Lijst van uitdrukkingen en gezegden uit het sportcommentaar

Wikimedia-lijst

Deze lijst bevat uitdrukkingen en gezegden uit het sportcommentaar, ook wel sportjargon genoemd. Zo mogelijk is degene genoemd die het commentaar geuit heeft, samen met de datum en de gelegenheid waarbij de uitspraak gedaan is.

Sport algemeen bewerken

  • De beuk erin: Met verhoogde fysieke inzet proberen iets te forceren.
  • Hatelijke nul: Als een van de partijen op nul punten blijft staan, terwijl de andere een hoge score bereikt. De nul moet bij voorkeur worden weggewerkt.
  • In de boeken: Wanneer een prestatie een record oplevert, wordt dit voor eeuwig vastgelegd. Door veelvuldig gebruik door verslaggever Mart Smeets is de betekenis verruimd: elke eindtijd wordt "in de boeken" gezet.
  • In vorm zijn: In staat zijn om maximaal te presteren, dit lukt meestal niet het hele seizoen.
  • Leeg zijn: Geen energie meer over hebben.
  • Met de handrem erop spelen: Niet voluit gaan.

Autosport bewerken

  • De auto resetten: als een Formule 1-bolide een mankement vertoont, kan (als laatste redmiddel) het probleem opgelost worden door alle computersystemen in de bolide te resetten.
  • Erbij is een, er voorbij is twee: Een auto bijhalen is makkelijker dan er daadwerkelijk voorbij gaan (Olav Mol).
  • Er voorbij fietsen: inhalen (Olav Mol).
  • Op een ronde zetten: coureurs inhalen waarbij ze een ronde minder rijden. Gebeurt wanneer koplopers achterblijvers inhalen.
  • Rijdende chicane: achterblijvers die een extra hindernis vormen om erlangs te gaan.
  • Trappen: gas geven.
  • Trulli-Train: in de kwalificatie relatief sneller zijn dan in de race, waardoor de in de race snellere auto's een trein vormen achter de eigen auto. Een verschijnsel dat zich regelmatig voordeed achter Jarno Trulli.
  • Verkeer: achterblijvers die door snellere coureurs op een ronde gezet worden.

Kaartspel bewerken

  • Al spelende raakte het kind te water.
  • Dat is er een van Wolfgang Amadeus/Publius Cornelius/Johann Sebastiaan. (in ieder geval twee bekende voornamen)
  • Dat ken, zei de hen.
  • De bijl moet erin.
  • Er komt een piepeltje binnen.
  • Het is een toestand in Marokko.
  • Hoog in de touwen.
  • Moeder, we gaan naar zee. (Koolhaas)
  • Toen dacht-ie zeker: dan maar een geweldje.
  • We spelen ampie. (voor gezamenlijke rekening)
  • Wie het onderste uit de kan wil.

Paardensport bewerken

Schaatsen bewerken

  • aanpikken (Mart Smeets): na ingehaald te zijn, bijvoorbeeld tijdens een Elfstedentocht, het tempo kunnen volgen van degene door wie men is ingehaald (ook bij wielrennen).
  • blikrus (Hein Vergeer): een uitdrukking die werd gebruikt om een nieuwe onbekende Rus te beschrijven, die vanuit het niets om de medailles meereed.
  • dansen op het ijs (Martin Hersman): Tijdens het Wereldkampioenschap schaatsen allround 2008 zei Hersman tijdens de afsluitende 5 km van Paulien van Deutekom dat ze danste op het ijs. Het ritme lag bij haar hoog, in tegenstelling tot Ireen Wüst de rit ervoor, die een laag ritme had.
  • Het schaatsen is in heel Nederland wereldberoemd (Mart Smeets): Dit werd in een periode gezegd dat Nederlanders het schaatsen domineerden en de belangstelling voor deze sport in andere landen nauwelijks nog aanwezig was.
  • hupje: de dynamische beweging die typerend is voor Bart Veldkamp.
  • in het schot vallen: vrijwel gelijk met het startschot beginnen met de rit.
  • schaatsbelg: iemand met een andere dan de Belgische nationaliteit die, om de selectiecriteria van de bond uit het land van herkomst te ontwijken, (ook) de Belgische nationaliteit aanneemt en vervolgens voor de Belgische schaatsbond uitkomt. De Nederlandse schaatser Bart Veldkamp was de eerste die het predicaat "schaatsbelg" ontving.

Schaken bewerken

  • De ongelukkige meende de bal met het hoofd te moeten spelen.
  • De rest is techniek. Het eindspel wordt nu gemakkelijk gewonnen.
  • Hier speelt men dan a4. Of een andere zet.
  • Kleintje onversneden. (Jhr. Arnold van Foreest)
  • Met wederzijdse kansen. Als de commentator niet weet wie er beter staat.
  • Nu volgt een fraai slotakkoord. De partij wordt afgerond met een mooie combinatie.
  • Te laat, te laat, sprak Winnetou, het zaad is al naar binnen toe. De fout is al gemaakt.
  • Tot hier was alles theorie. Deze openingszetten zijn nog bekend uit de literatuur.
  • Wat dreigt en waarom.
  • Wat kan de natuur toch mooi zijn. Als de bedoeling van de gespeelde zetten duidelijk wordt (Nico Cortlever).[1]
  • Wat nu, wat nu, zei Pichegru.

Tennis bewerken

  • One-hander-lander: enkelhandige backhand
  • Uitbreaken: de wedstrijd winnen door middel van het breken van de service van de tegenstander
  • Dropshot-headshot: het willen winnen op een onsportieve wijze
  • Cheap points: punten die makkelijk te verdienen zijn tegen zwakke spelers
  • Una Chala: 6-0 2e set verliezen
  • Gladde handjes: het meerdere malen wegwerpen van het racket
  • Gesloopt: het fysieke ongemak na het uitspelen van een degelijke tennispartij
  • Hakken: het wegzetten van een degelijke returnbal tegen de baseline
  • Kickvolley: het spelen van een volley waar behoorlijk wat rotatie aan de bal wordt meegegeven
  • Trekhengel: De speler in kwestie geeft de bal zoveel spin mee dat de tegenstander achter in het hek gedwongen wordt.
  • Smashfoutje: tijdens een rally een aanvallende bal het park uit slaan
  • Dikke arm/Natte rug: de druk niet aankunnen
  • AV-Vak: zone bij de baseline waar de bal altijd weg stuitert
  • Minibar: klein en gezette speler.
  • Holbal: een briljante winner die percentueel gezien niet vaak goed geslagen wordt.
  • Dubbele Tony: een dubbele fout.
  • Op de fiets naar huis: verliezen met 6-0 6-0.

Voetbal bewerken

  • De 12e man achter je hebben staan: steun van het publiek krijgen.
  • Arsenalscore: 1-0, de kleinste overwinning. "Olympiakos boekt Arsenalscore tegen AZ".[2] Arsenal FC was in het verleden bekend als "boring, boring Arsenal" omdat het vaak met één doelpunt won.
  • Ausputzer (uit het Duits): laatste man van de verdediging die erom bekendstaat dat hij meestal de bal zo ver mogelijk wegtrapt.
  • Balafpakker: speler (verdediger of middenvelder) die de aanval van de tegenstander weet te ontregelen.
  • Het beleg duurt voort: een aanval wordt in eerste instantie gepareerd, maar de aanvallende partij houdt balbezit en druk op de verdedigende partij. Naar de wedstrijd tussen PSV en Vitesse tijdens het seizoen 2006-2007.
  • Banaan: gekrulde voorzet vanaf de zijlijn van de goal weg. Handelsmerk van Frank Vercauteren.
  • Betonvoetbal: de tegenpartij het spel laten maken, zelf helemaal inzakken en dan proberen door middel van de counter te scoren (catenaccio).
  • Bewussie: een bewust gescoord doelpunt, wat niet direct blijkt uit de uitvoering ervan.
  • Bobo: aan Ruud Gullit toegeschreven benaming voor voetbalbestuurders en sponsors. Kan bondsbonzen betekenen; is ook Sranantongo voor sukkel of slome.
  • Binneuh!: uitroep van Frank Raes bij een doelpunt
  • Brilstand: Een 0-0 (lijkt op een bril) eindstand.
  • Catenaccio (letterlijk: grendel): manier van spelen die populair is in Italië. Sterk verdedigende manier van voetballen waarbij doelpunten uit een counter voort moeten komen.
  • Chocoladebeen: het minst getrainde been van een speler.
  • Counter: vanuit een verdedigende positie heel snel naar voren spelen terwijl het andere team weinig verdedigers heeft.
  • Cruijff-Olsenpenalty: een strafschop die door twee spelers samen wordt genomen; door Johan Cruijff en Jesper Olsen op 5 december 1982 toegepast tijdens Ajax-Helmond Sport. Eerder in de jaren vijftig al toegepast door de Belgische speler Rik Coppens, in 2016 ook door Lionel Messi en Luis Suárez.
  • Een cruijffiaanse uitspraak: vernoemd naar Johan Cruijff, een verwarrende of triviale uitspraak over voetbal doen.
  • Daumscore: 1-0, de kleinste overwinning. Genoemd naar de Duitser Christoph Daum, die als trainer van Club Brugge aanvankelijk vaak met een dergelijke score won.
  • De bal in het mandje leggen: een doelpunt maken.
  • De bal is rond (boektitel van D. Ariese): een uitdrukking om aan te geven dat een wedstrijd niet altijd door de sterkste wordt gewonnen. Met variant la pelota esta redonda (Spaans voor de bal is rond; Johan Cruijff).
  • De dekselse Grieken: benaming die Evert ten Napel gaf aan het Griekse kampioenselftal van het EK 2004.
  • De bus parkeren: zeer defensief spelen.
  • Die vrije trap was een poging tot mishandeling. Na de wedstrijd PSVSC Heerenveen in seizoen 2005 - 2006, schoot Alex een vrije trap in de goal van Heerenveen. Trainer Gertjan Verbeek van Heerenveen riep in de persconferentie, dat die vrije trap een poging tot mishandeling was, vanwege de snelheid (boven de 90 km/u) die de bal had.
  • Draak van een wedstrijd: wedstrijd waarin totaal niets gebeurt, met andere woorden we hadden beter thuis kunnen blijven.
  • Druistig: onbezonnen, overmoedig spelend.
  • Eenrichtingsverkeer: wordt gezegd als één partij vrijwel constant in de aanval is en de andere partij niets anders kan dan verdedigen.
  • Elleboog (o.a. Hugo Borst): het met de elleboog attaqueren van de tegenstander.
  • Engeltje op de lat: wil zeggen dat een keeper geluk heeft dat veel schoten naast het doel verdwijnen.
  • Fopduik: een ander woord voor schwalbe (verzonnen door Evert ten Napel).
  • Gallery play: een manier van spelen waarbij het accent op de schoonheid van het spel ligt, wat vaak wordt bereikt door een individuele actie.
  • Geflatteerde uitslag: een uitslag die de krachtsverhouding niet weerspiegelt, bijvoorbeeld een onverdiend (grote) nederlaag voor een gelijke of zelfs betere ploeg.
  • Gekraakt schot: de bal niet vol kunnen raken waardoor de kracht ontbreekt.
  • Grandelletje: een blunder van de keeper. Naar Franck Grandel, de keeper van FC Utrecht in 2006.
  • Hattrick: drie goals van één speler in één wedstrijd. Van een loepzuivere hattrick spreekt men als de goals in één helft worden gemaakt als een aaneengesloten reeks.
  • Hondenlul: scheldwoord tegen scheidsrechters dat in zwang kwam nadat voetballer Piet Romeijn het op 7 december 1969 gebruikte tegen scheidsrechter Van Gemert. Zelf verklaarde Romeijn achteraf dat hij de scheidsrechter geen "hondenlul" maar "onbenul" had genoemd.
  • Hoog voor de pot: hoge bal die ingekopt moet worden.
  • Hol-Knots-Begoniavoetbal (Bert Jacobs): erbarmelijk slecht voetbal.
  • Inkomen met gestrekt been: een onbesuisde overtreding, gericht op het blesseren van de tegenstander. Ook overdrachtelijk gebruikt buiten de voetbalwereld.
  • Jan van Staa-effect: naar Jan van Staa, opvolger van Rini Coolen. Trainer van FC Twente in 2006. Het Jan van Staa-effect wil zeggen, dat je een goede start maakt met je team, nadat je het roer hebt overgenomen van een trainer die is ontslagen of opgestapt.
  • Kans en mogelijkheid: een kans is een situatie waarin een speler rechtstreeks op doel kan schieten; de voorafgaande situatie wordt wel aangeduid als halve kans of mogelijkheid.
  • Kansen creëren: het scheppen van kansrijke situaties door creatief spel.
  • Kapotfluiten: doordat een scheidsrechter heel streng fluit, wordt het tempo lager en daarmee het spel vaak saai.
  • Kein keloel: geen gelul, uitgesproken met de Oostenrijkse tongval van Ernst Happel, m.a.w. zo weinig mogelijk praten en streven naar resultaatvoetbal.[3]
  • Kluitjesvoetbal (ook: pupillenvoetbal of F-jesvoetbal): veel voetballers in een kluwen rond de bal.
  • Klutsgoal (ook frommelgoal of Uit de kluts): doelpunt uit een chaotische situatie (scrimmage) voor het doel.
  • Komt dat schot!: typerende uitspraak van voormalig sportcommentator Hugo Walker.
  • Kijken hoe het gras groeit: een wedstrijd die zo saai is, dat het groeien van het gras nog boeiender is.
  • Krulbal: een schot richting doel óf een pass, met een mooie speciale boog, net iets anders dan een effectbal. Bedacht door een sportverslaggever van Enschede FM tijdens een wedstrijd van FC Twente.
  • Lange halen, snel thuis: speltype waarbij ballen ver naar voren worden geschoten en dan ook weer snel terug is in de verdediging.
  • Het Legioen: grote trouwe supportersschare, bijnaam voor de Feyenoordsupporters.
  • Linkerrijtje: De bovenste helft van de ranglijst, die op tv vaak in twee kolommen wordt weergegeven.
  • Luchtmacht: opstelling van kopsterke aanvallers bij een hoekschop of vrije trap.
  • Een Machlasje: In de wedstrijd Ajax-Feyenoord in het seizoen 2001/2002 zorgde Ajacied Nikos Machlas door een schwalbe ervoor dat Ajax een punt overhield (gelijkspeelde) aan de wedstrijd.
  • Met z'n elven voor de pot hangen: manier van spelen waarbij het hele elftal verdedigt, komt vaak voor als een ploeg op voorsprong staat en deze koste wat kost wil verdedigen. Engels: Parking the [team] bus in front of the goal. Gebruikt door Mourinho.
  • Een mickeymousecompetitie: een voetbalcompetitie die zeer zwak is en geen internationale rol van betekenis speelt.
  • Mispeer: een bal die in een onbedoelde richting van de voet springt.
  • Een mooi stel: karakterisering van het Nederlands elftal door Theo Reitsma na het behalen van het Europees kampioenschap in 1988.
  • Een muur(tje) optrekken: met een aantal verdedigers dicht tegen elkaar aan gaan staan om bij een vrije trap in de buurt van de goal de aanvaller te hinderen.
  • Naar binnen trekken: als speler meer naar het midden lopen.
  • Oorlog in de zestien: verwarring stichten in het vijandelijk strafschopgebied.
  • Op de man spelen: normaal wordt uiteraard de bal gespeeld. Moet een klassieker zijn (van ten minste voor het vrouwenvoetbal) want de uitdrukking heeft zijn weg naar andere taalgebieden ruim gevonden.
  • Panenka: een penalty die als een stiftje op het midden van het doel gericht wordt (en dus niet zo hard mogelijk in een hoek geschoten wordt); deze penalty werd uitgevoerd tijdens het EK in 1976 door de Tsjechoslowaakse voetballer Antonin Panenka.
  • Patatgeneratie (Bobby Haarms): verwende generatie jonge voetballers aan het eind van de jaren tachtig. Haarms doelde onder meer op Bryan Roy en Richard Witschge.
  • Pegel: andere naam voor een hard schot.
  • Peunen: de bal erg hard schieten.
  • Pinchhitter: een aanvaller die laat in de wedstrijd wordt ingebracht om een doelpunt te forceren.
  • Pingel: andere naam voor strafschop.
  • Pingelen: slalommen om verschillende tegenstanders of obstakels.
  • Pompen: de bal veelvuldig en hoog in het vijandelijke doelgebied schieten om een doelpunt te forceren. Meestal toegepast aan het einde van de wedstrijd als een van de partijen beslist nog een doelpunt nodig heeft.
  • Postbodevoetbal: van spelers die niet de bal over grote afstand naar een medespeler kunnen passen maar hem als het ware persoonlijk komen bezorgen.´ Gebezigd door De Kromme.
  • Professionele fout: een kleine bewuste fout om de tegenaanval af te breken.
  • Promovendus: een club die in het voorafgaande jaar is gepromoveerd naar een hogere divisie.
  • Puntertje: meestal gebruikt bij schot op doel, met de punt van de schoen in plaats van met de wreef.
  • Rechterrijtje: De onderste helft van de ranglijst, die op tv vaak in twee kolommen wordt weergegeven.
  • Roberto Carlosje: een vrije trap, waarbij de bal wegdraait van de keeper. De bal komt eerst recht op de keeper af, maar op het laatst draait de bal weg. Vernoemd naar de Braziliaanse voetballer Roberto Carlos.
  • Rode streep: denkbeeldige, maar tegenwoordig ook wel ingetekende scheidslijn. Onder de rode streep staan de teams die (dreigen te) degraderen naar een lagere klasse.
  • Sambavoetbal: voetballen met verrassende schijnbewegingen (als in een dans) zoals dat in Brazilië gespeeld wordt.
  • Seedorfjes, Seedorfen of Op zijn Seedorfs: Bij de eerste twee worden meerdere spelers van een team bedoeld. Bij de laatste wordt het voor een enkele speler gezegd. Er wordt bedoeld, dat de speler een penalty op groteske wijze mist, of hoeveel spelers een penalty voor een team missen. Naar aanleiding van de gemiste penalty's van Clarence Seedorf tegen Frankrijk in 1996, Turkije in 1997 en Juventus in 2003.[4][5][6]
  • Scorebordjournalistiek (Co Adriaanse): een wedstrijdanalyse op basis van de uitslag, terwijl verlies niet hoeft te betekenen dat er slecht gespeeld is en winst ook niet per se met goed voetbal is bereikt.
  • Schuiver: een hard en laag schot op het doel; Engels: daisy cutter.
  • Speeltuinvoetbal: uitspraak van Henk ten Cate naar aanleiding van een verloren wedstrijd van AFC Ajax tegen SBV Vitesse in het seizoen Eredivisie 2006/07 (uitslag 4-2 na een 0-2-voorsprong van Ajax).
  • Stiftje: een schot op doel met de voet gestrekt omlaag, waarbij de bal, vaak met tegeneffect, over de keeper heen in het doel komt.
  • Schepstift: een schot op doel waarmee de bal met gestrekte voet over de keeper wordt gelobd.
  • Schwalbe: Duits woord (letterlijk: zwaluw) voor een fopduik om onterecht een penalty te krijgen of de tegenstander een kaart te bezorgen.
  • Een bal op de stropdas (ook wel: op de manchet): een zeer nauwkeurige pass, waarmee over vele meters een aanvaller wordt aangespeeld.
  • Stropen: moeizaam rollen van de bal. De term ontstond tijdens het WK voetbal 2006, naar aanleiding van de discussie over de droge, niet-gesproeide, "stroperige" velden. De bal zou daar moeilijk over bewegen, en stroopte over het veld.
  • Theootje: de vrije trap van Theo Janssen
  • Totaalvoetbal: typisch Nederlandse stijl van voetballen begin jaren 70.
  • Twaalfde man: het supporterslegioen dat de ploeg vooruitstuwt.
  • Uit de rug weglopen: wanneer een aanvaller een voorzet krijgt en sneller bij de bal is dan een verdediger die juist dichter bij de bal stond toen de voorzet aankwam, waardoor vrij letterlijk de aanvaller uit of langs de rug van de verdediger rent en eerder bij de bal is. Deze situatie ontstaat vaak wanneer verdedigers alleen letten op de tegenstanders aan de bal; hierdoor zien ze niet dat een speler van de tegenpartij (achter hun rug) vrij loopt naar een gebied waar hij de bal kan voorgeven of schieten.
  • Een Vertonghen: de bal na een blessurebehandeling terugspelen op de doelman van de tegenpartij, maar dan, al dan niet expres, een doelpunt maken. Naar Jan Vertonghen, die dat namens Jong Ajax deed tegen SC Cambuur-Leeuwarden voor de KNVB beker in het seizoen 2005-06.
  • Voetbal is oorlog (Rinus Michels): een harde, agressieve speelstijl is noodzakelijk én aanvaardbaar als je wilt winnen, gele en eventueel ook rode kaarten inbegrepen.
  • Volgevreten vedetten: verwende topvoetballers (vgl. patatgeneratie).
  • Vrouwen en kinderen eerst: paniekerig verdedigen in de laatste fase van een wedstrijd.
  • Weg is weg (ook wegroeien): bal wegschieten bij het doel vandaan.
  • Zaadbal: slecht gespeelde bal die niet aankomt/waar niemand iets mee kan.
  • De zestien: het strafschopgebied ("Hij werd onderuitgehaald in de zestien").
  • Ziekenhuisbal:
    • (1) bal die tussen twee spelers in belandt, zodat de twee inkomende spelers tot een onvermijdelijke crash komen.
    • (2) een veel te zwakke pass.
  • Zijn we er tóch ingetuind (Herman Kuiphof in 1974, nadat Gerd Müller het winnende doelpunt had gemaakt in de door Nederland verloren WK-finale), terwijl Nederland eerder op voorsprong stond.

Wielrennen bewerken

  • à bloc: voluit, met volle inzet, rijden.
  • treintje oproken: te snel haken een aantal ploeggenoten af die de sprinter naar de finish moeten brengen.
  • aan de boom schudden: hard doorrijden om tegenstanders in de kopgroep te lossen, vooral bergop.
  • aan het elastiek hangen: achter in een groep fietsen en op het punt staan gelost te worden.
  • achterwielrenner (ook: wieltjeszuiger): wielrenner die steeds achter een ander aanrijdt en niet op kop gaat. Gezegd door Eddy Merckx over Joop Zoetemelk.
  • Als Jan Janssen de Tour kan winnen kan mijn schoonmoeder het ook. (Kees Pellenaars)
  • De Tour de France win je in bed. Goed slapen is essentieel om te herstellen. (Joop Zoetemelk)
  • binnenband: inspuiting in de ader.
  • chasse patate: een of meer renners die ondanks een zware inspanning niet de voorste renner(s) weten te bereiken en langzaam maar zeker worden bijgehaald door de groep waaruit ze zijn ontsnapt. Bijvoorbeeld een groepje renners dat uit het peloton ontsnapt om naar een kopgroep te rijden, maar halfweg blijft hangen. Ze slagen er kilometers lang niet in de kopgroep te bereiken, maar ze zijn ook te ver voorop om zich nog te laten inhalen door het peloton. Zoals taal- en sportkenner Mark Uytterhoeven ooit opmerkte: "Je voelt je redelijk onnozel, 'en chasse patate'."
  • bolletjestrui: trui met rode stippen die in de Ronde van Frankrijk aan de leider in het bergklassement (de bergkoning) wordt gegeven; in het Frans: "maillot à pois" ("erwtjestrui"). De leider zelf wordt ook "de bolletjestrui" genoemd, net zoals de leider in het algemeen klassement ("de gele trui") of in het puntenklassement ("de groene trui").
  • boterham met pindakaas: "Je rijdt de Tour niet op een boterham met pindakaas", dat wil zeggen niet zonder verboden middelen, opmerking toegeschreven aan Gerrie Knetemann.
  • de bus: groep renners die niet mee kan in de bergetappes en gezamenlijk in een rustiger tempo naar de finish fietst. De chauffeur van de bus is doorgaans een ervaren renner die het tempo zodanig regelt dat de groep nog binnen de toegelaten tijd aan de finish komt.
  • de deur dichtdoen: (bij een sprint) van de eigen lijn afwijken en daardoor de tegenstander de pas afsnijden.
  • de dood of de gladiolen: (in de laatste fase van een wedstrijd) zo hard mogelijk fietsen en maar kijken wat het resultaat is: de bloemen of helemaal niks.
  • de koers hard maken: groepsgewijs een hoog tempo rijden, waardoor ontsnappingen worden bemoeilijkt.
  • de sprint aantrekken: op ruime afstand van de streep zo hard mogelijk rijden zodat de kopman in een ideale positie kan beginnen met sprinten.
  • De Tour wacht op niemand: er is geen mededogen met pechvogels in de Tour de France.
  • door de wind boren: met wind pal op kop voor het peloton proberen te blijven.
  • doorkachelen (Gerrie Knetemann): met het verstand op nul hard blijven doorfietsen.
  • d'r op en d'r over: een renner of groep bijhalen, en vervolgens direct voorbij rijden.
  • derde bal: Een blessure die begint met een puistje in de bilnaad dat door druk en wrijving uitgroeit tot een ontsteking ter grootte van een ei.
  • een gat laten vallen: een of meer renners laten wegrijden, al dan niet met opzet.
  • een gat toe rijden: een achterstand goedmaken.
  • een jasje uitdoen: een inspanning leveren, een stuk uit de reserves putten.
  • een koffiemolentje draaien: met een zeer kleine versnelling rijden.
  • een kwak geven: tijdens de sprint bewust iemand opzij zetten door een bruuske manoeuvre.
  • een loper: een beklimming die geleidelijkaan steiler wordt en geen bruuske afwisseling in percentages kent (Michel Wuyts)
  • een waaier trekken: bij zijwind rijden de renners het liefst schuin achter elkaar, zodat de renners (behalve de eerste) uit de wind rijden. Wanneer zo de ganse breedte van de weg gebruikt is en er geen plaats meer is, komt de volgende renner in de wind en zal die het moeilijker krijgen om te volgen. Omdat hij in feite verplicht wordt om een nieuwe waaier te vormen, kan hij en de rest van het peloton "eraf gereden worden". (Verwant: (het peloton) op de kant zetten.)
  • een wapper krijgen: hongerklop krijgen, te weinig gegeten hebben waardoor het lichaam ineens niet meer in staat is tot grote fysieke inspanning.
  • elkaar bij de keel vasthouden (Maarten Ducrot): Wanneer klassementsrenners elkaar geen strobreed toegeven in de strijd om de koppositie. Daarmee wurgt de klassementsrenner ook zijn eigen kansen. Vaak wordt gedacht: 'Ik niet, dan mijn concurrent ook niet.'
  • en danseuse: recht op de trappers bergop rijden en zwaaiende bewegingen maken met het lichaam.
  • er een snok aan geven: extra hard gaan rijden.
  • er af gepierd worden (Maarten Ducrot): het tempo niet meer kunnen volgen.
  • erbij liggen (Maarten Ducrot): deel uitmaken van een valpartij.[7]
  • ervanonder muizen wegspringen, demarreren op een onopvallende manier.
  • gekookt zijn (Maarten Ducrot): uitgeput door inspanning of warmte
  • geparkeerd staan: nauwelijks nog bergop kunnen fietsen zodat men bijna stilstaat.
  • gesneden brood: groeihormonen.
  • gestrekt tempo: rijden met hoog tempo, net niet maximaal.
  • goede benen hebben: in goede vorm verkeren.
  • grinta (Italiaans): hardnekkigheid, verbetenheid (veel gebruikt door Michel Wuyts op de Vlaamse televisie).
  • het gat dichten/dichtrijden: aansluiting krijgen met een voorligger.
  • het moet uit het eelt van zijn tenen komen (Mart Smeets): het kost hem grote inspanning.
  • een ander het snot voor de ogen rijden: hem afpeigeren en zo goed als eraf fietsen (vgl. opgebaard ...).
  • Hij is gezien: hij is verslagen, op achterstand gereden.
  • Hij trapt de kinderkopjes uit de kasseistrook (Mart Smeets): zeer hard over een kasseistrook fietsen.
  • Hij zit in een zetel: hij zit in een zeer voordelige positie als de sprint begint.
  • Hij zit te harken (met zijn hol open) (Gerrie Knetemann): hij rijdt zwoegend.
  • hongerklop: plotselinge uitputting door tekort aan koolhydraten.
  • iemands karretje in de poep rijden (Gerrie Knetemann): geheel tegen de tactiek van een tegenstander in koersen.
  • in de boter trappen: erg soepel fietsen.
  • in iemands wiel springen: achter een tegenstander aan gaan.
  • in/uit de wind rijden
  • jus (in de benen): genoeg energie om hard te fietsen.
  • kever: een dosis testosteron.
  • linkeballen: tactisch manoeuvreren aan het eind van een koers, dat wil zeggen maar weinig kopwerk doen.
  • lossen: niet mee kunnen komen met een groep of het peloton.
  • lachend naar het rood met gemak de leiderstrui pakken of behouden (in de Vuelta).
  • de man met de hamer tegenkomen: in korte tijd compleet uitgeput raken.
  • meesterknecht: ploeggenoot die veel werk verzet voor zijn kopman; ook wel adjudant of wegkapitein genoemd.
  • met je hol open zitten: zitten zwoegen om mee te kunnen (Gerrie Knetemann).
  • mongolenwaaier: groep gelosten.
  • musette: etenszakje.
  • Namen zeggen me niks. Rugnummers moet ik hebben. Barend Barendse, reagerend op een mededeling dat Pflimlin gevallen was.
  • met een neuslengte (ook: banddikte) verschil winnen: winnen met een klein verschil.
  • het nieuwe wielrennen: wielrennen zonder doping, term ingevoerd na de doping-affaires van 2006 en 2007.
  • op de grote molen: met een groot verzet, een grote versnelling op de fiets rijden.
  • opgebaard over de meet komen nadat je je het snot voor de ogen hebt gereden (Gerrie Knetemann): dodelijk vermoeid de finish bereiken.
  • op het rooster leggen: De renners worden door de beste in de groep helemaal kapotgereden.
  • op karakter fietsen: het fietsen niet opgeven ondanks pijn (door kwetsuur).
  • op souplesse rijden: de trappers met een efficiënte techniek rondbewegen, met een hoog aantal omwentelingen.
  • pap in de benen hebben in slechte vorm verkeren.
  • Parijs is nog ver: uitdrukking die toegeschreven is aan Joop Zoetemelk, wil aangeven dat de strijd nog niet gestreden is, dat de prijzen aan de eindmeet worden uitgedeeld.
  • patat krijgen: een sportieve draai om je oren krijgen;
  • pocketklimmer: relatief kleine lichte renner die goed kan klimmen. Ook wel berggeit genoemd.
  • Er een snok aan geven: een laatste krachtexplosie [Gerrie Knetemann].
  • het skoekeloen in rijden: het ravijn in rijden.
  • een spervuur van demarrages: talrijke demarrages aan het eind van een wedstrijd of etappe.
  • spurtbom: begenadigde spurter met explosieve, krachtige stijl.
  • ze staan stil: die groep heeft een relatief laag tempo.
  • stervende zwanen: een uitdrukking die af en toe door Michel Wuyts gebruikt wordt. Het is veelal een spurt tussen twee renners (of meerdere) die na een immense krachttoer nog een inspanning moeten leveren.
  • stoempen: (variante van stampen) fietsen op kracht met weinig techniek vnl. op zwaar terrein (berg, kasseien, modderige grond). Vgl. op karakter fietsen.
  • surplacen: balancerend stilstaan op de fiets om zo een tegenstander ongewild de leiding op te dringen; het bijpassende zelfstandig naamwoord luidt surplace (van Frans sur place, "ter plaatse").
  • het lijkt op een tandartsenpraktijk: elke keer alle gaatjes dichtrijden na een demarrage (Maarten Ducrot tijdens de Ronde van Frankrijk 2008).
  • met twee vingers in de neus een overwinning behalen: makkelijk winnen.
  • uitgewoond zijn (ook: uitgepierd zijn): uitgeput zijn.
  • vals plat: licht oplopend, schijnbaar vlak stuk van het parkoers.
  • verdapperen: harder gaan rijden.
  • vierkant draaien: niet vlot fietsen (vooral door technische tegenslag of vete in de ontsnappende groep).
  • viezerikje: segment van een beklimming die je dwingt in het rood te gaan (Peter Kaag).
  • virtueel in het geel rijden: (Ronde van Frankrijk:) renner die tijdens de etappe zo'n voorsprong heeft dat hij de gele leiderstrui zou dragen als de rit op dat moment zou eindigen.
  • wandeletappe: een etappe van een wielerkoers waarin heel langzaam wordt gefietst.
  • wapper: hongerklop.
  • we gaan fietsen (Mart Smeets): ter inleiding van televisiecommentaar op een wielerwedstrijd. Tijdens de wedstrijd, wanneer de renners na een gezapige rit in peloton serieus gaan koersen.
  • wegkletsen: demarreren.
  • wesp: aranesp, een soort super-epo (gebruikt in de zaak Johan Museeuw).
  • wieltjeszuiger (ook: achterwielrenner): wielrenner die steeds achter een ander aan rijdt en niet op kop gaat. Gezegd door Eddy Merckx over Joop Zoetemelk.
  • zwemmen: tussen twee groepen in fietsen zonder dat de eerste groep wordt ingehaald (vgl. chasse patate).

Verwante pagina bewerken

Externe links bewerken

Noten bewerken