Imagologie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Leerssen (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Leerssen (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 21:
 
===De tekstuele werkwijze===
Deze onderzoekt de retorische en verhaaltechnische functie van nationale karakteriseringen. In hoeverre is bijvoorbeeld de nationale achtergrond van de diverse personages in Thomas Mann's ''Der Zauberberg'' een dragend of sturend element in de opbouw van die roman? Hoe distribueren auteurs positieve of negatieve karaktertrekjes aan de hand van de nationaliteit van unhun personages? Worden nationale karakteriseringen ingezet met ernstige, satirische of ironische bedoelingen?
 
==Geschiedenis==
In de geschiedenis van de imagologie vallen 4 fasen te onderscheiden. De eerste fase, dominant in de periode 1900-1950, zag nationaal karakter eenvoudigweg als een objectief gegeven en als literair thema (net als bijv. “de zonsopgang” of “de rivaliteit tussen zoon en vader”) en onderzoektonderzocht de weergave daarvan in een literair tekstcorpus, zonder veel kritische analyse. In de tweede fase, na de Tweede Wereldoorlog (1945-1965) werd nationale karakterisering vooral gezien als een heilloos vooroordeel dat bij uitstek kritisch onderzocht en gedemythologiseerd moest worden. De derde fase (1965-1990) ontwikkelde daarnaast een belangstelling in de structuur, aard en functie van zelfbeelden en beelden van de ander. In de laatste jaren worden de aan het licht getreden typologische constanten onderzocht als een “retoriek van nationale karakterisering”. Binnen de Vergelijkende Literatuurwetenschap is de imagologie gedurende enkele decennia gemarginaliseerd tengevolge van, onder meer, het toenemend anti-historisme van die discipline na 1965; de imagologie is in die tijd vooral staande gehouden door Hugo Dyserinck en zijn “Akense programma”, van waaruit een interesse naar nationale beeldvorming vooral is uitgewaaierd naar andere vakgebieden zoals de cultuurgeschiedenis, filosofische antropologie, Culturele Studies en Europese Studies. De laatste jaren valt echter ook binnen de literatuurwetenschappen hernieuwde belangstelling voor de imagologie te bespeuren.
 
==Bevindingen==
Door vergelijkend onderoekonderzoek is de imagologie tot inzichten of werkhypothesen gekomen als daar zijn:
*Contrasten tussen een “koel”, als cerebraal en moreel gekarakteriseerd noorden en een “warm”, als sensueel en amoreel gekarakteriseerd zuiden, zijn in veel gevallen te registreren, ongeacht de locatie op de landkaart
*Ook zijn contrasteringen tussen een “dynamisch” centrum en een “statische” periferie stereotiep en casus-onafhankelijk