Os calcanei secundarium

waar bevindt zich het hielbeen

Os calcanei secundarium of calcaneus secundarius[1][2] is de benaming voor een accessoir voetwortelbeentje dat soms als extra ossificatiepunt ontstaat gedurende de embryonale ontwikkeling.

De accessoire voetwortelbeenderen met links de meer plantair, rechts de meer dorsaal gelegen botjes. 1. Os cuneometatarsale I plantare, 2. Os uncinatum, 3. Os sesamoideum tibialis posterioris, 4. Os sesamoideum peronaeum, 5. Os cuboides secundarium, 6. Os trochleare calcanei, 7. Os in sinu tarsi, 8. Os sustentaculi tali, 9. Os talocalcaneare posterius, 10. Os aponeurosis plantaris, 11. Os subcalcaneum, 12. Os sesamoideum tibialis anterioris, 13. Os cuneometatarsale I tibiale, 14. Os intermetatarsale I, 15. Os cuneometatarsale II dorsale, 16. Os paracuneiforme, 17. Os cuneonaviculare I dorsale, 18. Os intercuneiforme, 19. Os intermetatarsale IV, 20. Os talonaviculare dorsale, 21. Os vesalianum pedis, 22. Os tibiale externum, 23. Os talotibiale dorsale, 24. Os supratalare, 25. Os calcanei secundarium, 26. Os subtibiale, 27. Os subfibulare, 28. Os retinaculi, 29. Os calcanei accessorium, 30. Os trigonum, 31. Os supracalcaneum, 32. Os tendinis calcanei

Ligging en anatomische relatie bewerken

Bij de mensen bij wie het botje voorkomt, bevindt het botje zich aan de dorsale zijde van de voetwortel, aan de anterieure en mediale zijde van het hielbeen. Daar ligt het precies tussen het hielbeen, het sprongbeen, het os naviculare en het os cuboides in.[3] Het extra ossificatiepunt is daarbij gelegen voor het voorste facetgewricht van de calcaneus.[4] Met name de relatie tussen calcaneus en os naviculare is duidelijk beschreven[5],[6], waarbij er in zeldzame gevallen een echt gewricht gevonden wordt.[7] Er wordt beweerd dat het botje in een toenemend aantal gevallen meer plantair dan dorsaal wordt gevonden, zodat het onderscheid met het os cuboides secundarium niet meer mogelijk is.[8] De eerste beschrijving van een accessoir botje ter plaatse van het voorste facetgewricht van het hielbeen, waarmee het via een fibreuze kraakbeenverbinding was, was van Steida in 1860.[9]

Prevalentie bewerken

Het os calcanei secundarium kwam in een radiologische studie bij ongeveer 0,6% van de mensen voor.[10] In een andere, osteoarcheologische studie bedroeg de prevalentie 3,4%.[11] De ware prevalentie van het botje onder de huidige moderne populatie is echter niet geheel duidelijk,[12] maar wordt geschat rond de 5% te liggen.[9]

Klinische relevantie bewerken

Op röntgenfoto's wordt een os calcanei secundarium soms onterecht aangemerkt als afwijkend, losliggend botdeel of als fractuur.[13] Zo wordt het gemakkelijk verward met een fractuur van de processus anterior van het hielbeen. Onderscheid met een fractuur is goed te maken door het aantonen van een gladde, niet onderbroken botcortex.[14] Normaliter geeft het gelijk andere extra voetwortelbeentjes niet of nauwelijks klachten, maar soms geeft het os calcanei secundarium pijnklachten, een gespannen gevoel, bewegingsbeperkingen in het enkelgewricht of leidt het tot herhaalde inversietraumata.[9],[15] Behandeling kan dan bestaan uit immobilisatie of fysiotherapie. Mocht dat niet helpen, dan is operatieve verwijdering van het extra voetwortelbeentje een optie.[9]

Het os calcanei secundarium zou zelfs gevonden zijn in een mummie uit Thebe.[16]

Literatuurverwijzingen bewerken

  1. Bardeleben, K. von (1892). I. Anatomie (einschliesslich der Zellen- und Gewebelehre, sowie der Entwickulungsgeschichte). In S. Guttman (Red.), Jahrbuch der Practischen Medicin (pp. 1-34). Stuttgart: Verlag von Ferdinand Enke.
  2. Dwight, T. (1902). Os intercuneiforme tarsi, Os paracuneiforme tarsi, Calcaneus secundarius. Anatomischer Anzeiger 19-20, 465-472.
  3. R. O'Rahilly. A survey of carpal and tarsal anomalies. J Bone Joint Surg Am. 1953; 35: 626-642
  4. R.W. Mann. Calcaneus secundarius: description and frequency in six skeletal sample. Am J Phys Anthropol. 1990; 81 (suppl 1): 17-25
  5. R.I. Harris, T. Beath. Etiology of peroneal spastic flat foot. J Bone Joint Surg. 1948; 30-B: 624-634
  6. H.J. Seddon. Calcaneo-scaphoid coalition. Proc Roy Soc Med. 1932; 26: 419-424
  7. P.P. Laidlaw. The varieties of the os calcis. J Anat. 1904; 38: 133-143 en 39; 161-177
  8. J. Mercer. The secondary os calcis. J Anat. 1931; 66: 84-97
  9. a b c d D. Ceroni et al. Calcaneus secundarius presenting as calcaneonavicular coalition: a case report. J Foot Ankle Surg. 2006; 45: 25-27
  10. T. Tsuruta et al. [Radiological study of the accessory skeletal elements in the foot and ankle] (vertaald vanuit het Japans). Nippon Seikeigeka Gakkai Zasshi. 1981; 55: 357-370
  11. R.W. Mann. Calcaneus secundarius: variation of a common accessory ossicle. J Am Podiatr Med. 1989; 79 (suppl 8): 363-366
  12. T. Anderson. Calcaneus secundarius: an osteo-archeological note. Am J Phys Anthropol. 1988; 77: 529-531
  13. T.E. Keats, M.W. Anderson. Atlas of normal roentgen variants that may simulate disease. 7th edition, Mosby Inc. 2001, ISBN 0323013228
  14. J.C. Hodge. Anterior process fracture or calcaneus secundarius: a case report. J Emerg Med. 1999; 17 (suppl 2): 305-309
  15. H.V. Heikel. Coalitio calcaneo-navicularis and calcaneus secundarius. A clinical and radiographic study of twenty-three patients. Acta Orthop Scand. 1962; 32: 72-84
  16. C.T. Holland. The accessory bones of the foot with notes on a few other conditions in The Robert Jones Birthday Volume. A Collection of Surgical Essays (pag. 157-182). Oxford University Press, Londen, 1928.