Machairoceratops

taxon

Machairoceratops cronusi is een plantenetende ornithischische dinosauriër, behorend tot de Ceratopia, die tijdens het late Krijt leefde in het gebied van het huidige Noord-Amerika.

Machairoceratops
De schedel van Machairoceratops

Vondst en naamgeving bewerken

In 2006 werd in het Grand Staircase-Escalante National Monument in Kane County, Utah de schedel gevonden van een ceratopide.

In 2016 werd de typesoort Machairoceratops cronusi benoemd en beschreven door Eric K. Lund, Patrick M. O’Connor, Mark A. Loewen en Zubair A. Jinnah. De geslachtsnaam verbindt het Oudgrieks machaira, "kromzwaard", een verwijzing naar de lange gekromde eerste epiparietalia op het nekschild, met ~ceratops, een gebruikelijk achtervoegsel in de namen van Ceratopia. De soortaanduiding verwijst ook naar de kromme schildhoorns door de Griekse god Kronos, Cronus in het Latijn, te eren die met een sikkel zijn vader Ouranos ontmande. In correct Latijn had de genitief overigens "croni" moeten zijn. Omdat de naam gepubliceerd werd in het elektronisch tijdschrift PLoS ONE waren Life Science Identifiers nodig voor de geldigheid. Die waren F8351E74-0476-425F-AC6A-04C57CFC8AA1 voor het geslacht en F1863F1B-4151-4B06-A1E4-9808A2CF2A9 voor de soort.

Het holotype, UMNH VP 20550, is gevonden in een laag van de Wahweapformatie die dateert uit het Campanien en tussen de tachtig en zevenenzeventig miljoen jaar oud moet zijn. Het bestaat uit een gedeeltelijke schedel zonder onderkaken. Bewaard zijn gebleven: twee wenkbrauwhoorns, het linkerjukbeen, een linkersquamosum, de hersenpan en de achterkant van de wandbeenderen inclusief twee schildhoorns. Het is onduidelijk of het een jong of volwassen dier betreft: voor beide mogelijkheden zijn er aanwijzingen. Het maakt deel uit van de collectie van het Natural History Museum of Utah.

Beschrijving bewerken

Grootte en onderscheidende kenmerken bewerken

Het holotype werd door de beschrijvers in grootte overeenkomend met Diabloceratops gezien. Het vertegenwoordigt dus een vrij klein dier met een lichaamslengte van rond de vier meter en een gewicht tussen de één en twee ton.

De beschrijvers wisten één onderscheidend kenmerk vast te stellen, een autapomorfie. Het eerste epiparietale, de P1, steekt naar boven uit maar kromt naar voren en bezit daarbij een lengtetrog over de gehele binnenste achterkant in diepte, breedte en algehele inpassing afwijkend van ieder andere trog die ooit op een ceratopisch epioccipitale is aangetroffen.

Omdat Diabloceratops in dezelfde formatie is aangetroffen, was er de beschrijvers veel aan gelegen verschillen met die soort vast te stellen. Machairoceratops verschilt van Diabloceratops in de bovenstaande autapomorfie: Diabloceratops heeft ook lange schildhoorns maar die zijn naar buiten gekeerd en plaats van binnen en missen die lange groeve op de achterzijde. Daarnaast verschilt Machairoceratops het bezit van een waaiervormig, net niet rechthoekig, ingesprongen squamosum, in plaats van een rechthoekig als bij Diabloceratops; en een vermoedelijk kleiner en ovaal epijugale in plaats van een viervlak.

Skelet bewerken

De schedel heeft een lengte van ruim een meter, afhankelijk van de precieze oriëntatie van het nekschild. Van de twee wenkbrauwhoorns kan de positie en richting niet exact worden vastgesteld omdat de bases ontbreken. In het beschrijvende artikel werden ze als geleidelijk naar boven krommend voorgesteld. Ze hebben een bewaarde lengte van zevenentwintig centimeter. Hun bouw is basaal: lang, robuust, langwerpig, cirkelvormig in doorsnede en uitlopend in een punt. Hun oppervlak is bedekt met lange groeven die dienden als bevestiging van de hoornschacht.

Het jukbeen is driehoekig met de punt naar beneden gericht. Het heeft een lengte van 235 millimeter. Het contactfacet met het, overigens ontbrekende, epijugale is ovaal met de drie centimeter lange lengteas verticaal gericht.

De hersenpan is beschadigd geraakt door ingroeiende wortels die ook de interne structuur grotendeels vernield hebben. Enkele details zijn echter nog vaststelbaar. Het achterhoofdsgat is een staande ovaal 39,97 millimeter hoog en 24,75 millimeter breed. Anders dan bij Diabloceratops loopt het gat niet naar boven uit in een duidelijke middenrichel op het supraoccipitale. De achterhoofdsknobbel daaronder is 46,15 millimeter hoog en 55,36 millimeter breed. Het foramen voor de tweede hersenzenuw ligt direct voor dat van de vijfde hersenzenuw in plaats van schuin erboven zoals bij Diabloceratops.

 
Het linkersquamosum

Het nekschild buigt in zijaanzicht naar boven. Het is relatief smal en versmalt nog verder naar boven toe. De breedste punten worden gevormd door de squamosa, de buitenste elementen van het schild. Het squamosum heeft de typische centrosaurine vorm met een rechte hoek aan de binnenste voorkant en een ingesprongen bovenrand aan de zijde van het wandbeen. Het squamosum is waaiervormig en niet helemaal rechthoekig in profiel. Andere verschillen met Diabloceratops zijn de nauwere inkeping tussen schild en de rest van de schedel en een langer raakvlak met het wandbeen achter de punt gevormd door het inspringen van de bovenrand. Het squamosum heeft bij het holotype geen episquamosalia bewaard maar golvingen in de buitenrand suggereren een aantal van vier osteodermen.

Het smalle achterdeel van het schild wordt gevormd door de wandbeenderen. De beschrijvers gingen ervan uit dat dit stuk niet sterk als fossiel vervormd was zodat de opvallende bouw authentiek is. Op het schild van het holotype zijn slechts twee epiparietalia aanwezig, één aan beide zijden van de centrale inkeping. De beschrijvers gingen ervan uit dat dit de eerste epiparietalia zijn, de "P1's". Daarbij moet echter bedacht worden dat deze overeenkomen met de P2's in de traditionele nummering. Het epiparietale van de rechterzijde is het best bewaardgebleven. Het heeft een lengte van vierenveertig centimeter. Het heeft de vorm van een langgerekte naar voren gebogen schildhoorn. Diabloceratops heeft ook zulke schildhoorns maar bij die soort zijn ze naar buiten gekromd. Het uiteinde van de hoorn is niet spits zoals bij Diabloceratops maar tongvormig afgeplat. Een andere opvallende kenmerk is de aanwezigheid van een lange lengtetrog aan de binnenste achterkant. Sporen van aderkanalen tonen dat de groeve authentiek is en niet het gevolg van beschadigingen. De trog is breed en loopt volmaakt evenwijdig aan de zijden van de hoorn. Dit kenmerk is uniek en de functie ervan is onduidelijk. De pariëtaalvensters van het schild lopen naar achteren uit in punten. Ze worden gescheiden door een middenbalk met een verticale dikte van vier millimeter aan de randen en vijftien millimeter in het midden. Aan de voorste basis is de balk bol. Naar achteren verbreedt de balk zich om uit te lopen in een staafvormige dwarsbalk die samen met de middenbalk in bovenaanzicht een Y vormt. met de schildhoorns geplaatst op de bovenste punten.

Fylogenie bewerken

Machairoceratops is binnen de Ceratopidae in de Centrosaurinae geplaatst. Een kladistische analyse had tot uitkomst dat Machairoceratops wellicht basaal in een klade stond waar verder Diabloceratops, Albertaceratops, Nasutoceratops en Avaceratops deel van uitmaken. Dit werd echter zwak ondersteund.

De gevonden stamboom toont het volgende kladogram:

Ceratopidae 

Chasmosaurinae


 Centrosaurinae 


Machairoceratops cronusi





Albertaceratops



Diabloceratops





Avaceratops



Nasutoceratops






 Centrosaurini 


Rubeosaurus



Styracosaurus





Spinops




Centrosaurus



Coronosaurus





 Pachyrhinosaurini 


Xenoceratops



Sinoceratops





Wendiceratops


 Pachyrostra 


Einiosaurus



Achelousaurus





Pachyrhinosaurus canadensis




Pachyrhinosaurus lakustai



Pachyrhinosaurus perotorum










Literatuur bewerken

  • Lund E.K., O’Connor P.M., Loewen M.A., Jinnah Z.A., 2016, "A New Centrosaurine Ceratopsid, Machairoceratops cronusi gen et sp. nov., from the Upper Sand Member of the Wahweap Formation (Middle Campanian), Southern Utah", PLoS ONE 11(5): e0154403