Abraham Meere

orgelbouwer

Abraham Meere (geboren omstreeks 1761 - Utrecht, 12 november 1841), was een 18e-eeuwse Nederlandse orgelbouwer.[1]

Leven en werk bewerken

Hij was zoon van Arnoldus Meere en Jannigje van Eck die hem op 19 maart 1761 lieten dopen in de Nederduits-gereformeerde kerk (Domskerk, Utrecht).

De in Utrecht geboren Abraham Meere adverteerde al in 1779 in de Utrechtse Courant met zijn zes registers tellend kabinetorgel.

Abraham Meere trouwde in 1784 met Catharina van Hoogbetrom en woonde in het herenhuis Groot Blankenburgh aan de Oude Gracht te Utrecht.[2] In 1829 hertrouwde hij als weduwnaar met Margaretha Ruijtenberg.

Meere bouwde ongeveer 40 kerkorgels, voor onder meer de Laurenskerk te Rotterdam en de Hillegondakerk[3] , de R.K. Augustinus-kerk en Jacobikerk[4] te Utrecht, de Bethelkerk te Urk[5] en de Dorpskerk te Rheden.[6] Zijn laatste orgel in Oudewater heeft hij niet kunnen voltooien omdat hij overleed. Het oudste nog in gebruik zijnde orgel van zijn hand dateert uit 1790 en staat in de Kruiskerk te Maarssen die sinds 10 januari 2015 de Dorpskerk wordt genoemd. In het orgel van de Kruiskerk te Daarlerveen is nog enig ouder pijpwerk uit 1788 bewaard gebleven afkomstig uit het orgel van de dorpskerk te Hilversum.

In zijn bedrijf werkten zijn zonen Abraham Meere jr. (1784-1827) en Arnoldus Jacobus Meere (1798-1824); hun vroege overlijden zorgde er echter voor dat het bedrijf niet van vader op zoons kon overgaan. Na het overlijden van Meere sr.in 1841 is het bedrijf voortgezet door diens kleinzoon Abraham Meere jr. tot zijn overlijden in 1849.

Zie de categorie Abraham Meere van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.