Het Parijs-Geschut (Duits:Paris-Geschütz) was een Duits langeafstandkanon waarmee in de Eerste Wereldoorlog Parijs beschoten werd (van maart tot augustus 1918). Toen de Parijzenaars hoorden over granaatinslagen in hun stad, dachten ze dat een Duitse Zeppelin de stad vanaf grote hoogte bestookte, omdat er noch vliegtuigen, noch kanonnen werden gehoord. In werkelijkheid werd Parijs beschoten door de grootste stukken artillerie van de oorlog, met een groot kaliber en een zeer lange loop. Het Parijs-Geschut neemt ook een belangrijke plaats in in de geschiedenis van de ruimtevaart, omdat de hiermee afgeschoten granaten de eerste door de mens gemaakte objecten waren die de stratosfeer bereikten.[bron?]

Parijs-Geschut
Een Parijs-kanon wordt over de sporen vervoerd
Type Superzwaar veldbelegeringsgeschut (werd vervoerd op sporen)
Land van oorsprong Vlag van Duitse Keizerrijk Duitse Keizerrijk
Dienstgeschiedenis
Gebruikt door Vlag van Duitse Keizerrijk Duitse Keizerrijk
Oorlogen Eerste Wereldoorlog
Productiegeschiedenis
Ontwerper Fritz Rausenberger
Producent Krupp
Specificaties
Massa 256 ton
Lengte 34 m
Kaliber 211 mm, later 238 mm
Projectielsnelheid 1640 m/s
Effectief bereik 130 km
Voedingssysteem Horizontale schuifblokkering
Maquette van een Parijs-kanon in stelling

Deze stukken werden ook wel Keizer Wilhelmgeschut genoemd. Tevens worden ze vaak verward met de Dikke Bertha; de zware houwitser, ingezet om de forten rond Luik te vernietigen. Ze werden ook vaak verward met de Lange Max. De enige overeenkomst tussen deze wapens is dat deze door eenzelfde fabrikant (Krupp), geproduceerd werden.

Het Parijs-Geschut was, strategisch gezien geen succes. Het laadvermogen was klein, de loop moest regelmatig vervangen worden en de nauwkeurigheid was slechts goed genoeg om grote plaatsen te bombarderen (zoals Parijs). De Duitsers zetten dit wapen enkel in om het moreel van de Parijzenaars te breken, niet om de stad zelf te vernietigen.