Een spandrel (Engels voor zwik) is een mutatie zonder selectief voordeel. Dit idee staat tegenover de opvatting, dat succesvolle evolutionaire veranderingen altijd voor het voortbestaan van de populatie voordelige aanpassingen aan de omgeving zijn. In plaats van deze theorie gingen Gould en Lewontin[1] ervan uit dat mutaties puur toevallig optreden; hieruit volgt dat genotypische veranderingen kunnen optreden die evolutionair voordeel noch nadeel bieden, en dat deze door puur toeval kunnen blijven bestaan. In latere generaties kan het resulterende fenotype alsnog van nut blijken voor de overleving van de soort.

Zie ook bewerken