Exercitiegenootschap: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
T. Tichelaar (overleg | bijdragen)
details
Regel 2:
''De Vrijheid'', opgericht in [[Dordrecht (Nederland) | Dordrecht]] in 1783]]
 
Een '''exercitiegenootschap''' was een gewapende particuliere organisatie, metopgericht eentussen democratisch1783 gekozenen bestuur1786, met als doel de burgerij te oefenen in het hanteren van een geweer. Exercitiegenootschappen werden gepropageerd door [[Joan van der Capellen tot den Pol]], die een oud boek (1732) van [[Andrew Fletcher]] vertaalde over burgerbewapening, met daarin ideeën uit [[Schotland]] over burgerbewapening. De aanleiding zag hijJoan van der Capellen in een ernstig verval in de bestaande, oranjegezinde [[schutterij]]en. De [[patriotten]] probeerden tijdens de [[Vierde Engelse Oorlog]] een oplossing te zoeken voor de kosten van een huurleger en het aantrekken van buitenlandse officieren in het [[Staatse leger]].
 
Exercitiegenootschappen werden opgericht naar Schots, Amerikaans en Zwitsers voorbeeld, daar waren burgers bewapend met een geweer om de ''ware vrijheid'' te verdedigen. Een exterciegenootschap had in tegenstelling van de [[schutterij]] een democratisch gekozen bestuur. In het reglement van de exercitiegenootschappen was '''nooit''' opgenomen dat het achterliggende doel was de bevolking republikeinse beginselen bij te brengen en door middel van petities inspraak op te eisen in en op de samenstelling van het stadsbestuur.
==Aanleiding en context==
Exercitiegenootschappen werden opgericht naar Schots, Amerikaans en Zwitsers voorbeeld: daar waren burgers bewapend met een geweer. De kosten van een huurleger en het aantrekken van buitenlandse officieren in het [[Staatse leger]] stond aan heftige kritiek bloot; ook de verwaarloosde vloot zou moeten worden gereorganiseerd. De aanvoerders van de [[patriotten]] probeerden tijdens de [[Vierde Engelse Oorlog]] een oplossing te zoeken op de minst kostbare wijze. De al direct vanaf het begin rampzalige ontwikkeling van de oorlog ging als een golf van ontzetting door het land. De afloop werd in ruime kring als een nationale schande gevoeld. De schrijnende tegenstelling tussen het roemrijk verleden en het jammerlijk heden werd een ieder duidelijk.
 
==Organisatie en structuur==
De eerste exercitiegenootschappen werden begin [[1783]] opgericht in Deventer, Dordrecht ofen Utrecht. [[Quint Ondaatje]] was de aanvoerder van het exercitiegenootschap in Utrecht, die al snel van zich deed spreken. Hij wist de exercitiegenootschappen eerst provinciaal en later landelijk te organiseren. [[Gerrit Paape]] beschreef de geschiedenis van de exercitiegenooschappen in Dordrecht en Delft. De oefeningen van het exercitiegenootschap en het dragen van een zwarte cocarde op de hoed wekte veel weerstand op. In [[1784]] tekende een aantal nationaal georganiseerde vrijcorpsen de ''Acte van Verbintenis'', waarin deze elkaar beloofden te hulp te komen als de [[Patriotten|Patriotse]] zaak in het geding was. Deze Acte stimuleerde vooral de exercitiegenootschappen en vrijcorpsen in de kleine steden tot zelfverzekerde optreden. [[Gerrit Paape]] wierp zich op als historicus van de lokale genootschappen.
 
Iedereen kon lid worden, [[Rooms-katholieke Kerk|katholieken]] en [[doopsgezind]]en werden niet langer uitgesloten. Niet alleen veel winkeliers, ook dominees, zoals [[François Adriaan van der Kemp]] meldden zich aan. Er werd minstens een keer in de week geoefend, meestal op zondag na de kerkdienst en bij slecht weer in de kerk. Niet altijd hoefden de leden zelf een wapen of uniform te bekostigen, zoals het geval was in de [[schutterij]]en. Op het niet verschijnen stond een boete van een aantal stuivers.
 
Exercitiegenootschappen hadden de voorkeur boven [[vrijkorps]]en, die volledig los stonden van de bestaande schutterij. Vrijkorpsen ontstonden voornamelijk op het platteland, omdat daar geen schutterij aanwezig was. Nadat het Rotterdams exercitiegenootschap in 1784 werd verboden zijn ''genootschappen in de wapenhandel'' gepropageerd, zoals in [[De Patriottentijd in Bolsward|Bolsward]], dat zeer vooruitstrevend was in die tijd en opnieuw van zich zou doen spreken.
 
==Escalatie==
Een incident met de Oostenrijkse keizer [[Jozef II]] omtrent de [[Schelde (rivier)|Schelde]], bekend als de [[Keteloorlog]] - al tweehonderd jaar door de Hollanders en Zeeuwen afgesloten - werd in januari [[1785]] aangegrepen om opnieuw provinciale legers in het leven te roepen. [[Court Lambertus van Beyma]] nam het initiatief in Friesland. Dat leidde in het voorjaar tot een golf van nieuwe exercitiegenootschappen en vrijcorpsen. Provinciale Staten eistteeiste inzicht in de reglementen. In het reglement van de exercitiegenootschappen was '''nooit''' opgenomen dat het achterliggende doel was de bevolking republikeinse beginselen bij te brengen en door middel van petities inspraak op te eisen in en op de samenstelling van het stadsbestuur.
 
De aanvankelijke steun sloeg in de zomer van 1785 echter om in een ontmoedigingsbeleid, toen steeds meer duidelijk werd dat de Republiek afstevende op een burgeroorlog. Begin augustus [[1786]] waren de exercitiegenootschappen verzameld in Utrecht om de slag bij Doggersbank te herdenken. Er liepen die dagen 20.000 man in de stad. Op die bijeenkomst werd een radicale beslissing genomen: zestien democratisch gekozen patriotten werden in de raad opgenomen. Dat was een unieke gebeurtenis in Europa. Enkele weken later liet [[H.W. Daendels]], kapitein van het plaatselijke exercitiegenootschap, zich inspireren tot actie in [[Hattem]], waarop in Friesland en Gelderland alle bijeenkomsten en onderlinge steun van exercitiegenootschappen werd verboden. De vrijheid van vergadering was beperkt. Uit heel het land kwam steun voor de exercitiegenootschappen in Hattem en Elburg. Vervolgens concentreerden de patriotten zich op de handhaving van hun positie in de stad Utrecht.
 
In mei 1787 werd het hoogleraren en studenten in [[Franeker]] verboden aan de exercitiegenootschappen deel te nemen. Rondom Utrecht kwam het tot een treffen tussen de exercitiegenootschappen en het staatse leger. In juni [[1787]] hield het exercitiegenootschap van Gouda prinses [[Frederica Sophia Wilhelmina van Pruisen|Wilhelmina van Pruisen]] tegen bij de [[Vlist tegen]]. Een vliegend legertje onder leiding van [[Adam Gerard Mappa]] bezette in Holland een aantal steden; ook in Friesland was het vliegend legertje actief, dat een aantal steden bezette. Men probeerde de vroedschappen naar hun hand te zetten, tot kort voordat de koning van Pruisen op 13 september de Republiek liet bezetten. De [[Oranjerestauratierestauratie]] van het huis Oranje werd met financiële steun uit Engeland en Pruisische kracht en overmacht ingezet, enzodat [[stadhouder Willem V]] werd in zijn positie kon worden hersteld.

Alle officieren van exercitiegenootschappen, betrokken bij een bezetting van het stadhuis of de verdediging van de stad, werden gevangen genomen en veroordeeld tot een boete of uit de provincie gezet, voor zover ze niet naar Noord-Frankrijk waren gevlucht.
 
==Bronnen==
* Klein, S.R.E. (1995) Patriots Republikanisme. Politieke cultuur in Nederland (1766-1787).
* Verweij, G. (19) Geschiedenis van Nederland. Levensverhaal van zijn bevolking.
 
==Externe links==