Heer Halewijn zong een liedekijn

lied
Voor de gelijknamige liedbundel uit 1953: zie Heer Halewijn (liedbundel).

Heer Halewijn zong een liedekijn of het Lied van Heer Halewijn is een mondeling overgeleverde ballade, die waarschijnlijk stamt uit de middeleeuwen.

Een scène uit het lied van heer Halewijn. Illustratie door Henricus Jansen.

Inhoud bewerken

De verleidelijk zingende Heer Halewijn in het bos weet veel vrouwen naar zich toe te lokken. Ook een prinses wil graag naar hem toe. Haar ouders en zus verbieden dit, omdat nog nooit iemand daarvan teruggekomen is. Haar broer geeft haar wel toestemming om te gaan, als ze haar eerbaarheid maar bewaart. De prinses trekt haar mooiste kleren aan en rijdt op haar paard het bos in.

Na een tijdje ontmoet ze Heer Halewijn, die haar meeneemt naar een galgenveld, waar de dode lichamen hangen van de vrouwen die eerder door Heer Halewijn werden verleid. Heer Halewijn is diep onder de indruk van de schoonheid van de prinses en staat haar daarom een laatste gunst toe: ze mag zelf weten hoe ze gedood wil worden. Ze kiest voor het zwaard (de adellijke manier om te sterven, i.t.t. de galg).

Dan blijkt dat dit onderdeel is van een list die ze heeft bedacht: ze zegt tegen Heer Halewijn dat hij zijn overkleed moet uittrekken, opdat dit niet met het bloed van een maagd, een jonge vrouw, besmeurd zal raken. Terwijl Heer Halewijn zijn kleed uittrekt, grijpt de prinses haar kans en hakt zijn hoofd eraf. Het afgehakte hoofd vraagt haar nog zijn nek te zalven en in het graanveld op zijn hoorn te blazen, zodat zijn vrienden weten dat hij dood is. De prinses weigert beide verzoeken resoluut, ze luistert immers niet naar moordenaars. Ze stapt weer op haar paard en rijdt met het hoofd in haar schoot terug naar huis. Onderweg komt ze de moeder van heer Halewijn tegen, die ze vertelt dat haar zoon dood is.

De koning is blij dat zijn dochter levend teruggekomen is. Er wordt een feestmaal gehouden, met het afgehakte hoofd op tafel.

Achtergronden bij het lied bewerken

Het motief lijkt deels overgenomen uit het verhaal van Johannes de Doper. Het thema van het "onweerstaanbare lied" is ook bekend van de sirenen uit de Odyssee en de Loreley. Er is echter een verschil: in het lied van Heer Halewijn wordt de slechterik verslagen.

Bij het zingen wordt de tweede regel van elke strofe herhaald, behalve als de strofe drie regels telt, dan wordt de derde regel op de melodie van de herhaling gezongen.

Er zijn meerdere varianten van dit lied bekend, zowel wat betreft tekst als melodie. Voor het Nederlands alleen al zijn er tachtig versies bekend en het lied is in alle talen van Europa teruggevonden. Bij varianten uit Groningen, Friesland en Twente wordt in plaats van Heer Halewijn, Heer Alberts of Jan Alberts genoemd. De overeenkomst van dit Alberts met de naam Alberich suggereert een verband met de Germaanse mythologie.

Enkele aspecten wijzen op een Keltische oorsprong. Zo is de naam Halewijn verwant met Halloween, de nacht waarin mensen en bovennatuurlijke figuren nabij elkaar komen. Halewijn figureert dan in deze ballade als boven- of onderaardse verschijning die een vruchtbaarheidsoffer verlangt van de gemeenschap. Tot de prinses, de representant van het volk, als een Ariadne en Theseus in één gedaante, het monster verslaat en triomfantelijk (al zingend en klingend) terugkeert naar de bewoonde wereld. Daarnaast wijst ook het afgehakte maar toch nog sprekende hoofd op een Keltische oorsprong.

Ook een ander motief wijst op een hoge ouderdom; Halewijn verleidt meisjes met zijn stem. In de Tsjechische versie komt ook een oud motief voor; daar luist de koningsdochter Halewijn, een gebaar dat een hoge graad van intimiteit veronderstelt maar ook iets wat (vermoedelijk) al eeuwen niet meer gedaan wordt.

Het lied drijft op fundamenteel menselijke polen: liefde-haat, dood-leven, gehoorzaamheid-nieuwsgierigheid, man-vrouw, angst-verlangen, eros-thanatos, overtreding-bestraffing. Het wordt vaak beschouwd als een vrouwenlied en daar is alle reden toe. Tot in de twintigste eeuw werd het vaak gezongen door meisjes en vrouwen en lyriek was en is in orale tradities veelal een vrouwenzaak.

Datering bewerken

De datering van het lied is vrij onzeker, maar er wordt gedacht dat het ongeveer in de 13e of 14e eeuw is ontstaan. Het is, voor zover bekend, pas voor het eerst opgetekend in de 19e eeuw: rond 1830 noteerde Jan Frans Willems het van een los liedblaadje en publiceerde het in 1848 op blz. 116-119 van zijn boek Oude Vlaemsche Liederen. Vorm, taalgebruik en onderwerp wijzen op een middeleeuwse oorsprong. Het lied zou dan eeuwenlang mondeling zijn overgeleverd (orale traditie). Een andere mogelijkheid is dat eerdere noteringen verloren zijn gegaan.

Over de datering van de twee laatste regels is discussie onder letterkundigen. Vermoed wordt dat ze pas later zijn toegevoegd, omdat het woord "banket" in de betekenis van feestmaal pas sinds de 16e eeuw in gebruik is.

Duitse versies van het lied zijn opgetekend in de 16e eeuw.[1]

Literatuur bewerken

  • Stefaan Top: Sir Halewijn in the Flemish Oral and Printed Tradition. The Stockholm Ballad Conference 1991. Stockholm 1992, p. 105 -- 118
  • Holger Olof Nygard, The Ballad of Heer Halewijn, its form and Variationes in Western Europe: A Study of the History and Nature of a Ballad Tradition. Helsinki 1958 (FF Comunications No 169)
  • Ate Doornbosch: Onder de Groene Linde Deel 1. Uitgeverij Uniepers, Amsterdam 1987 ISBN 90 6825 0485
  • Frits van Oostrom: Stemmen op schrift. Amsterdam, 2006, p. 88 - 92.

Externe links bewerken

Werken van of over dit onderwerp zijn te vinden op de pagina Heer Halewijn zong een liedekijn op Wikisource.