Triool: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 4:
Sommige beginnende muzikanten ervaren een triool als een ''niet-kloppende'' serie [[Muzieknotatie|noten]] achter elkaar. Bijvoorbeeld: twee achtste noten duren even lang als één kwartnoot. Nu worden er in een triool, genoteerd als drie achtste noten, niet drie achtste noten gespeeld, maar drie gelijke noten met samen de duur van twee achtste noten. In deze situatie heeft elk van de drie als achtste noot genoteerde noten dus de waarde van een derde van een kwartnoot.
 
In de moderne notatie is de onderverdeling in de regel ''binair'', dat wil zeggen een grotere notenwaarde bestaat altijd uit 2, 4, 8 kleinere. De triool is daarom nodig om een factor 3 aan te duiden. In oudere muziek notaties in de middeleeuwen was dit niet zo. Een brevis kon bijvoorbeeld ofwel uit twee ofwel uit drie semibreven bestaan afhankelijk van de maataanduiding. Zo werd modus perfectum cum prolatione majore aangeduid door een cirkel met een punt erin en gaf een onderverdeling van de brevis in 3x3=9 minima aan. Daarentegen was modus imperfectum cum prolatione minore een onderverdeling in 2x2=4 minima. Het laatste werd aangegeven met een halve cirkel zonder punt, waarvan de moderne C aanduiding voor <math>4 \over 4</math> afstamt.
 
Verwant aan de triool zijn de ''duool'' (twee noten in de tijd van drie; dit kan ook worden aangegeven door middel van [[gepunteerd]]e noten), de ''kwartool'' (4:3), de ''kwintool'' (5:3 of 5:4), de ''septool'' (7:4), enz.