James (motorfiets)

motorfiets

James is een Brits historisch merk van motorfietsen.

The James Cycle Co. Ltd
De huiskleuren van James tot aan de Tweede Wereldoorlog: bruin met rode en goudkleurige biezen
Rechtsvorm Naamloze vennootschap
Oprichting 1880
Opheffing 1964
Oprichter(s) Harry James
Sleutelfiguren Harry James, Charles Hyde, Fred Kimberley, Selby Arter, Bert Hopwood, Dennis Poore
Land Verenigd Koninkrijk
Hoofdkantoor Birmingham
Producten Motorfietsen
Portaal  Portaalicoon   Economie

De bedrijfsnaam was: The James Cycle Co. Ltd., Gough Road, Greet, Birmingham

Historie bewerken

De James Model T-modellen waren in 1903 bijna identiek aan deze Minerva.

Jaren nul bewerken

Harold W. (Harry) James (1860-1905) werkte in een machinefabriek, maar rond 1883 besloot hij zijn eigen rijwielfabriek te beginnen: The James Cycle Co. Daarvoor kocht hij een voormalige beddenfabriek op Constitution Hill in Birmingham. Zijn James-fietsen waren zowel licht als stevig gebouwd en de zaken liepen vanaf het begin goed. Rond 1890 moest er al een groter pand op Sampson Road worden betrokken. In 1891 haalde Harry zijn vriend Charles Hyde als manager in het bedrijf. Harry James was toen al ziek. Samen met Charles Hyde vormde hij het bedrijf om tot het op 22 mei 1897 een naamloze vennootschap werd, met Hyde als directeur. James ging vanwege zijn ziekte een jaar later al met pensioen, hoewel hij wel nog adviseur op technisch gebied bleef, tot zijn dood in 1905. Hyde nam in 1902 Fred Kimberley in dienst. Hoewel nog jong, was Kimberley al in de leer geweest bij Hillman, Herbert & Cooper Ltd.(Premier Cycles) en had hij gewerkt bij Hotchkiss, May & Meek, producenten van de Coventry-Eagle-motorfietsen met MMC-snuffelklepmotoren, feitelijk kopieën van de De Dion-Bouton snuffelklepmotor. Hij bleef directeur van James tot de overname door Associated Motor Cycles in 1950. De eigen Britse industrie was aan het begin van de 20e eeuw door de Red Flag Act nog niet aan haar motorontwikkeling begonnen. De eerste gemotoriseerde fietsen die Kimberley ontwikkelde werden dan ook aangedreven door inbouwmotoren van het Europese vasteland: Minerva-, Derby en FN. Het eerste model had een Minerva-kop/zijklepmotor die aan de verstevigde voorste framebuis van een fiets werd gemonteerd. De aandrijving geschiedde echter niet op het voorwiel, maar via een riem naar het achterwiel. Later, toen de Nieuwe Wernermethode opgang deed maar door patenten niet gebruikt mocht worden, gebruikte men loop frames om de motor zo laag mogelijk in het frame te hangen. De uitvinder Philip Louis Renouf, die vlakbij woonde, bood James een zeer bijzondere motorfiets aan, met enkelzijdige wielophanging en met de tanks voor olie en brandstof voor het balhoofd. De machine baarde veel opzien bij de motortentoonstelling van Londen in 1908, niet alleen vanwege de bijzondere wielophanging, maar ook vanwege de motor. Dat was een volledige kopklepmotor met een boring/slagverhouding van 86 x 90 mm en een cilinderinhoud van 522,8 cc. Deze motor was door James zelf ontwikkeld en gebouwd. In die tijd was Kimberley intussen toegetreden tot de raad van bestuur en was Selby Arter directeur geworden. De James-motorfietsen hadden als eerste trommelremmen met bronzen remschoenen. In latere versies had de machine alleen nog de olietank voor het balhoofd en de brandstoftank onder het zadel en in 1911 werd ook een parallellogramvork toegepast. Terwijl de motorfietsen tot dat moment slechts een bijproduct van de fietsenfabriek waren geweest, werd in 1908 een nieuwe fabriek voor de motorfietsproductie gebouwd aan Gough Road in de wijk Greet. James verklaarde haar afwezigheid van de markt in een persverklaring als volgt: Between the year 1904 - when we last catalogued a Motor Cycle - and the present time, we have been steadily experimenting, testing, and perfecting the Motor Cycle made on entirely new principles, which we are now offering to the public. The design and equipment are entirely novel. Our Motor Cycle is not an adapted cycle with engine, tank, etc., attached, but is designed with a view to perfect comfort and control, the result of which is a well-balanced, carefully thought-out vehicle, which is most accurately described as the "One Track Car." De James Safety-modellen verkochten niet goed genoeg en bleven slechts drie jaar in productie. In 1911 werden de laatste gebouwd.

James Safety Model uit 1910 met enkelzijdige wielophanging en de olietank vóór het balhoofd. De oorspronkelijke machine uit 1909 had beide tanks (olie en benzine) voor het balhoofd.
Jarenlang een kenmerk van de James-motoren, de ongelijkmatig gevormde koelribben, zoals op dit Model 6 4½ HP uit 1914
De James-eencilinders waren compact gebouwd door de achter de cilinder gemonteerde ontstekingsmagneet. Dit is de motor van het Model 6 3½ HP uit 1913.
Het James Model 6 4½ HP uit 1914 was bedoeld als zijspantrekker
James Model 8 Lightweight (225 cc) uit 1920
James Model 12 3½ HP (500 cc) uit 1926

Modellenoverzicht jaren nul bewerken

James 1902 1903 1904 1905 1906 1907 1908 1909
Model Model A en Model B Model T 2 HP en Model T 2½ HP Model T 2½ HP Safety

Jaren tien bewerken

De jaren tien begonnen met de verbeterde Safety-modellen 1 en 2, maar al in 1911 werden meer conventionele motorfietsen gepresenteerd: het 558cc-Model 3 met riemaandrijving, het Model 4 met riemaandrijving met een variabele poelie, waardoor er twee versnellingen ontstonden en het Model 5 Tourist Trophy, een kaal (dus licht en sportief) model met riemaandrijving, maar zonder versnellingen en zonder de aanfietsinrichting (ketting en tandwielen). Deze 3½ HP-serie werd onmiddellijk uitgebreid en in de jaren 1913-1914 leverde James deze modellen al zonder versnellingen, met twee of drie versnellingen, als sportmodel, toermodel en zijspantrekker en in 1914 kwam er ook een sportieve V-twin, het James Model 7 Twin Solo 3½ HP, waarvan een raceversie in de TT van Man werd ingezet. In dat jaar verschenen ook de zwaardere 600cc-4½ HP-toermodellen annex zijspantrekkers. Toen een jaar later ook nog de lichte commuter Model 8 Lightweight verscheen kon James alle soorten klanten bedienen: forensen, sportieve rijders, toeristische rijders en zijspanrijders. James was dan ook een gerenommeerd merk geworden en was een van de weinigen die tijdens de Eerste Wereldoorlog mochten doorproduceren. De productie van civiele motorfietsen moest op last van het War Office (ook bij James) worden stilgelegd om materialen (staal en rubber) te sparen voor de oorlogsproductie, maar grote merken als James, AJS, Norton en P&M mochten motorfietsen leveren aan de Britse, Belgische, Franse en Russische troepen. In het geval van James werd voornamelijk munitie geproduceerd, maar een aangepaste versie van het Model 7 Twin Solo werd geleverd aan België en Rusland. In feite lag de civiele productie alleen in 1916 stil, want in 1917 waren het Model 8, het Model 7 Twin Solo en het Model 6 4½ HP alweer te koop. De vraag naar motorfietsen steeg na de oorlog enorm, niet in de laatste plaats omdat veel oorlogsveteranen juist door de oorlog kennis hadden gemaakt met gemotoriseerd transport. De productiemiddelen (alweer staal en rubber) waren echter schaars en de prijzen daardoor hoog. Aan het einde van de jaren tien verscheen het Model 9, een 662cc-V-twin, die de voorbode was van het zwaardere 750cc-Model 10. De 558cc-eencilinders (3½ HP) faseerden al in 1915 uit.

Modellenoverzicht jaren tien bewerken

James 1910 1911 1912 1913 1914 1915 1916 1917 1918 1919
Safety-modellen Model 1 en Model 2
225cc Model 8 Lightweight
500cc Model 3 1911

Model 4 1911

Model 5 Tourist Trophy

Free Engine Model

Sidecar Model

Standard Model

Three Speed Model

TT Model

Two Speed Model

Free Engine Model

Model 6

Sidecar Model

Standard Model

Three Speed Model

TT Model

Two Speed Model

Model 1

Model 2

Model 3 1914

Model 4 1914

Model 7 Twin Solo

Model 7a Tourist Trophy

Model 7 Twin Solo

Model 7a Tourist Trophy

600cc Model 5 4½ HP

Model 6 4½ HP

Model 6 4½ HP
660cc Model 9 5/6 HP

Jaren twintig bewerken

De fabriek brandde in 1920 af waardoor de productie twee jaar lang op een laag pitje stond. Toch was deze brand niet ongunstig voor James: de verzekering betaalde de wederopbouw van de fabriek en men had nog het geld dat de oorlogsproductie had ingebracht. Door de hyperinflatie van begin jaren twintig had James veel geld kunnen verliezen, maar omdat de productie stillag gebeurde dat niet. James begon aan deze periode met de 225cc-2¼ HP-modellen voor woon-werkverkeer, de 500cc- 3½ HP-modellen als sportmotoren, de 600cc-4½ HP-modellen als toermotoren en zijspantrekker en het 660cc-Model 9 5/6 HP als pure zijspantrekker. Complete zijspancombinaties werden geleverd in samenwerking met zijspanfabrikant Mead & Deakin, die eveneens in Birmingham gevestigd was. Ondanks de brand stond de ontwikkeling niet lang stil, want al in 1921 verscheen het 750cc-Model 10. In 1923 volgden de 350cc-modellen, waarvan het Model 18 in 1925 een kopklepmotor kreeg. In 1924 kwamen de 250cc-modellen, die in de jaren twintig alleen nog met zijklepmotor geleverd werden. In 1928 begon men samen te werken met tweetaktspecialist Villiers in Wolverhampton. Villiers leverde tweetaktmotoren voor allerlei doeleinden, maar vooral als inbouwmotor voor tientallen merken in het Verenigd Koninkrijk, op het Europese vasteland en in Australië. James kocht 175cc-Villiers-motoren om de sportieve 175cc-modellen te produceren, maar al in 1929 volgden de 200cc-modellen. De 4½ HP-modellen en het Model 10, de zwaarste modellen die James ooit leverde, waren intussen uit productie gegaan, evenals de lichte 2¼ HP-modellen. Dat was mede het gevolg van de opkomst van betaalbare auto's, zoals de Austin Seven. De beurskrach van 1929 zorgde ervoor dat de vraag naar dure en zware motorfietsen nog verder terugliep, maar James was feitelijk door te beginnen met de productie van lichte tweetakten al min of meer voorbereid op de Grote Depressie. Bovendien was de productie van fietsen nog steeds heel belangrijk, misschien wel winstgevender dan de motorfietsproductie.

Nieuwe type-aanduidingen bewerken

In 1929 begon James met nieuwe type-aanduidingen, gerelateerd aan het productiejaar. Alle machines kregen de naam "Model A", gevolgd door een getal. Deze getallen hielden echter geen enkel verband met de cilinderinhoud of de toepassingsmogelijkheden. De modellen A1 t/m A3 waren 500cc-modellen, de modellen A4 t/m A6 waren 350cc-modellen, Het model A7 was een 175cc-model, de modellen A8 en A9 waren 200cc-modellen en het model A10 een 500cc-speedwayracer.

Modellenoverzicht jaren twintig bewerken

James 1920 1921 1922 1923 1924 1925 1926 1927 1928 1929
175cc Model 20 De Luxe

Model 20 Standard

Model A7
200cc Model A8

Model A9

225cc Model 8 Lightweight Model 8 Lightweight

Model 8a Lightweight

Model 8a Lightweight Model 8b Lightweight
250cc Model 14 Model 17

Model 17a

Model 17
350cc Model 11

Model 11a

Model 11

Model 11a

Model 18

Model A4

Model A5

Model A6

500cc Model 7

Model 7a

Model 12 Model A1

Model A2

Model A3

Model A10

550cc Model 19
600cc Model 6 4½ HP Model 16 4½ HP
660cc Model 9 5/6 HP
750cc Model 10 7 HP Model 10 7 HP

Model 10a 7 HP

Model 10 7 HP

Jaren dertig bewerken

James begon de jaren dertig met niet minder dan elf modellen: 500cc-V-twin-sportmodellen, een speedwayracer, 350cc-zij- en kopkleppers, 250cc-zijkleppers en tweetakten, 175- en 200cc-tweetakten. De economische crisis dwong het merk om de dure, zware viertaktmotor van lieverlee af te laten vloeien. In 1936 werden uitsluitend tweetakten geleverd in slechts vijf modellen: de 150cc-G15 en G16 Lightweight, de 200cc-G12 Lightweight, de 250cc-G7 en de 500cc-G2. In de jaren hierna werden steeds lichtere modellen toegevoegd: de 125cc-modellen in 1937 en de 98cc-modellen in 1938.

Overname van Baker bewerken

De economische crisis dwong Frank Baker om zijn bedrijf in 1930 te verkopen. Baker was ook gevestigd in Birmingham, vlak bij de James-fabriek, en hij had naam gemaakt met zijn "Precision" en "Beardmore-Precision"-inbouwmotoren. In de laatste jaren had hij echter Villiers-motoren gebruikt en zich vooral gericht op de ontwikkeling van frames en voorvorken. Door het bedrijf van Baker over te nemen kwam James in het bezit van het Baker Patent Duplex Frame en de Baker Patent (girder type)-voorvork. Frank Baker kwam in dienst van James tot zijn vertrek naar Associated Motor Cycles. James produceerde in 1930 nog ongeveer 4.000 Baker-motorfietsen, maar daarna verdween de merknaam "Baker". James leverde sommige modellen met een eigen tweetaktmotor, die was afgeleid van een Baker-motor.

Modellenoverzicht jaren dertig bewerken

James 1930 1931 1932 1933 1934 1935 1936 1937 1938 1939
98 cc Model J17

Model J18

Model K17

Model K18

125 cc Model I17 Model J17 Model K17
150 cc Model D14

Model D15

Model E15

Model E16

Model F15

Model F16

Model G15

Model G16

Model H15

Model H16

Model I15

Model I16

Model J15

Model J16

Model K15

Model K16

175 cc Model B11 Model C10
200 cc Model B9

Model B10

Model C9

Model C11

Model C12

Model D11

Model D12

Model E12 Model F12 Model G12 Model H12 Model I12 Model J12 Model K12
250 cc Model B7

Model B8

Model C5

Model C7

Model C8

Model D5

Model D7

Model D8

Model E7

Model E8

Model F5

Model F7

Model F8

Model G5

Model G7

Model G8

Model H8

Model H9

Model I8

Model I9

Model J8

Model J9

Model K8

Model K9

350 cc Model B4

Model B5

Model C4 Model D4
500 cc Model B1

Model B2

Model B3

Model B6

Model C1

Model C2

Model C3

Model D1

Model D2

Model E2 Model F2 Model G2
James M.L. uit 1947 in trialversie.
James 1F uit 1949.

Jaren veertig bewerken

In 1940 was de productie door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog al grotendeels beëindigd. James leverde in dat jaar alleen nog 98cc-autocycles omdat ze nodig waren om werknemers naar de fabrieken te kunnen laten rijden. Verder maakte men voornamelijk munitie en vliegtuigonderdelen. Op 11 december 1940 werd de fabriek aan Gough Road gebombardeerd als onderdeel van de "Birmingham Blitz". Daardoor lag alle productie drie jaar stil. Pas in 1943 kon ze weer worden opgestart. Tijdens de oorlog bleek echter dat infanterie-eenheden behoefte hadden aan een lichte maar stevige motorfiets. Het James Model K17 kon met enige aanpassingen aan die eis voldoen. Zo ontstond in 1943 de James M.L. ("Military Lightweight"). Er werden er tot begin 1945 waarschijnlijk ongeveer 7.000 aan het War Department verkocht, maar de laatste bestelling (framenummers ML 7001 tot ML 10.000) werden afbesteld omdat het einde van de oorlog naderde. Vanaf 1945 werden de restanten van de militaire M.L. in "civiele" kleuren gespoten. Aanvankelijk was dat zwart met zilverkleurige tankflanken en goudkleurige biezen, vanaf de tweede helft van 1946 bordeauxrood met zilverkleurige tankflanken. Dit waren feitelijk nog steeds de militaire voorraden met opklapbare voetsteunen, draaibaar stuur[1] en een cilindervormig gereedschapskastje. Vanaf 1947 vervielen deze elementen. De productie eindigde in 1948. De James M.L. werd opgevolgd door de James Cadet. In 1946 kon James de productie al uitbreiden met de autocycles waarmee men in 1940 geëindigd was. In 1949 werd de basis gelegd voor nieuwe series voor de jaren vijftig: de James 1F zou de James Comet worden, de James 10D Deluxe werd de James Cadet en de James 6E Deluxe werd de James Captain.

Modellenoverzicht jaren veertig bewerken

James 1940 1941 1942 1943 1944 1945 1946 1947 1948 1949
Oorlogsproductie:

Munitie en vliegtuigonderdelen

98cc Model L18

Model L20

Autocycle Deluxe Autocycle Deluxe

1F

1F Deluxe

125cc M.L. 10D Deluxe
200cc 6E Deluxe

Trials

Jaren vijftig bewerken

Associated Motor Cycles bewerken

In 1951 nam het AMC-concern James over en verliet Fred Kimberly na bijna vijftig jaar het bedrijf. AMC was in 1931 ontstaan toen Harry en Charlie Collier het bijna failliete AJS aan hun eigen merk Matchless toevoegden en Amalgamated Motor Cycles werd geboren. In 1937 kwam daar de (merknaam) Sunbeam bij, die werd gekocht van Imperial Chemical Industries, dat eigenaar van het merk was, maar niet veel aan de motorfietsproductie deed. Toen veranderde de naam in "Associated Motor Cycles". Sunbeam werd al snel weer doorverkocht, maar na de Tweede Wereldoorlog kregen de merken AJS en Matchless via badge-engineering vrijwel identieke modellen van 350- en 500 cc. Omdat AMC moest concurreren met de BSA-groep (BSA, Triumph, Sunbeam, Ariel en New Hudson) was er behoefte aan een veel breder modellenpallet en in 1947 nam men daarom ook Francis-Barnett over, vooral om meer lichte modellen te krijgen. Ook Francis-Barnett gebruikte de Villiers-tweetaktmotoren en toen James in 1951 werd toegevoegd gingen ook de lichte modellen sterk op elkaar lijken. Zo had AMC lichte tweetakten tot 250 cc (Francis-Barnett en James) en zware modellen (AJS en Matchless). Van de grote merken was alleen Norton nog zelfstandig, maar ook dat merk werd in 1953 onder de vlag van AMC gebracht. Norton bleef de badge-engineering bespaard. Dat kon onder leiding van Bert Hopwood eigen modellen ontwikkelen en was naast Francis-Barnett het enige AMC-merk dat winst boekte. Hopwood werd zelfs nog even directeur van AMC, maar vertrok rond 1960 naar zijn oude werkgever Triumph.

Het resultaat van de samenvoeging was dat vanaf halverwege de jaren vijftig James en Francis-Barnett vrijwel dezelfde motorfietsen maakten. De 150cc-James Cadet L15 was de Francis-Barnett Plover, de 200cc-James Captain was Francis-Barnett Falcon 70, de 225cc-James Cavalier was Francis-Barnett Cruiser 75 en de 250cc-James Commodore was Francis-Barnett Cruiser 80. De toevoeging bij AMC zorgde er wel voor dat James-motorfietsen soms werden uitgerust met eigen AMC-motorblokken en dat ze ook profiteerden van de ontwikkeling van veersystemen waar vooral bij Norton aan gewerkt werd.

Modellenoverzicht jaren vijftig bewerken

James 1950 1951 1952 1953 1954 1955 1956 1957 1958 1959
98 cc Autocycle Superlux

Comet Deluxe

Comet Standard

Autocycle Superlux

Comet Deluxe

Comet Standard

Commodore J4

Autocycle Superlux

Comet J10 Standard

Comet J3 Deluxe

Commodore J4

Comet J11 Comet L1
125 cc Cadet Deluxe

Cadet Standard

Cadet Deluxe

Cadet J6 Deluxe

Cadet Standard

Cadet J5

Cadet J6 Deluxe

Cadet J5
150 cc Cadet J15 Cadet L15 Cadet L15

Cadet L15A

175 cc Cavalier L17
200 cc Captain Deluxe

Captain J8 Deluxe

Captain Standard

Trials

Captain Deluxe

Captain J8 Deluxe

Captain Standard

Colonel Mk I

Captain Deluxe

Captain J8 Deluxe

Captain Standard

Commando J9 Trials

Captain K7

Commando J9 Trials

Cotswold K7C

Captain K7

Commando J9 Trials

Commando K7T

Cotswold K7C

Captain K7

Commando K7T

Cotswold K7C

Captain K7
225 cc Colonel K12
250 cc Commodore L25 Commodore L25

Commando L25T

Cotswold L25S

James Sports Captain L20S (200 cc) uit 1962

Jaren zestig bewerken

James begon aan de jaren zestig met modellen van 98- tot 250 cc, toermodellen, sportmodellen, trialmotoren en scramblers. De concurrentie uit Japan was toen al zichtbaar. Honda timmerde aan de weg met goede resultaten in de Isle of Man TT en Yamaha had met de YDS-1 een sterke en sportieve 250cc-machine. Uiteindelijk ontwikkelde AMC voor James en Francis-Barnett ook een 250cc-tweecilinder, de James Superswift. Daarvoor moest men een beroep doen op Dennis Poore, inmiddels eigenaar van Villiers, die de motor leverde. Het kon het bedrijf niet redden. Nu alleen Norton en Francis-Barnett nog een bescheiden winst boekten, kon AMC niet zelfstandig blijven bestaan. Het werd in 1966 verkocht aan Dennis Poore, de Norton-Villiers oprichtte, maar de namen AJS, Marchless, James en Francis-Barnett verdwenen.

Modellenoverzicht jaren zestig bewerken

James 1960 1961 1962 1963 1964 1965 1966
98 cc Comet L1
150 cc Cadet L15A

SC1

Cadet L15A

SC1

SC4

Cadet M15

SC1

SC4

Cadet M15

Cadet M16

Cadet M16
200 cc Captain L20 Captain L20, Sports Captain L20S
250 cc Commodore L25

Commando L25T

Cotswold L25S

Commodore L25

Commando L25T

Cotswold L25S

Superswift

Superswift

Sports Superswift

Trials M25T

Scrambler M25R

Sports Superswift

Trials M25T

Scrambler M25R

Scrambler M25RS

Sports Superswift

Trials M25T

Scrambler M25RS

Zie de categorie James motorcycles van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.