Oostelijke struiksprinkhaan

soort uit het geslacht Leptophyes

De oostelijke struiksprinkhaan (Leptophyes albovittata) is een rechtvleugelig insect uit de familie sabelsprinkhanen (Tettigoniidae), onderfamilie Phaneropterinae.

Oostelijke struiksprinkhaan
Vrouwtje
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Arthropoda (Geleedpotigen)
Onderstam:Hexapoda (Zespotigen)
Klasse:Insecta (Insecten)
Orde:Orthoptera (Sprinkhanen en krekels)
Onderorde:Caelifera
Familie:Tettigoniidae (Sabelsprinkhanen)
Onderfamilie:Phaneropterinae
Geslacht:Leptophyes
Soort
Leptophyes albovittata
Kollar, 1833
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Oostelijke struiksprinkhaan op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Geluid van de oostelijke struiksprinkhaan (Leptophyes albovittata)

Kenmerken bewerken

Mannetjes bereiken een lengte van 9 tot 11 millimeter, de vrouwtjes zijn 10 tot 16 mm lang.[1] De lichaamskleur is groen met vele donkere tot zwarte spikkeltjes. Langs de flanken van de volwassen exemplaren is een lichtere witte streep aanwezig. De legboor is zeer kort en sterk omhoog gekromd, de witte streep komt terug aan de onderzijde

Het geluid bestaat uit zachte, korte tikjes die voor de mens niet hoorbaar zijn omdat ze in het ultrasone spectrum liggen. De vleugels zijn kort, bij de mannetjes zijn ze iets korter dan het halsschild, bij het vrouwtje zijn ze nauwelijks zichtbaar.

Onderscheid met andere soorten bewerken

De soort is te verwarren met de zaagsprinkhaan die echter groter wordt, en met de gelijkende struiksprinkhaan, die de witte flankstrepen mist. Bij deze laatste soort zijn alleen de randen van het halsschild wit.

Verspreiding en habitat bewerken

De oostelijke struiksprinkhaan komt niet voor in Nederland en België, wel in Duitsland en Oost-Europa. De westelijkste grens lig ongeveer bij Beieren tot Würzburg[2]. De habitat bestaat uit bosranden, heggen, graslanden en andere plaatsen met een hogere kruidenbegroeiing.

Levenswijze bewerken

De struiksprinkhaan is actief gedurende de maanden juli tot oktober, en laat zich vooral horen tussen drie uur in de middag tot elf uur 's avonds[1]. De dieren overwinteren als ei, de eieren worden stuk voor stuk onder boomschors afgezet.