Schijfkamille

soort uit het geslacht Kamille
(Doorverwezen vanaf Matricaria discoidea)

De schijfkamille (Matricaria discoidea, synoniem: Matricaria matricaroides) is een eenjarige plant, die behoort tot de composietenfamilie (Asteraceae). Het geslacht kamille (Matricaria) onderscheidt zich van het geslacht schubkamille (Anthemis) door het ontbreken van stroschubben op de bloembodem en door de holle bloembodem. Schijfkamille komt oorspronkelijk uit Noordoost-Azië, maar komt nu in Nederland en Duitsland overal voor. In België werd ze voor het eerst waargenomen in Wilsele in augustus 1893. Volgens GBIF komt schijfkamille wereldwijd voor, waarbij aangegeven wordt dat het in 39 landen door menselijk toedoen geïntroduceerd is.[1] Het aantal chromosomen is 2n = 18. Bij aanraken geeft de plant een vrij sterke typische geur af, veroorzaakt door het vrijkomen van etherische olie.[bron?] De olie heeft een geneeskrachtige werking.[bron?]

Schijfkamille
Schijfkamille
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:Bedektzadigen
Clade:'nieuwe' Tweezaadlobbigen
Clade:Campanuliden
Orde:Asterales
Familie:Asteraceae (Composietenfamilie)
Onderfamilie:Asteroideae
Geslachtengroep:Anthemideae
Geslacht:Matricaria (Kamille)
Soort
Matricaria discoidea
DC. (1838)
Schijfkamille
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Schijfkamille op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

De plant kan 5 - 30 cm hoog worden en heeft rechtopstaande, vertakte stengels. De iets vlezige, 2-6,5 cm lange bladeren zijn 3-dubbelgeveerd met draadvormige slippen die tot ongeveer 1 mm breed kunnen worden.

De schijfkamille bloeit vanaf juni tot de herfst. Het eivormige bloemhoofdje is 5 - 8 mm breed, heeft alleen groengele, viertandige buisbloempjes en staat op een korte steel. Schijfkamille onderscheidt zich van andere kamillesoorten doordat de witte lintbloemen ontbreken. De holle bloembodem is kegelvormig en wordt tijdens de bloei langer. De omwindselblaadjes zijn 2,5–3,8 mm groot.

Zoals bij alle composieten is de vrucht een nootje. Op het min of meer afgerond, 1-1,5 mm lang nootje zitten twee striemvormige olieklieren. Het pappus (vruchtpluis) bestaat uit een gegolfd richeltje.[2]

Standplaats bewerken

De plant komt voor op bewerkte, open grond en wordt beschouwd als een akkeronkruid.

Zie de categorie Matricaria discoidea van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.