Een schisma (Grieks: σχίσμα, s-chisma of s-chísma van σχίζω, s-chidzō, schizein = splitsen, klieven, afscheuren, splijten) is een splitsing of afscheuring van een organisatie in minstens twee verschillende kampen.

Religieus bewerken

Een schisma is gewoonlijk officieel het gevolg van onverzoenbare ideologische of religieuze geschillen. Doorgaans gebruikt men deze term vooral bij de meer centralistisch geleide religies met een minder grote verdraagzaamheid ten aanzien van ideologische verschillen. Vaak spelen prestige en persoonlijke factoren een rol. Bij het Oosters Schisma in 1054 bijvoorbeeld werd in het Westen hun patriarchaat, Rome, belangrijker gevonden dan de patriarchaten van het Oosten en werd van de Oosterse kerken gevraagd de bisschop van Rome meer gezag toe te kennen dan de andere. Bij het Westers schisma speelde politieke rivaliteit tussen het Duitse keizerrijk en de Franse koning een grote rol.

In historische context verwijst een schisma meestal naar een splitsing binnen het christendom. De twee belangrijkste voorbeelden hiervan zijn het Oosters Schisma van 1054 en het Westers Schisma, dat duurde van 1378 tot 1417. Er mag echter niet worden vergeten dat voorafgaand aan deze schisma's al een aantal andere afscheuringen waren gebeurd: de zogenaamde vroege schismata.

In de historische kerken wordt een schisma als een groot kwaad beschouwd omdat men daarmee "het ene lichaam van Christus" (de Kerk) in stukken scheurt. Sommige kerkafdelingen voelden zich echter tot een scheuring genoodzaakt, wanneer de moederkerk - volgens hen - op essentiële punten het ware christelijke geloof vaarwel had gezegd.

In de middeleeuwen beschouwde men in Europa de stichting van de islam als een schisma, vanuit de opvatting dat Mohammed een christelijke priester zou zijn geweest.[bron?]

Overig bewerken

Het woord schisma kan ook worden gebruikt als men het heeft over een scheuring in bijvoorbeeld de:

Zie ook bewerken

Zie de categorie Schisms van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.