Gaswisseling is de uitwisseling van de gassen zuurstof (O2) en koolzuurgas (CO2) tussen een organisme en zijn omgeving ten behoeve van zijn respiratie of ademhaling. Deze gaswisseling is essentieel voor het leven. Als deze niet plaatsvindt volgt verstikking.

Gaswisseling bij mensen en andere zoogdieren bewerken

  Zie Ademhalingsstelsel (mens) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
 
Gaswisseling in de longen

Bij mensen en andere zoogdieren vindt gaswisseling plaats in de longen, waarbij zuurstof (O2) wordt opgenomen in het bloed terwijl koolzuurgas (CO2) wordt afgegeven aan de longlucht. Het bloed bevat rode bloedcellen (erytrocyten) waarin hemoglobine (Hb) zit; hemoglobine kan zuurstof en, in mindere mate, koolstofdioxide aan zich binden. Zuurstof diffundeert door de wand van de longblaasjes en de wand van de haarvaten naar het bloed en bindt zich in de rode bloedcel aan de hemoglobine. Het wordt, gebonden aan hemoglobine, naar de weefsels vervoerd waar het wordt gebruikt bij de verbranding binnen iedere cel. Dit levert energie en CO2 op. De vrijgekomen CO2 lost op in het bloedplasma, bindt zich aan bloedeiwitten en hemoglobine en wordt door de circulatie terug vervoerd naar de longen. In de longen diffundeert het koolzuurgas door de wand van de haarvaten en de wand van de longblaasjes naar de longlucht; bij het uitademen wordt de longlucht ten slotte uit het lichaam verwijderd.

Planten bewerken

  Zie Ademhaling (plant) en Fotosynthese voor de hoofdartikelen over dit onderwerp.

Door de huidmondjes, voornamelijk van het blad, wisselen planten gassen uit met de omgeving. Bij de afvoer van gassen verliezen de planten ook water in de vorm van waterdamp. Dit is de drijvende kracht achter het watertransport in de plant. Koolstofdioxide (CO2) wordt door de planten opgenomen en door de cellen in het blad gebruikt voor fotosynthese. Zuurstof (O2) wordt door de cellen als afvalstof afgegeven. 's Nachts hebben de planten echter zuurstof nodig.

Zie ook bewerken