Tribuun (Latijn: tribunus, Byzantijns Grieks τριβούνος) was de titel van twee à drie verkozen ambtsdragers in de Romeinse Republiek. Tribunen konden

  • de Raad van de Plebejers (concilium plebis) bijeenroepen en als voorzitter dienstdoen. Dit gaf de tribuun ook het exclusieve recht om wetsvoorstellen te doen.
  • de Senaat bijeenroepen en voorstellen doen. De macht van de tribuun beperkte zich tot de stad Rome. Zijn veto had geen macht over gouverneurs van provincies en zijn onschendbaarheid gold maar tot een mijl buiten de stadsmuren van Rome. Rond 450 werd het aantal tribunen vergroot tot tien.

Ontstaan en oorspronkelijke functie bewerken

Het Romeins recht kan gezien worden als het eerste Internationaal recht. Het kenmerkte zich door het uniform geldig en toepasbaar zijn van de wetten en een gelijke uitvoering door het gehele rijk. Met de daaraan ook te ontlenen rechten is het zelfs een soort begin van mensenrechten. Dit systeem werd zorgvuldig bewaakt. In de eerste eeuwen van de Romeinse Republiek waren daar zelfs bepaalde gezagsdragers voor: de tribuun (volkstribuun, tribunus), als tegenhanger van de consul.

Tribunen konden wetsovertreders vergeving schenken en de verdediging van beschuldigden op zich nemen. Daarmee waren ze een soort mengeling van wat wij een advocaat noemen en wat in een democratie "de oppositie" genoemd wordt, maar dan structureel aanwezig. Hoewel deze personen zich terughoudend opstelden waren ze feitelijk onschendbaar. Ze konden allerlei besluiten en de uitvoering daarvan stopzetten. Later werd deze scheiding der machten steeds kleiner en verwaterde deze basis van rechtsgelijkheid en bescherming.

Tribunen werden gekozen door de concilium plebis, de volksraad van de Romeinse plebejers.

Tijdens keizerrijk bewerken

Omdat het wettelijk onmogelijk was voor een patriciër om een volkstribuun te worden, werd de eerste Romeinse keizer Augustus het geheel van de bevoegdheden van de tribunen (tribunitia potestas) aangeboden zonder dat hij werkelijk fungeerde als tribuun. Dit werd een van de constitutionele grondvesten van Augustus' gezag, het andere was het imperium proconsulare maius. Het gaf Augustus het recht om de Senaat bijeen te roepen. Ook was hij onschendbaar (sacrosanctus), had het vetorecht (ius intercessionis) en kon hij de doodstraf uitspreken. Het begin van de regering van de meeste Romeinse keizers wordt gedateerd door hun aanvaarding van de tribunitia potestas, hoewel sommige keizers, zoals Tiberius, Titus, Trajanus, Marcus Aurelius deze bevoegdheden al ontvangen hadden tijdens het bewind van hun voorganger. Marcus Agrippa en Drusus II werden nooit keizers maar bekleedden toch de tribunitia potestas. Sommige moderne politici worden ook wel volkstribuun genoemd.

Zie ook bewerken

Externe links bewerken