Nieuwe Testament
Het Nieuwe Testament (Koinè: Ἡ καινὴ διαθήκη, Hē kainḕ diathḗkē; Latijn: Novum Testamentum) is het tweede deel van de christelijke Bijbel en bestaat uit bestaat uit 27 werken, 'boeken', die alle in het Koinè Grieks zijn geschreven. Het eerste deel is het Oude Testament, ook wel de Hebreeuwse Bijbel genoemd.

In het Nieuwe Testament staat de komst van Jezus centraal. Zijn dood en opstanding leidt tot het herstel van de verstoorde relatie tussen God en de mens. Zijn volgelingen zullen het Koninkrijk van God beërven.
NaamgevingBewerken
De aanduiding Nieuwe Testament is ontstaan in de periode van het vroege christendom. De eerste christenen waren Joden die zich lid voelden van Gods volk, gebaseerd op het 'verbond' dat in de tijd van Mozes was gesloten, bekrachtigd door de Wet van Mozes. De christelijke Kerk werd daarom al snel aangeduid als 'het nieuwe verbond'. Het Latijnse woord voor 'verbond' is testamentum en zo ontstond de nieuwe naam.
InhoudBewerken
Het Nieuwe Testament opent met vier evangeliën, die daden en woorden beschrijven van Jezus. Dit wordt gevolgd door de Handelingen van de apostelen. Daarin wordt de geschiedenis van de eerste christelijke gemeenschappen beschreven. Daarna volgt een reeks brieven die bijna alle op naam staan van de apostelen. Hoewel precieze datering moeilijk is, wordt algemeen aangenomen dat de geschriften dateren uit de tweede helft van de eerste eeuw na Christus tot het begin van de tweede eeuw na Christus.
De 27 boeken van het Nieuwe Testament worden, op de Brief aan de Hebreeën en de Openbaring van Johannes na, groepsgewijs ingedeeld.[1]
EvangeliënBewerken
De evangeliën zijn de eerste vier boeken in het Nieuwe Testament:
- het Evangelie volgens Matteüs (circa 75-90 n.Chr.)
- het Evangelie volgens Marcus (circa 65-70 n.Chr.)
- het Evangelie volgens Lucas (circa 80-90 n.Chr.)
- het Evangelie volgens Johannes (circa 90-110 n.Chr.).
De evangeliën geven een beschrijving van het leven van Jezus Christus: zijn geboorte, onderricht, wonderen, conflicten, kruisiging, sterven, dood en opstanding. De evangeliën zijn anoniem, maar werden al vroeg toegeschreven aan de apostelen Matteüs en Johannes en twee leerlingen van Jezus Christus of van de apostelen, namelijk Marcus en Lucas.
Historisch-kritisch onderzoek heeft aangetoond dat die toeschrijving onhoudbaar is. Er is uit gebleken dat de schrijvers van de evangeliën verscheidene bronnen gebruikten. Het Evangelie volgens Marcus is het oudste evangelie en was een belangrijke bron voor de evangeliën volgens Matteüs en Lucas. Omdat deze drie evangeliën veel dezelfde passages bevatten, worden deze synoptische evangeliën genoemd. Daarnaast wordt uitgegaan van een verloren gegane bron, de zogenoemde bron Q.[2]
Het Evangelie volgens Johannes wijkt qua stijl en opzet duidelijk af van de andere drie evangeliën.
HandelingenBewerken
Handelingen van de Apostelen, kortweg Handelingen geheten, is het tweede deel van het Evangelie volgens Lucas en werd ook rond 80-90 n.Chr. geschreven door dezelfde auteur. Het boek Handelingen begint met de Hemelvaart van Jezus Christus, gevolgd door de beschrijving van de uitstorting van de Heilige Geest (Pinksteren). Hierna volgt een uiteenzetting over het ontstaan en de groei van de eerste christelijke gemeente in Jeruzalem en hoe het vroege christendom zich vervolgens uitbreidde. In het eerste deel staat apostel Petrus centraal. Het tweede deel, gewijd aan de zendingsreizen van de apostel Paulus, eindigt met een beschrijving van de prediking van het evangelie door Paulus in Rome.
In deze opbouw is een programma te zien: het evangelie gaat vanuit de beslotenheid van het Joodse volk (gesymboliseerd door Jeruzalem) naar de heidenen (gesymboliseerd door de wereldstad Rome). Met andere woorden: het evangelie is er voor de Joden en de niet-Joden.
Brieven (epistels)Bewerken
Na Handelingen volgen de brieven die aan Paulus worden toegeschreven, daarna de overige brieven. Meestal zijn deze als volgt onderverdeeld:
- Brieven op naam van Paulus
- Brief van Paulus aan de Romeinen (56 n.Chr.);
- Eerste brief van Paulus aan de Korintiërs (55 n.Chr.);
- Tweede brief van Paulus aan de Korintiërs (56 n.Chr.; mogelijk een compilatie van meerdere brieven 55-57 n.Chr.);
- Brief van Paulus aan de Galaten (48, 50 of 55/56 n.Chr.);
- Brief van Paulus aan de Efeziërs (53/54 n.Chr.; indien pseudepigrafisch 80-90 n.Chr.);
- Brief van Paulus aan de Filippenzen (53/54, 55 of 60 n.Chr.);
- Brief van Paulus aan de Kolossenzen (53/54 n.Chr.; indien pseudepigrafisch circa 70 n.Chr.);
- Eerste brief van Paulus aan de Tessalonicenzen (50 n.Chr.);
- Tweede brief van Paulus aan de Tessalonicenzen (50 n.Chr.; indien pseudepigrafisch eind eerste eeuw);
- Brief van Paulus aan Filemon (53/54, 55 of 60 n.Chr.).
De brieven van Paulus zijn de oudste delen van het Nieuwe Testament. Ze verschaffen inzicht in de overtuigingen en controverses van het vroege christendom. Als onderdeel van de canon van het Nieuwe Testament zijn het hoekstenen voor zowel christelijke theologie als ethiek.
In het Nieuwe Testament zijn ze niet chronologisch geordend, maar naar lengte. De langste brief staat vooraan, de kortste achteraan. In elk geval zijn de onbetwiste brieven van Paulus ouder dan de evangeliën, hoewel ze na de evangeliën in het Nieuwe Testament staan. In de Bijbelwetenschap is het auteurschap van zeven brieven onbetwist. In meerdere of mindere mate wordt het auteurschap van de brieven aan de Efeziërs, de Kolossenzen en de tweede brief aan de Tessalonicenzen betwijfeld.
Er zijn nog drie brieven op naam van Paulus, de zogeheten Pastorale brieven (circa 100 n.Chr.):
- Eerste brief van Paulus aan Timoteüs;
- Tweede brief van Paulus aan Timoteüs;
- Brief van Paulus aan Titus.
Deze drie brieven hebben veel gemeenschappelijke kenmerken. Ze zijn waarschijnlijk onder de gezaghebbende naam van Paulus geschreven om nieuwe problemen in de christelijke gemeenschappen het hoofd te bieden.
- Hebreeën (circa 80-100 n.Chr.)
Hoewel de Brief aan de Hebreeën niet claimt door Paulus geschreven te zijn, werd deze in de vroege periode van het christendom wel aan Paulus toegeschreven. Zo kreeg dit anonieme werk een apostolische origine.[3] In de derde eeuw schreef Origenes over deze brief: "Mannen uit vroege tijden hebben de brief al overgeleverd als van Paulus, maar wie de brief schreef, weet alleen God."[4]
- Katholieke of algemene brieven
De katholieke (of algemene) brieven bevatten zowel brieven als verhandelingen in briefvorm, aan de Kerk als geheel gericht. De term 'katholiek' (Grieks: καθολική, katholikē), die al in de oudste manuscripten werd gebruikt, betekent hier eenvoudigweg 'universeel' of 'algemeen'. Al deze brieven zijn zeer waarschijnlijk of zeker pseudepigrafisch. De brieven van Johannes noemen geen afzender.
- Brief van Jakobus (eind eerste eeuw)
- Eerste brief van Petrus (circa 90 n.Chr.)
- Tweede brief van Petrus (circa 90-110 n.Chr.)
- Eerste brief van Johannes (circa 80, 95 of 105 n.Chr.)
- Tweede brief van Johannes (circa 80, 95 of 105 n.Chr.)
- Derde brief van Johannes (circa 80, 95 of 105 n.Chr.)
- Brief van Judas (80-100 n.Chr.)
OpenbaringBewerken
Het laatste boek van het Nieuwe Testament, de Openbaring van Johannes (kortweg Openbaring), is overwegend apocalyptisch. In Openbaring wordt er in zinnebeeldige taal een voorstelling van gegeven hoe het er in de eindtijd aan toe zal gaan. De auteur identificeert zich als Johannes, waardoor al vroeg werd aangenomen dat dit dezelfde was als de auteur van het vierde evangelie. Vrijwel direct daarna werd die toeschrijving al betwist en ontstond de aanduiding Johannes van Patmos om een onderscheid te maken. In de huidige exegese wordt niet meer aangenomen dat hiermee de apostel Johannes werd aangeduid.
BetekenisBewerken
God heeft zijn enige Zoon Jezus Christus naar de mensen gestuurd. De Zoon heeft door zijn leven, sterven en opstanding de dood overwonnen en zo heeft God door de Zoon een nieuw verbond met de mens die dit gelooft gesloten. Was het oude verbond nog beperkt tot het volk van Israël, het nieuwe verbond geldt voor alle volken. Volgens de opvatting van de kerk door de eeuwen heen is dit hoofdthema van het nieuwe verbond (oftewel het christelijk geloof) op gezaghebbende wijze uitgedrukt in de verzameling geschriften die in het Nieuwe Testament zijn opgenomen. Van deze geschriften neemt men namelijk aan dat ze door apostelen of leerlingen van apostelen zijn geschreven, en daarmee apostolisch gezag hebben.
In de wetenschappelijke bestudering van de geschriften van het Nieuwe Testament betekent het feit dat deze in het Nieuwe Testament zijn opgenomen niet meer dan dat er later grote betekenis aan is toegekend. Vanuit het historische perspectief gezien zijn de individuele geschriften immers niet met het oog op het Nieuwe Testament geschreven. Het Nieuwe Testament als verzameling geschriften komt historisch later dan de geschriften zelf. Dit mag geen rol spelen bij de wetenschappelijke uitleg van de bedoeling van de auteur van een geschrift. Moderne, historisch-kritische nieuwtestamentici bestuderen de afzonderlijke geschriften van het Nieuwe Testament dan ook in de context van de antieke literatuur, niet vanuit latere theologie of een geloofsstandpunt.
Over de betekenis van de inhoud van het Nieuwe Testament bestaat verschil van mening. Moderne gelovigen kennen het Nieuwe Testament niet automatisch gezag toe. Niet-gelovigen beschouwen het Nieuwe Testament hooguit als een menselijke verzameling geschriften met betekenis voor de wereldliteratuur. Aanhangers van andere religieuze stromingen kunnen soms aan het Nieuwe Testament een bepaalde religieuze waarde toekennen. Zo beschouwen moslims de Bijbel (waaronder dus ook het Nieuwe Testament) als gedeeltelijk vervalst. Zij zien Jezus als een van de profeten (zoals die ook in het Oude Testament voorkwamen).
Totstandkoming van de canonBewerken
Het Nieuwe Testament bestaat uit 27 boeken (geschriften) die in de periode van de tweede helft van de eerste en het begin van de tweede eeuw na Christus zijn geschreven in het Koinè-Grieks, met deels passages in het Hebreeuws en Aramees. Deze boeken zijn door verschillende auteurs geschreven. Ze hebben een verschillend karakter, zijn taalkundig ook verschillend en zijn vanuit diverse plaatsen en in diverse omstandigheden geschreven. Toch zijn er in deze 27 boeken heel wat overeenkomstige ideeën te vinden.
Eeuwenlang zijn er veel discussies gevoerd over welke boeken in het Nieuwe Testament thuishoorden, over de zogeheten canon van de Bijbel. Er waren boeken in het Nieuwe Testament waarvoor dit duidelijker lag dan voor andere. Zo stond tegen het einde van de tweede eeuw een vrij groot deel reeds praktisch vast. Dat waren de evangeliën, Handelingen en de meeste brieven van Paulus. In 367 n.Chr. kreeg de canon, waar men het tegenwoordig wereldwijd over eens is, een officieel karakter in de zogenaamde Paasbrief van Athanasius. Na die Paasbrief was er vooral nog discussie over het Bijbelboek Openbaring.
Het Nieuwe Testament werd met de hand geschreven, de Codex Bezae is er een belangrijk voorbeeld van.
Verhouding ten opzichte van het Oude TestamentBewerken
In het Nieuwe Testament wordt het Oude Testament vaak geciteerd. Soms wordt teruggegrepen op de Hebreeuwse tekst, soms op de tekst van de Septuaginta, soms wordt het Oude Testament op een wat vrije wijze aangehaald. In ieder geval zijn vele schrijvers van het Nieuwe Testament van oordeel dat ze in het spoor van het Oude Testament gaan, hoewel die auteurs de heilige boeken van Israël natuurlijk nog geen 'Oude Testament' noemen. Vooral de taal en de gedachterijkdom van de Septuaginta heeft grote invloed gehad op de inhoud en verwerking van motieven in het Nieuwe Testament. Reeds in het eerste boek (Matteüs) treft de lezer talloze citaten uit het Oude Testament aan. De heilige boeken van de Joden dienden allereerst als legitimatie van de overtuiging dat Jezus de Messias was. Tevens diende het Oude Testament om een allesomvattende heilsgeschiedenis uit te werken die bij de schepping (Genesis) begon en zou eindigen bij de wederkomst (Openbaring).
Voor het christendom heeft het Oude Testament, het eerste gedeelte van de Bijbel, dus nog steeds betekenis. Christenen volgen echter niet alle wetten uit de Tora, omdat (met bijvoorbeeld de spijswetten) bepaalde groepen mensen uitgesloten worden. Met name in de Bijbelboeken Handelingen, de brieven van de apostel Paulus en de Brief aan de Hebreeën komt deze kwestie aan bod. Het Oude Testament is niet afgeschaft, maar vervuld door Jezus Christus. Augustinus drukte de verhouding tussen de testamenten als volgt uit: Novum in Vetere latet, Vetus in Novo patet: "Het Nieuwe is verborgen in het Oude aanwezig, de ware betekenis van het Oude komt in het Nieuwe aan het licht." Christenen erkennen een zekere voortgang in de openbaring: zaken die in Israël onder het oude verbond nog toegestaan of normaal waren (zoals polygamie en slavernij) dienen getoetst te worden aan de leer van Jezus en de apostelen.
Centrale begrippenBewerken
Het Nieuwe Testament is geschreven door verschillende personen, in verschillende omstandigheden en vanuit verschillend perspectief. Toch valt het op hoe vaak centrale thema's terugkeren in de verschillende boeken. De Bijbelwetenschap houdt zich hiermee bezig. Een belangrijk thema is bijvoorbeeld het koninkrijk Gods of de plaats en betekenis van het geloof. Het is van belang om na te gaan hoe deze begrippen zich in het Nieuwe Testament ontwikkelen en welke inhoud eraan gegeven wordt.
Het Koninkrijk van GodBewerken
Reeds in het Oude Testament wordt gesproken over het Koninkrijk van God. In het Nieuwe Testament begint Johannes de Doper zijn prediking met de boodschap van de nabijheid van het Koninkrijk van God. Ook Jezus herhaalt deze boodschap. In zijn Bergrede geeft Jezus een uitvoerige beschrijving van het Koninkrijk van God en de 'wet' van de Liefde. Ook bij de apostelen komt dit nadrukkelijk naar voren.
Externe linksBewerken
- Statenvertaling, Nieuwe Testament
- Overzicht Bijbelboeken (NBV) op Bijbelencultuur.nl
- online bijbel
- Het Nieuwe Testament in het Latijn (Nova Vulgata)
Bronnen, noten en/of referenties
|