedreiging voor de Sovjet-Unie – en voor de menselijke samenleving als geheel – vormde. Door de mogelijkheid van een kernoorlog, werd een militaire oplossing steeds minder aantrekkelijk.
 
Op het 10e Partijcongres van de [[Communistische Partij van de Sovjet-Unie]] in 1956 presenteerde [[Nikita Chroesjtsjov|Chroesjtsjov]] een nieuwe koers in zijn buitenlandse politiek, vooral gericht op nieuwe betrekkingen met de [[Verenigde Staten]]. Hierin stelde hij "''Het principe van Lenin van een vreedzame coëxistentie tussen staten met een verschillende sociale structuur was en blijft de hoofdlijn in de buitenslandse politiek van ons land.''". Op 24 februari 1956 stemde het congres in met een politiek die tot "betere betrekkingen, bevordering van vertrouwen en internationale samenwerking met alle landen" moest leiden.
 
In de [[Sovjet-Unie]] werd het idee vooral gebruikt met betrekking tot de relaties tussen de westerse geïndustraliseerde landen en de landen van het [[Warschaupact]].
 
In de [[Volksrepubliek China]] werd het begrip vreedzame coëxistentie in de jaren 60 en begin jaren 70 vooral gehanteerd voor de politieke relaties tussen China en niet-communistische [[ontwikkelingsland]]en.
 
In 1953 stelde de premier van de Volksrepubliek China, [[Zhou Enlai]], de "Vijf Principes van Vreedzame Coëxistentie" voor in onderhandelingen met [[India]] over [[Tibet (gebied)|Tibet]].
 
Deze "Vreedzame Coëxistentie" had echter geen betrekking op de relaties met westerse geïndustraliseerde landen.
Volgens het [[Maoïsme|Maoïstische]] opvatting zouden ''socialistische'' systemen elk conflict met ''imperialistische'' systemen altijd overleven. Na Mao's dood werd de lijn iets verzacht, maar pas aan het eind van de jaren 70 werd het concept van Vreedzame Coëxistentie verbreed tot een principe dat tussen ''alle'' landen zou moeten gelden.
 
In 1982 nam China de "Vijf Principes van Vreedzame Coëxistentie" op in zijn [[grondwet]] en verklaarde ze tot bindend in zijn buitenlandse betrekkingen. Het Chinese beleid van Vreedzame Coëxistentie kent enkele bijzonderheden:
* In tegenstelling tot de eerdere Sovjet-Russische versie van het concept, streeft zij naar bevordering van internationale handel.
* China legt een grote nadruk leggen op nationale soevereiniteit en territoriale integriteit, en is daardoor fel tegenstander van internationale bemoeienis met onafhankelijkheidsbewegingen en mensenrechtenorganisaties.
* Aangezien [[Taiwan]] wordt gezien als opstandige provincie van China, geldt de Vreedzame Coëxistentie niet voor hen. Buitenlandse steun aan Taiwan wordt opgevat als een vijandige activiteit.