Aquilegia einseleana

soort uit het geslacht Akelei

Aquilegia einseleana is een overblijvende plant uit de ranonkelfamilie (Ranunculaceae) die vooral te vinden is in de subalpiene zone van de zuidelijke en oostelijke Alpen.

Aquilegia einseleana
Aquilegia einseleana
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:Angiospermae (Bedektzadigen)
Clade:'nieuwe' Tweezaadlobbigen
Orde:Ranunculales
Familie:Ranunculaceae (Ranonkelfamilie)
Geslacht:Aquilegia (Akelei)
Soort
Aquilegia einseleana
F.W.Schultz (1848)
Aquilegia einseleana, habitus
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Aquilegia einseleana op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Naamgeving en etymologie bewerken

  • Synoniem: Aquilegia portae Huter
  • Frans: Ancolie d'Einsele
  • Duits: Kleinblütige Akelei
  • Engels: Einsel's Columbine
  • Italiaans: Aquilegia di Einsele

De soortaanduiding einseleana is een eerbetoon aan de Beierse botanicus en arts August Max Einsele (1803-1870), die de plant ontdekte.

Kenmerken bewerken

Aquilegia einseleana is een overblijvende, kruidachtige plant, met een meestal onvertakte, tot 45 cm lange, onderaan kale en naar boven toe klierachtig behaarde bloemstengel. De grondbladeren zijn gesteeld, dubbel drietallig, onbehaard of aan de bovenzijde schaars behaard, met een onregelmatig gekartelde bladrand. De verspreid staande stengelblaadjes zijn kleiner, enkelvoudig en zittend.

De bloemen zijn knikkend, tot 3,5 cm lang en vijfdelig. Zowel de uitgespreide kelkblaadjes als de in het midden gebundelde kroonblaadjes zijn blauwviolet tot purper gekleurd. De sporen bovenaan de kroonblaadjes zijn, in tegenstelling tot die van de meeste akeleien, recht, aan de top bolvormig. De meeldraden zijn felgeel gekleurd en steken niet buiten de bloem uit.

De plant bloeit van juni tot juli.

Habitat en verspreiding bewerken

Aquilegia einseleana groeit voornamelijk op warme plaatsen op kalksteenbodem, zoals graslanden, bosranden en puinhellingen in de subalpiene zone van het hooggebergte tot op 1800 m hoogte.

De plant is vooral te vinden in de zuidelijke en oostelijke Alpen (Noord-Italië, Zwitserland, Oostenrijk, Zuid-Duitsland en Slovenië).