Een keperboog of mijterboog is een boog of overwelving in driehoeksvorm, zoals de heraldische keper[1]. Bij een keperboog bestaan de schuine zijden uit één steen, dit in tegenstelling tot andere bogen, die uit meerdere stenen bestaan. De overspanning is dan ook een stuk kleiner in vergelijking met andere bogen.

Kleine keperboog boven een nis met heiligenbeeld, in het Picardische Picquigny

Deze overspanning werd gebruikt voor kleine ramen en nissen, in de Middeleeuwen werd ze toegepast als kaarsnis.[1]

In de expressionistische baksteenarchitectuur wordt de keperboog ook vaak toegepast, bijvoorbeeld in het werk van Dom Bellot.

Etymologie bewerken

Etymologisch is het woord keper afkomstig van het Latijnse caper, dat 'bok' betekent, zowel in de zin van het dier als het werktuig. Als zodanig is het vergelijkbaar met de chevron, die dezelfde vorm heeft en via het Frans van hetzelfde woord afstamt. Het woord keper is oorspronkelijk in de Nederlandse taal gekomen als bouwkundige term voor een schuingeplaatste balk in een dakconstructie (zie keper (dak)). Het woord keper wordt nog in de Nederlandse taal gebruikt in de uitdrukking: "Op de keper beschouwd", wat zoveel betekent als: "heel nauwkeurig bekeken". Keper verwijst hier naar het visgraatmotief in een geweven stof.[2] Om dit motief te kunnen bekijken, moet je heel nauwkeurig kijken.