Sonates en partita's voor onbegeleide viool (J.S. Bach)

J.S. Bach

De Sonates en partita's voor solo viool (BWV 1001 - 1006), oorspronkelijk "Sei Solo a Violino senza Basso accompagnato" genaamd, is een cyclus van zes werken voor viool gecomponeerd door Johann Sebastian Bach. Het werk bestaat uit drie sonates en drie partita's. Het werd in 1843 voor het eerst uitgegeven door Ferdinand David. Delen ervan werden voor het eerst opgenomen door Joseph Joachim in 1904[1]. Het gehele werk werd voor het eerst opgenomen door Yehudi Menuhin in de jaren 30. Heden ten dage behoort het tot het repertoire van vele violisten. De drie sonates zijn zelfs een verplicht onderdeel in de eerste ronde van de Koningin Elisabethwedstrijd voor viool.

Eerste sonate voor onbegeleide viool: Adagio (manuscript daterende uit 1720)

Bach begon met het componeren van deze werken rond 1703 in Weimar. De cyclus werd gecompleteerd in 1720, toen hij als kapelmeester aan het hof van Leopold von Anhalt-Köthen in dienst was.[2] Hier schreef hij tevens de Brandenburgse Concerten en de Zes suites voor onbegeleide cello. De sonates bestaan elk uit vier delen in het typische patroon van de "sonata da chiesa" (kerksonate): langzaam, snel, langzaam, snel. Het eerste deel is gecomponeerd als een vrije prelude, gevolgd door een vierstemmige fuga. Bach heeft deze beide delen duidelijk samenhangend bedoeld; dit volgt uit de aanwijzing om de bladzijde snel om te slaan: "v.s-volti subito". Vervolgens verloopt het midden deel rustig en lyrisch, voornamelijk in de paralleltoonsoort, waarna Bach een snelle aansluiting naar een slotdeel noteert (presto, allegro of allegro assai).[3] De partita's zijn verzamelingen van dansen, zoals de Allemande, Courante, Sarabande en Gigue, hoewel er door Bach binnen de bestaande partitavorm werd geschoven met bijvoorbeeld een Bourrée en een Chaconne.

Wie het werk oorspronkelijk uitgevoerd heeft is niet bekend. Twee getalenteerde violisten van het hof van Dresden, Johann Georg Pisendel en Jean-Baptiste Volumier worden genoemd, alsook Joseph Spiess, de concertmeester van het orkest van Köthen. Anderen wijzen Bach zelf aan als de uitvoerende, daar Bach immers ook een getalenteerd violist was.

Opbouw bewerken

  • Sonate No.1 in g-mineur, BWV 1001
    1. Adagio
    2. Fuga (Allegro)
    3. Siciliana
    4. Presto
  • Partita No.1 in b-mineur, BWV 1002
    1. Allemande
    2. Double
    3. Courante
    4. Double
    5. Sarabande
    6. Double
    7. Tempo di Borea
    8. Double
  • Sonate No.2 in a-mineur, BWV 1003
    1. Grave
    2. Fuga
    3. Andante
    4. Allegro
  • Partita No.2 in d-mineur, BWV 1004
    1. Allemanda
    2. Corrente
    3. Sarabanda
    4. Giga
    5. Ciaccona
  • Sonate No.3 in C-majeur, BWV 1005
    1. Adagio
    2. Fuga
    3. Largo
    4. Allegro assai
  • Partita No.3 in E-majeur, BWV 1006
    1. Preludio
    2. Loure
    3. Gavotte en Rondeaux
    4. Menuet I
    5. Menuet II
    6. Bourrée
    7. Gigue

Discografie (sel.) bewerken