Kunstrijden op de Olympische Winterspelen 1964

sportevenement op de Olympische Spelen

Het kunstrijden is een van de sporten die beoefend werden tijdens de Olympische Winterspelen 1964 in Innsbruck. Het was de elfde keer dat het kunstrijden op het olympische programma stond. In 1908 en 1920 stond het op het programma van de Olympische Zomerspelen. De wedstrijden vonden plaats van 29 januari tot en met 6 februari op kunstijs in het Olympia-Eisstadion.

In totaal namen 88 deelnemers (41 mannen en 47 vrouwen) uit vijftien landen deel aan deze editie.

Bij de mannen namen Alain Calmat en Karol Divín voor de derde keer deel, bij de vrouwen was dit Sjoukje Dijkstra en bij de paren alleen Marika Kilius (in 1956 met Franz Ningel, in 1960 en deze editie met Hans-Jürgen Bäumler).

De Nederlandse Sjoukje Dijkstra veroverde na haar zilveren medaille in 1960 nu de gouden medaille, dit was de eerste gouden medaille voor Nederland bij de Olympische Winterspelen. Het paar Marika Kilius / Hans-Jürgen Bäumler veroverden net als in 1960 de zilveren medaille.

Uitslagen bewerken

Eindrangschikking
Elk van de negen juryleden rangschikte de deelnemer van plaats 1 tot en met de laatste plaats. Deze plaatsing geschiedde op basis van het toegekende puntentotaal door het jurylid gegeven. (Deze puntenverdeling was weer gebaseerd op 60% van de verplichte kür, 40% van de vrije kür bij de solo disciplines). De uiteindelijke rangschikking geschiedde bij een meerderheidsplaatsing (r/m). Wanneer een deelnemer als enige bij meerderheid als eerste was gerangschikt, kreeg hij de eerste plaats toebedeeld. Vervolgens werd voor elke volgende positie deze procedure herhaald, waarbij het aantal plaatsingen voor die positie werd bepaald door het aantal keren dat diezelfde positie of hogere positie werd behaald (dus, voor plaats 2 telden alle top 2 plaatsen, voor plaats 3 alle top 3 plaatsen, enz.). Wanneer geen meerderheidsplaatsing kon worden bepaald dan werd de procedure voor de volgende positie ingezet. Wanneer meerdere deelnemers een gelijk aantal meerderheidsplaatsingen hadden dan waren de beslissende factoren: 1) de laagste som van de meerderheidsplaatsingen (pc/rm), 2) laagste som van plaatsingcijfers van alle juryleden (pc/9), 3) totaal behaalde punten, 4) punten behaald in de verplichte kür (solo disciplines).

Mannen bewerken

Op 3 en 4 (verplichte kür) en 6 februari (vrije kür) streden 24 mannen uit elf landen om de medailles.

r/m = rangschikking bij meerderheid, pc/rm = som van de meerderheidsplaatsingen, pc/9 = som plaatsingcijfers van alle negen juryleden (vet = beslissingsfactor)
rang sporter(s) land r/m pc/rm pc/9 punten
  Manfred Schnelldorfer   EUA 6x1 (1-2-1-3-1-1-1-2-1) 6 13 1916,9
  Alain Calmat   FRA 8x3 (3-1-2-1-3-2-4-3-3) 18 22 1876,5
  Scott Allen   USA 7x3 (2-3-3-2-2-5-3-1-5) 16 26 1873,6
4 Karol Divín   TCH 9x4 (4-4-4-4-4-4-2-4-2) 32 32 1862,8
5 Emmerich Danzer   AUT 9x5 (5-5-5-5-5-3-5-5-4) 42 42 1824,0
6 Thomas Litz   USA 5x8 (10-8-11-6-6-6-6-12-12) 32 77 1764,7
7 Peter Jonas   AUT 5x8 (6-6-6-13-14-8-10-9-7) 33 79 1752,0
8 Nobuo Sato   JPN 6x9 (8-9-7-9-12-9-9-10-15) 51 88 1746,2
9 Donald Knight   CAN 5x9 (12-7-9-7-7-13-11-6-13) 36 85 1746,6
10 Monty Hoyt   USA 7x10 (11-10-10-8-4-7-7-7-10) 59 81 1755,5
11 Ralph Borghard   EUA 6x11 (9-12-12-11-8-10-8-14-6) 52 90 1742,2
12 Sepp Schönmetzler   EUA 7x12 (7-11-8-14-13-11-12-8-8) 92 131 1743,1
13 Charles Snelling   CAN 6x13 (16-13-16-12-9-16-13-11-11) 69 117 1705,5
14 Giordano Abbondati   ITA 7x15 (22-17-15-10-10-15-15-13-14) 92 131 1688,4
15 Wolfgang Schwarz   AUT 7x15 (15-15-13-16-15-12-14-18-9) 93 127 1695,9
16 Bill Neale   CAN 6x16 (13-16-17-15-17-18-16-15-16) 91 143 1667,7
17 Robert Dureville   FRA 7x17 (14-14-18-17-16-14-17-17-21) 109 148 1660,0
18 Hywel Evans   GBR 7x18 (17-19-14-22-18-17-18-16-18) 118 159 1640,1
19 Markus Germann   SUI 5x20 (23-22-23-19-19-19-22-20-19) 96 186 1578,0
20 Malcolm Cannon   GBR 5x20 (19-21-19-20-20-21-20-23-24) 98 187 1587,5
21 Jenő Ébert   HUN 6x21 (18-20-21-21-23-22-21-22-20) 121 188 1586,9
22 Ondrej Nepela   TCH 7x22 (21-23-22-23-21-20-19-19-22) 144 190 1586,9
23 Philippe Pelissier   FRA 8x23 (20-18-20-18-22-23-24-21-23) 165 189 1590,1
24 Peter Grütter   SUI - (24-24-24-24-24-24-23-24-17) 208 208 1517,2

Vrouwen bewerken

Op 30 en 31 januari (verplichte kür) en 2 februari (vrije kür) streden 30 vrouwen uit veertien landen om de medailles.

r/m = rangschikking bij meerderheid, pc/rm = som van de meerderheidsplaatsingen, pc/9 = som plaatsingcijfers van alle negen juryleden (vet = beslissingsfactor)
rang sporter(s) land r/m pc/rm pc/9 punten
  Sjoukje Dijkstra   NED 9x1 (1-1-1-1-1-1-1-1-1) 9 9 2018,5
  Regine Heitzer   AUT 5x2 (2-2-3-2-3-3-2-3-2) 10 22 1945,5
  Petra Burka   CAN 7x3 (3-4-2-4-2-2-3-2-3) 17 25 1940,0
4 Nicole Hassler   FRA 8x4 (4-3-4-7-4-4-4-4-4) 31 38 1887,7
5 Miwa Fukuhara   JPN 6x5 (7-5-7-3-5-5-5-8-5) 28 50 1845,1
6 Peggy Fleming   USA 6x6 (5-7-11-5-8-6-6-5-6) 33 59 1819,6
7 Christina Haigler   USA 5x7 (15-8-9-8-6-7-7-7-7) 34 74 1803,8
8 Albertina Noyes   USA 6x9 (10-6-5-6-10-9-10-9-8) 43 61 1798,9
9 Helli Sengtschmid   AUT 5x9 (6-9-12-10-14-11-8-6-9) 38 85 1782,1
10 Wendy Griner   CAN 5x10 (12-10-6-9-11-10-11-10-12) 45 91 1775,3
11 Sally-Anne Stapleford   GBR 5x11 (14-14-10-11-9-8-9-20-13) 47 108 1757,9
12 Shirra Kenworthy   CAN 6x12 (9-12-8-12-7-14-16-16-10) 58 104 1756,3
13 Kumiko Okawa   JPN 6x13 (23-13-21-13-12-12-18-13-11) 74 136 1725,4
14 Inge Paul   EUA 5x14 (11-11-17-27-19-16-13-11-14) 60 139 1720,3
15 Hana Mašková   TCH 6x16 (17-15-16-20-13-13-14-18-16) 87 142 1714,8
16 Carol-Ann Warner   GBR 5x17 (16-17-14-21-21-23-12-14-24) 73 162 1692,9
17 Zsuzsa Almássy   HUN 5x17 (13-16-23-16-18-15-17-21-20) 77 159 1702,2
18 Diana Clifton-Peach   GBR 5x18 (8-19-18-14-17-22-20-15-19) 72 152 1711,7
19 Gabriele Seyfert   EUA 6x19 (18-26-25-18-20-17-19-17-17) 106 177 1685,1
20 Ingrid Ostler   AUT 6x20 (19-20-15-22-16-26-15-23-15) 100 171 1684,8
21 Ann-Margreth Frei-Käck   SWE 6x21 (20-18-20-19-24-25-25-19-21) 107 191 1661,1
22 Junko Ueno   JPN 6x22 (22-21-13-15-23-18-23-12-23) 101 170 1685,0
23 Franziska Schmidt   SUI 7x23 (26-24-19-23-15-20-22-22-22) 143 193 1662,8
24 Uschi Keßler   EUA 7x24 (24-23-24-24-22-21-24-26-25) 162 213 1642,3
25 Jana Mrázková   TCH 7x25 (21-22-22-29-28-19-21-25-18) 148 205 1646,4
26 Sandra Brugnera   ITA 8x26 (27-25-26-17-26-24-26-24-26) 194 221 1612,5
27 Monika Zingg   SUI 6x27 (28-27-30-25-25-30-29-27-27) 131 218 1568,9
28 Anne Karin Dehle   NOR 8x28 (25-29-27-28-27-28-28-28-28) 219 218 1571,9
29 Geneviève Burdel   FRA 8x29 (29-28-28-26-29-29-27-30-29) 225 255 1542,0
30 Berit Unn Johansen   NOR - (30-30-24-30-30-27-30-29-30) 265 265 1524,9

Paren bewerken

Op 29 januari (vrije kür) streden zeventien paren uit zeven landen om de medailles.

r/m = rangschikking bij meerderheid, pc/rm = som van de meerderheidsplaatsingen, pc/9 = som plaatsingcijfers van alle negen juryleden (vet = beslissingsfactor)
rang sporter(s) land r/m pc/rm pc/9 punten
  Ljoedmila Beljoesova / Oleg Protopopov   URS 5x1 (2-2-2-1-2-1-1-1-1) 5,0 13,0 104,4
  Marika Kilius / Hans-Jürgen Bäumler[1]   EUA 8x2 (1-1-1-3-1-2-2-2-2) 12,0 15,0 103,6
  Debbi Wilkes / Guy Revell[1]   CAN 6x4 (4-5-4-2-4,5-3-4-3-6) 20,0 35,5 98,5
  Vivian Joseph / Ronald Joseph[1]   USA 6x4 (3-3-3-4-4,5-4-5-5-4) 21,0 35,5 98,2
5 Tatjana Zjoek / Alexander Gavrilov   URS 5x5 (6-6-5-9-3-6-3-4-3) 18,0 45,0 96,6
6 Gerda Johner / Rüdi Johner   SUI 5x6 (5-7,5-7-7,5-7-5-6-6-5) 27,0 56,0 95,4
7 Judianne Fotheringill / Jerry Fotheringill   USA 5x7 (7-7,5-8-5-12-7-9-7-7) 33,0 69,5 94,7
8 Cynthia Kauffman / Ronald Kauffman   USA 5x8 (8-4-11-6-9-8-11-9-8) 34,0 74,0 92,8
9 Agnesa Wlachovská / Peter Bartosiewicz   TCH 5x9 (9-10-10-7,5-13-9-7,5-8-10) 41,0 84,0 91,8
10 Milada Kubíková / Jaroslav Votruba   TCH 5x10 (10-13-9-14-8-14,5-7,5-10-11) 44,5 97,0 88,9
11 Brigitte Wokoeck / Heinz-Ulrich Walther   EUA 6x12 (12,5-9-6-12-11-12-10-14-17) 60,0 103,5 88,8
12 Gerlinde Schönbauer / Wilhelm Bietak   AUT 6x12 (11-11-12-15,5-6-14,5-14-12-12) 64,0 108,0 87,7
13 Margit Senf / Peter Göbel   EUA 7x13 (12,5-16-13-17-10-13-12-11-9) 80,5 113,5 87,9
14 Faye Strutt / Jim Watters   CAN 5x14 (14-12-15,5-10,5-16-10,5-13-16-15) 60,0 122,5 85,3
15 Inge Strell / Ferry Dedovich   AUT 7x15 (15-15-15,5-10,5-15-17-15-13-13) 96,5 129,0 83,6
16 Linda Ward / Neil Carpenter   CAN 9x16 (16-14-14-13-14-10,5-16-15-16) 128,5 128,5 84,2
17 Monique Mathys / Yves Ällig   SUI - (17-17-17-15,5-17-16-17-17-14) 147,5 147,5 81,5
* In 1966 gaf het paar Kilius/Bäumler de zilveren medaille vrijwillig terug aan het Internationaal Olympisch Comité vanwege het reeds voor de Spelen van 1964 gesloten profcontract bij een ijsrevue. Deelname was toen nog uitsluitend bestemd voor amateurs. De ISU heeft de uitslagen nooit gewijzigd. In 1987 kregen ze eerst van het Duitse NOC de zilveren medaille terug, daarmee weer aansluitend op de ISU-uitslagen en later (1997?) heeft het IOC ze ook weer opgenomen in de uitslagen. De overige teams mochten hun gecorrigeerde zilver en brons behouden.[2]

Medaillespiegel bewerken

rang land       totaal
1   Duits eenheidsteam 1 1 0 2
2   Nederland 1 0 0 1
2   Sovjet-Unie 1 0 0 1
4   Canada 0 1 1 2
5   Oostenrijk 0 1 0 1
5   Frankrijk 0 1 0 1
7   Verenigde Staten 0 0 2 2
3 4 3 10

Externe links bewerken