Vorstendom Brunswijk-Wolfenbüttel

Het vorstendom Brunswijk-Wolfenbüttel was de naam van een tot de Nedersaksische Kreits behorend vorstendom binnen het Heilige Roomse Rijk. Zowel territoriaal als militair was het hertogdom middelgroot en beduidend kleiner dan staten als Pruisen, Beieren en Saksen.

Fürstentum Braunschweig-Wolfenbüttel
Onderdeel van het Heilige Roomse Rijk (tot 1806)
 Hertogdom Brunswijk-Lüneburg 1269 – 1815 Hertogdom Brunswijk 
Kaart
Algemene gegevens
Hoofdstad Brunswijk (1235–1432),

Wolfenbüttel (1432–1753), Brunswijk (1753–1815)

De vorsten van Brunswijk-Wolfenbüttel probeerden met een bloeiend hofleven hun culturele prestige te vergroten. Dit is bereikt door het organiseren van hoffeesten, het realiseren van ambitieuze bouwprojecten, de opvoering van toneelstukken en opera's en het aanleggen van een indrukwekkende kunstverzameling.

Geschiedenis bewerken

De Brunswijkse goederen waren aanvankelijk allodiaal bezit van het geslacht Welfen in Saksen. Na de val van Hendrik de Leeuw mocht hij zijn allodiale bezit, waaronder Brunswijk behouden. Na zijn dood in 1195 verdeelden zijn drie zoons zijn bezit, waarbij aan Otto, de latere keizer Otto IV, Brunswijk werd toegewezen.

Keizer Frederik II die ook aanspraak had gemaakt op Brunswijk verenigde in 1235 Brunswijk met Lüneburg en beleende Otto het Kind, de kleinzoon van Hendrik de Leeuw ermee als rijksvorst. Op 21 augustus 1235 verhief hij Otto tot hertog van Brunswijk en Lüneburg. Diens nakomelingen verdeelden en voegden de bezittingen meerdere malen samen, waarbij de hoofdverdeling steeds was een tak te Brunswijk en een tak te Lüneburg. De steden Brunswijk en Lüneburg bleven gemeenschappelijk bezit.

Er ontstonden zijlijnen in Harburg, Gifhorn, Bevern, Osterode, Herzberg, Salzderhelden, Celle, Hitzacker en Einbeck, maar omdat de vorsten- of hertogendommen soms werden veroverd, opgeheven of samengevoegd zijn niet alle toevoegingen in zwang geraakt, maar alle leden van de familie dragen de naam en titel hertog van of tot Braunschweig-Lüneburg! Om de verschillende takken uit elkaar te houden is er in de literatuur een onderscheid ontstaan tussen Brunswijk-Lüneburg, Brunswijk-Wolfenbüttel, Brunswijk-Calenberg, Brunswijk-Dannenberg, Brunswijk-Grubenhagen, Brunswijk-Osterode, Brunswijk-Göttingen en Brunswijk-Bevern.

Brunswijk van 1267 tot 1388 bewerken

De eerste deling van het hertogdom Brunswijk-Lüneburg vond plaats in 1269 tussen de twee zoons van hertog Otto het Kind, Otto I van Brunswijk.

In 1291 werd Brunswijk opgedeeld onder de zoons van hertog Albrecht I:

In 1345 werden Brunswijk en Wolfenbüttel, inmiddels verenigd met Göttingen, opnieuw gedeeld onder de zoons van hertog Albrecht II:

Brunswijk-Wolfenbüttel van 1388 tot 1634 bewerken

In 1388 wisten de hertog van Brunswijk-Wolfenbüttel, Magnus I van Brunswijk, na de dood in 1369 van Willem van Lüneburg de bezittingen van de in mannelijke lijn uitgestorven tak Brunswijk-Lüneburg in bezit te krijgen. Door de delingsverdragen van 1409 en 1428 ontstonden er twee nieuwe hoofdtakken uit de twee zoons van hertog Magnus II van Brunswijk, kleinzonen van Magnus I. Hendrik zette de lijn voort in het zuidelijke deel van het hertogdom. Bernard werd de stamvader van de familie in het noordelijke Brunswijk-Lüneburg.

Brunswijk-Wolfenbüttel van 1635 tot 1806 bewerken

In 1635 werd August, de tweede zoon van Hendrik X van Brunswijk-Dannenberg, de nieuwe hertog van Wolfenbüttel.[3] Na de dood van zijn oudere broer Julius Ernst van Brunswijk-Dannenberg in 1636 erfde hij ook Dannenberg, maar dit werd weer in 1671 aan Brunswijk-Lüneburg afgestaan. In hetzelfde jaar werd de stad Brunswijk onderworpen nadat de stad eeuwenlang als vrije Hanzestad had gefunctioneerd. Na 1692 verzette de hertog zich sterk tegen de toekenning van de keurvorstelijke waardigheid aan Brunswijk-Lüneburg. In 1702 werd de hertog na militair ingrijpen van Brunswijk-Lüneburg en Brunswijk-Calenberg gedwongen zijn verzet te staken en het verbond met Frankrijk op te geven. In 1709 werd hertog Anton Ulrich van Brunswijk-Wolfenbüttel in het geheim katholiek.

In 1735 stierf de zijtak Dannenberg uit en kwam het hertogdom aan de zijtak Bevern. Omdat Bevern toen werd samengevoegd Brunswijk-Wolfenbüttel is de toevoeging Bevern vanaf dat jaar nauwelijks zinvol; het zegt niets over het bezit maar maakt iets duidelijk over de afstamming. In 1753 werd de residentie van Wolfenbüttel naar Brunswijk verlegd.

Hertogen uit de zijtakken Dannenberg en Bevern bewerken

regering naam geboren overleden familie
1635-1666 August van Brunswijk-Wolfenbüttel 10-4-1579 17-9-1666 zoon van Hendrik X van Brunswijk-Dannenberg
1666-1704 Rudolf August van Brunswijk-Wolfenbüttel 16-5-1627 26-1-1704 zoon
1704-1714 Anton Ulrich van Brunswijk-Wolfenbüttel 4-10-1633 27-3-1714 broer
1714-1731 August Willem van Brunswijk-Wolfenbüttel 8-3-1662 23-3-1731 zoon
1731-1735 Lodewijk Rudolf van Brunswijk-Wolfenbüttel 22-7-1671 1-3-1735 broer; met zijn overlijden stierf het nieuwe huis Brunswijk uit
1735-1735 Ferdinand Albrecht II van Brunswijk-Wolfenbüttel 29-5-1680 3-9-1735 volle neef uit de zijtak Bevern, zoon van Ferdinand Albrecht I van Brunswijk-Bevern,
kleinzoon van August van Brunswijk-Wolfenbüttel
1735-1780 Karel I van Brunswijk-Wolfenbüttel 1-8-1713 26-3-1780 zoon
1780-1806 Karel Willem Ferdinand van Brunswijk-Wolfenbüttel 9-10-1735 10-11-1806 zoon

Paragraaf 4 van de Reichsdeputationshauptschluss van 25 februari 1803 leverde de hertog van Brunswijk de abdijen van Gandersheim en Helmstedt. In paragraaf 32 werd de hertog een zetel in de raad van vorsten van de Rijksdag voor Blankenburg toegekend.

In 1806 werd het hertogdom, geregeerd door Frederik Willem van Brunswijk door Franse troepen bezet, waarna het in 1807 bij het Koninkrijk Westfalen werd gevoegd. Na de Franse nederlagen van 1812 en 1813 werd het hertogdom onder de naam Brunswijk gerestaureerd.

Na het Congres van Wenen in 1815 werd de naam Brunswijk alleen nog gebruikt zonder de toevoeging Wolfenbüttel.

Zie ook bewerken