Lucius Licinius Murena (praetor in 147 v.Chr.)

praetor in 147 v.Chr

Lucius Licinius Murena was een Romeins politicus in de 2e eeuw v.Chr.

Romeinse as met een gelauwerd Janushoofd aan de voorzijde en een voorsteven met in de legende MVRENA en ROMA.

Hij was vermoedelijk vanaf ca. 150 v.Chr. muntmeester (triumvir monetalis), zoals kan worden afgeleid uit koperen munten met het opschrift "MVRENA".[1]

Vervolgens was hij praetor in 147 v.Chr.[2] en maakte het jaar daarop (146 v.Chr.) deel uit van een college van Decemviri (tienmannen) die naar Griekenland waren uitgezonden om Lucius Mummius te helpen bij het oprichten van de provincia Achaea.[3] Na amper zes maanden was de klus geklaard en keerden de Decemviri terug naar Rome.[4]

Hij was mogelijk de Lucius Licinius Murena die het cognomen "Murena" of "Muraena" (= makreel) kreeg naar de door hem aangelegde visvijvers.[5]

Stamboom bewerken

 
 
 
 
Lucius Licinius Murena (praetor in 147 v.Chr.)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Publius Licinius Murena
 
Lucius Licinius Murena (praetor vóór 100 v.Chr.)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Lucius Licinius Murena (praetor in 88 v.Chr.)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Lucius Licinius Murena (consul in 62 v.Chr.)
 
Gaius Licinius Murena

Noten bewerken

  1. T. Mommsen, Über das römische münzwesen, Leipzig, 1850, p. 544, nr. 145, E. Babelon, Description historique et chronologique des monnaies de la République romaine vulgairement appelées monnaies consulaires, II, Parijs - Londen, 1886, pp. 126-128, H.E. Grueber, Coins of the Roman Republic in the British Museum, I, Londen, 1910, p. 107.
  2. Cicero, Pro Murena 15. Voor de datering, zie: T.R.S. Broughton, The Magistrates of the Roman Republic, I, New York, 1951, p. 463.
  3. Die Inschriften von Olympia nr. 321, Cicero, Ad Atticum XIII 6a. Vgl. Polybius, XXXIX 3-4.
  4. Polybius, XXXIX 5.1.
  5. Plinius, Naturalis Historia IX 80 (170), Columella, De Re Rustica VIII 16.5.

Referenties bewerken

  • F. Münzer, art. Licinius (120), in RE XIII.1 (1926), col. 444.
  • art. Licinii (27), in J.G. Schlimmer - Z.C. De Boer, Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid, Haarlem, 19203, pp. 367-368.