Lichtreacties: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 6:
De <b>lichtreacties</b> worden aangedreven door lichtenergie. Hierbij worden de protonen en elektronen van water gebruikt om de energierijke stoffen NADPH en ATP te vormen. Deze stoffen worden in de in de <b>calvin-cyclus</b> gebruikt om samen met koolstofdioxide te reageren tot glucose.
 
De lichtreacties beginnen met de absorptie van fotonen in een zogenaamd reactiecentrum. Er zijn twee verschillende soorten reactiecentra te vinden in een thylakoïde. De ene maakt deel uit van fotosysteem I en de andere van fotosysteem II. Vaak worden deze twee systemen afgekort naar PSI en PSII. De lichtreacties beginnen echter gek genoeg in absorberen van fotonen in reactiecentrum van PSII. Het reactiecentrum van beide fotosystemen bestaat uit een dimeer van twee chlorofyl a moleculen. Toch verschillen ze in hun absorptiespectra. Dit komt doordat het chlorofyl a op een verschillende manier gebonden is met eiwitten. Vrij chlorofyl a heeft een absorptiemaximum bij 660 nm. Als het gebonden is aan eiwitten in het reactiecentrum van fotosysteem I wordt dit 700nm, waardoor men dit reactiecentrum aanduidt als P700 (P staat voor pigment), terwijl in het reactiecentrum van fotosysteem II de absorptie maximaal gebeurt bij 680 nm en men spreekt van het P680 reactiecentrum. Het fotosysteem II (P680) absorbeert fotonen met een iets hogere energie dan fotosysteem I (P700), respectievelijk 176 kJ/[[einstein]] en 171 kJ/einstein.
 
PSI en PSII zijn integrale membraaneiwitcomplexen. Daarmee wordt bedoeld dat het uit een hele hoop eiwitten bestaat die allemaal met elkaar samenwerken en dat het hele membraan overspant. Zo kunnen er reacties plaats vinden aan de lumen zijde, maar ook aan de stroma zijde. Er zijn in totaal vier integrale membraaneiwitcomplexen die samenwerken om NADPH en ATP te vormen. Deze vier complexen zijn: