Klassieke periode (Amerika)

De klassieke periode (Classic stage, ongeveer 300-900 AD) is de vierde van de vijf periodes in de precolumbiaanse geschiedenis van Amerika, zoals voorgesteld door Gordon Willey en Philip Phillips in hun boek uit 1958 Method and Theory in American Archaeology.

De culturen van de klassieke periode worden gekarakteriseerd door een ambachtelijke arbeidsdeling en het begin van metallurgie. De sociale organisatie wordt geacht een begin van verstedelijking te tonen en grote ceremoniële centra te bezitten. De ideologie is die van een ontwikkelde theocratie.

Oorspronkelijk werd het begrip "klassieke periode" gebruikt voor de complexe samenlevingen van Meso-Amerika en Peru. Ook andere gevorderde culturen als de Hopewell-cultuur, Teotihuacan en de vroege Mayacultuur vallen echter binnen de periode.

De klassieke periode volgde op de formatieve periode (of pre-klassieke periode) en werd opgevolgd door de postklassieke periode. Beide overlappen wat in een andere indeling de Woodland-periode en de Mississippi-cultuur van Noord-Amerika wordt genoemd.

Noord-Amerika bewerken

In Noord-Amerika werden de Adena opgevolgd door de Hopewellcultuur. Tegenwoordig worden deze ook wel als één Adena-Hopewell culturele traditie gezien. De Hopewellcultuur (ongeveer tussen 1 en 500 na Chr.) kwam uit hetzelfde gebied als de Adenacltuur maar in tegenstelling tot deze breidde ze zich sterk uit. Uiteindelijk werd het gehele oosten van de huidige VS tot ver op de Plains beïnvloed door de Hopewellmensen en overal verschenen grafheuvels. In de kernregio werd Newark Earthworks opgericht, het grootste van aarde gemaakte monument ter wereld . Dit was geen grafheuvel, maar een aardwerk waarvan de functie nog steeds niet bekend is. Handel was voor de Hopewell van groot belang en voorwerpen en exotische materialen reisden duizenden kilometers om uiteindelijk onder andere als grafgift meegegeven te worden aan de elite. Uit het gebied rond de Grote Meren gebied kwamen metalen zoals koper en zilver, uit het gebied van de Golf van Mexico dierlijke producten, alligatortanden en schildpadschilden. Obsidiaan werd helemaal uit het huidige Nationaal park Yellowstone in Wyoming gehaald.

Rond 800 kwam er langs de Mississippi een nieuwe cultuur op. Deze Mississippi-cultuur had als belangrijkste kenmerken de maïs/boon/pompoen-landbouw (vanuit Mexico of misschien wel het zuidwesten) en de bouw van steden. Deze cultuur zou blijven voortbestaan tot aan de komst van de eerste Europeanen in het gebied en zelfs nog een tijdje daarna. Men bouwde de grootste en hoogste heuvels tot dusver (de hoogste is ongeveer 30 meter), en geheel in de traditie van Poverty Point (en wellicht Watson Brake) waren dit geen grafheuvels zoals bij de Adena en Hopewell, maar plat afgestompte "piramides" waarop de elite woonde.

Cahokia, de grootste stad ten noorden van Mexico, kende haar hoogtepunt rond 1100. Op dat moment bezat ze tussen de 10.000 en 40.000 inwoners en was daarmee groter dan de meeste Europese steden uit die tijd. Ze was gebouwd waar nu de Amerikaanse stad St. Louis staat.

Net als bij eerdere Oost-Amerikaanse culturen is er een discussie over de vraag in welke mate de Mississippiërs beïnvloed waren door Meso-Amerika. In dit geval is er meer voor te zeggen dan bij de voorgangers. De Mississippiërs hadden hun economie immers gebaseerd op Mexicaanse gewassen, hun "tempels" en "piramides" lijken erg op die in Mexico (bijvoorbeeld de bekende Quetzalcoatl-piramide van Chichen Itza) en hun godsdienst (de Southern Cult) kent figuren die erg aan hun Mexicaanse collega's doen denken, zoals de Gevederde Slang en de god met de "krulneus" (in Mexico de Regengod Tlaloc). Tegenstanders van de Mexicaanse invloed wijzen er op dat heuvels bouwen een inheemse traditie was, dat de landbouw waarschijnlijk uit het zuidwesten van de VS kwam en dat hier nauwelijks Mexicaanse kunstvoorwerpen zijn gevonden.

Mexicaanse invloed (wellicht Teotihuacán en later zeker de Tolteken) is wel heel duidelijk in het zuidwesten van de VS. Hier ontstonden vanaf enkele eeuwen voor Chr. de drie grote culturen die de grootste bekende ruïnes in de regio achterlieten: de Anasazi, de Mogollon en de Hohokam. De Mogollon zijn vooral bekend om hun aardewerk. De Anasazi bouwden onder andere de rotswoningen van Mesa Verde en het halfronde gebouw Pueblo Bonito, beide pas vanaf de 10e eeuw na Chr. De Mexicaanse invloed is het duidelijkst te zien bij de Hohokam. Lang is zelfs gedacht dat zij van hieruit naar het noorden waren gemigreerd. De Hohokam bouwden Mexicaanse balspelplaatsen, hielden Mexicaanse vogels (kalkoenen, papegaaien, macaw) en gebruikten vanaf 900/1000 na Chr. Mexicaanse koperen belletjes. De vogels en het koper werden overigens ook door de anderen gebruikt.

Aan de Noordwestkust werden tussen 500 voor en 500 na Chr. de eerste totempalen en houten (opslag)huizen gemaakt.

Meso-Amerika bewerken

Verreweg de belangrijkste en grootste (tussen de 100.000 en 250.000 inwoners) Mexicaanse stad uit de klassieke periode was Teotihuacán. De stad lag net ten noordoosten van het huidige Mexico-Stad en is nog steeds een van de belangrijkste (toeristische) trekpleisters van Mexico. Vooral tussen 300 en 500 na Chr. was de invloed van deze metropool in geheel Meso-Amerika voelbaar. De stad bezat drie grote piramides, een grote hoofdweg ("Weg van de Doden") en verschillende wijken ("barrios") voor verschillende bevolkingsgroepen en ambachtslieden. Zo was er een speciale wijk voor mensen uit Oaxaca en een speciale wijk voor obsidiaanbewerkers. Obsidiaan (vulkaanglas) was waarschijnlijk ook een van de redenen voor het succes van de stad. Vlakbij lagen namelijk belangrijke obsidiaanmijnen en obsidiaan speelde in Meso-Amerika de rol die metalen speelde in de "Oude Wereld".

Een andere belangrijke obsidiaanbron in Meso-Amerika lag in de hooglanden van Guatemala. Vanaf ongeveer de vierde eeuw bloeide de oude Mayastad Kaminaljuyu daar ook weer op, nadat het een periode van ontvolking had gekend, maar nu als bijna een kopie van de grootmacht in het noordwesten. Het lijkt alsof de stad ingenomen was door mensen uit Teotihuacán. Iets dergelijks gebeurde in 378 na Chr. toen de grootste Mayastad van dat moment, Tikal (in de Petén), binnengevallen werd door mensen uit Teotihuacán. De Mayakoning stierf en er werd een nieuwe dynastie op de troon gezet. Snel kreeg de architectuur van Tikal Centraal-Mexicaanse trekken. Ook de eerste koning van de Mayastad Copán (West-Honduras) beriep zich op banden met Teotihuacán.

Tot voor kort werd de klassieke periode in Meso-Amerika door de wetenschap nogal eens als de grote bloeiperiode beschouwd, waaraan rond 900 na Chr. op dramatische manier (vooral bij de Maya's) een einde kwam. In populairwetenschappelijke werken leeft dit beeld nog steeds. Zie bijvoorbeeld het recent verschenen werk van Jared Diamond "Collapse", in het Nederlands vertaald als "Ondergang". Hierin beschrijft de auteur de "Ondergang van de Maya's", die volgens hem te wijten was aan het uitputten van de natuurlijke grondstoffen. In werkelijkheid liggen de zaken ingewikkelder. Inmiddels weet men dat de bloei van de Mayacultuur al begon in de formatieve periode (met El Mirador en andere steden) en dat de Mayacultuur na 900 niet helemaal verdween maar eerder van karakter veranderde. Beroemde Mayasteden als Uxmal en Chichen Itza bloeiden bijvoorbeeld ná de voorgestelde "ondergang". Wat er precies gebeurde is echter nog lang niet duidelijk. Feit is dat de Peténregio in de klassieke periode de dichtstbevolkte Mayaregio was waar twee grote steden de dienst uitmaakten (Tikal en rivaal Calakmul). Een verenigd Mayarijk is er echter nooit geweest en bestond ook toen niet. In plaats daarvan was het zoals op de meeste plaatsen in Meso-Amerika een mozaïek van stadstaten.

Zuid-Amerika bewerken

 
Graf van de "Heer van Sipán"

In Zuid-Amerika was de oorspronkelijk uit Mexico afkomstige maïslandbouw een groot succes. Ze verspreidde zich over bijna het gehele continent en kwam alleen in het uiterste zuiden (Patagonië) niet voor. Datzelfde geldt voor aardewerk. In Peru was de invloed van Chavín groot geweest, maar tot ongeveer 500 na Chr. volgde weer een periode van politieke en culturele verdeeldheid. De bekendste en belangrijkste culturen uit deze periode (300 voor - 500 na Chr.) waren de Moche aan de noordkust en de Nazcacultuur aan de zuidkust. De Moches bouwden grote piramides van adobe en werden vanwege hun natuurgetrouwe portretten in aardewerk weleens "de Grieken van Amerika" genoemd. Ook de vondsten uit het graf van de "Heer van Sipán" zijn wereldberoemd, evenals de afbeeldingen van dagelijkse scènes (jacht, oorlog, handel) en het erotische aardewerk.

 
Lijnen en figuren van de Nazca cultuur: de kolibrie

De Nazcacultuur is zo mogelijk nog bekender, vanwege de zogenaamde Nazcalijnen in de Zuid-Peruaanse woestijn. De lijnen en figuren hebben voor nogal voor wat opschudding gezorgd omdat het onmogelijk is deze vanaf de grond te zien herkennen. Verhalen over buitenaardse wezens bleven dan ook niet uit, maar deze zijn vooral het gevolg van een slechte kennis over de mensen die ze maakten. Zo worden de Nazca's nogal eens bestempeld als "een primitief volk" dat niet tot zulke dingen in staat was, onder andere door Erich von Däniken. Inmiddels is echter bewezen dat ook de Nazca's steden en piramides bouwden en de lijnen zijn dan ook mogelijk aanwijzingen voor ondergrondse waterbronnen die de Nazcaboeren nodig hadden om in de woestijn te kunnen overleven.

 
Wari & Tiwanaku delen de centrale Andes tussen 500 en 1000 na Chr.

Na 500 werden de meeste Peruaanse kust- en Andesculturen beïnvloed en/of veroverd door het eerste grote Andesrijk: de Wari. Dit rijk, met als centrum het huidige Ayacucho, moest de macht delen met een ander rijk, ten zuiden van het Titicacameer: Tiwanaku. De invloed van Wari reikte tot aan het Mochegebied aan de noordkust en de invloed van Tiwanaku deed zich gelden tot in Noord-Chili en Noordwest-Argentinië. Er zijn echter verschillen tussen beide rijken. Wari was een voorloper van het Incarijk, met een stadscultuur en een voornamelijk politiek-militaire agenda. De stad Tiwanaku was meer een religieus centrum dat belangrijke cultureel/religieuze ideeën uitdroeg. Tiwanaku was, net als nu, waarschijnlijk een groot pelgrimsoord, eerder vergelijkbaar met Mekka of Jeruzalem dan met een machtige politieke hoofdstad als het oude Rome.

De volkeren in de Zuid-Amerikaanse laaglanden ontdekten het gebruik van de vruchtbare rivieroevers (bekend onder de Braziliaanse term varzea) voor intensieve maïs- en manioklandbouw en in de Amazonebekken leerde men de zogenaamde Terra Preta do Indio ("Zwarte Aarde van de indiaan") en de Terra Mulata (Bruine Aarde) gebruiken om de van oorsprong arme Amazonegrond zeer vruchtbaar te maken. Rond het begin van de christelijke jaartelling werd maïs het belangrijkste landbouwproduct en ontstonden in het Beneden-Amazonegebied de eerste technisch complexe samenlevingen, zoals Marajoara op Marajó-eiland, aan de monding van de Amazone. Er werden grote kunstmatige heuvels opgericht waarop grote dorpen gebouwd werden. Rond 1000 kwamen de grote bevolkingsmigraties van de Arawakken tot hun einde. Op allerlei plaatsen, van Suriname tot Zuid-Brazilië en van Ecuador tot Oost-Brazilië, ontstonden invloedrijke gemeenschappen en culturen die via het uitgebreide rivierenstelsel een groot handelsnetwerk onderhielden. Op deze manier bereikten uiteindelijk ook allerlei goederen uit de Andes (zoals metalen) het gebied.