Julia Jaarsma-Adolfs

Nederlands advocate (1899-1975)
(Doorverwezen vanaf Julia Adolfs)

Julia Henriëtte Jaarsma-Adolfs (24 september 189916 november 1975) was een Nederlands-Indisch strafpleiter. Zij was de eerste in Nederlands-Indië geboren vrouwelijke advocaat.[1] Zij praktiseerde in Soerabaja van 1927-1961, en maakte naam als strafpleiter.[2] Onder haar clientèle bevonden zich veel vooraanstaande zakenlieden uit de Chinese gemeenschap.[3] Naast een carrière als advocaat vervulde zij (bestuurs)functies in het maatschappelijke, religieuze en politieke leven van Europees gezind Surabaya. Zij zette zich in voor vrouwenrechten, de vooroorlogse rooms-katholieke gemeenschap en bepleitte, in lijn met het Indo-Europeesch Verbond, eigendomsrechten op grond voor Indo-Europeanen.[4] Tijdens de Japanse bezetting vervulde zij, door sommigen omstreden, leiderschapsrollen in burgerkampen waarin ze met haar drie dochters was geïnterneerd.[5] Na de onafhankelijkheid van Indonesië op 17 augustus 1945 bleef Jaarsma-Adolfs tot 1961 werkzaam in Surabaya in de advocatuur en onroerend goed.[6] Haar middelste dochter Trudie Vervoort-Jaarsma[7] heeft haar aandeel van overerfd vermogen nagelaten aan het Amsterdams Universiteitsfonds met onder meer een fonds op naam,[8] van mr. Julia Jaarsma-Adolfs bedoeld voor studiebeurzen voor aankomend juristen.[9]

Julia Jaarsma-Adolfs
Foto 1974/75
Algemene informatie
Titulatuur Mr.
Geboren 24 september 1899
Semarang, Nederlands-Indië
Overleden 16 november 1975
Amsterdam
Beroep Advocaat
Bekend van De eerste vrouwelijke advocaat in Nederlands-Indië

Achtergrond en Opleiding bewerken

 
Henriëtte Donkel met van links naar rechts Gerard, Truus en Julia rond 1902. (foto: G.C. Adolfs).

Julia Henriëtte Adolfs werd geboren op 24 januari 1899 in Semarang, Midden-Java. Haar vader, Gerardus Cornelis Adolfs,[10] roepnaam Gerrit (1871-1945), was als jongste ongediplomeerde zoon van een Amsterdamse scheepstimmerman in 1894 naar Nederlands-Indië vertrokken en daar getrouwd met de Javaans sprekende Henriëtte Donkel, roepnaam Jet (1874-1949), die een afstammeling was van VOC-militair Donkel.[11]

Julia was het tweede kind en de oudste dochter. De oudste zoon, Gerard Pieter Adolfs (1898-1968) werd later bekend als autodidact kunstschilder. Het gezin, met na verloop van tijd acht Indische kinderen, verhuisde vaak wegens de loopbaan van vader Adolfs bij de Semarang-Joana Stoomtram Maatschappij (SJS).[12][13] Zo woonden zij in Blora, Koendoeran en Goendih uiteindelijk in Surabaya Bij volwassenheid verbleven verschillende familieleden in dezelfde buurt: in en om de Bengawanstraat in de Europese wijk Darmo.

Julia was het enige meisje uit het gezin met universitaire opleiding. Zij kwam, na voltooiing van de HBS in Surabaya en het afleggen van staatsexamen in 1921 voor het eerst in Nederland om rechten te studeren aan Universiteit Leiden.[14] Op 6 oktober 1926 studeerde zij volgens schema af en keerde terug naar Surabaya.[15]

Vanaf 1927 was zij lid van de Vereeniging in Indië van Vrouwelijke Oud-Studenten (VIVOS).[16] Zij zal een van de weinige Indo-Europese leden zijn geweest, gezien het raciaal discriminatoire karakter van de toenmalige samenleving. In oktober 1927 trad Jaarsma-Adolfs toe tot het bestuur van de plaatselijke afdeling van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht.[17] In die rol hield zij diverse openbare lezingen, evenals over huwelijkse voorwaarden binnen de Huwelijkswet.[18]

Advocatuur bewerken

Begin 1927 werd Julia als mr. J. Adolfs opgenomen in het advocatenkantoor van mr. Sytze Jaarsma, met wie zij op 9 juli van datzelfde jaar trouwde. Als advocaat bleef Adolfs haar meisjesnaam hanteren maar in het maatschappelijk verkeer stond zij bekend als mevrouw Jaarsma of Jaarsma-Adolfs.[19] Maart 1927 werd mr. Julia Adolfs benoemd tot procureur bij de Raad van Justitie in Surabaya. Ze behandelde zowel publiekrechtelijke als civiele zaken, over het algemeen voor de verdediging. Deze omvatten gevallen van moord, verkrachting, fraude, illegaal gokken, opiumsmokkel, afpersing, woeker, valsemunterij, diefstal, smaad, enzovoorts. Ze maakte hierbij vooral naam als strafpleiter. Ludvig E. Movig, voormalig rechter in Nederland en in koloniaal Indonesië, verwees in 1972 als volgt naar mr. Adolfs: “Zij was beslist een strafpleiter van formaat en de beste, die ik tijdens mijn lange carrière van bijna een halve eeuw heb ontmoet.”[20]

Bij veel zaken van Adolfs waren cliënten met een Indonesische, Arabische of Chinese achtergrond betrokken.[21] Mr. Adolfs was in Surabaya, evenals mr. Ploegman, een advocaat die de voorkeur genoot bij het Chinese bedrijfsleven.[22] In 1934 verdedigde Adolfs onder meer de beruchte Ang Tjay Tjoen, in Oost-Java bekend als de 'Woekeraar van Singosari'.[23][24] Dit ondanks dat zij bestuurslid was geweest van de plaatselijke afdeling van de Anti-Woekervereeniging.[25]

Het advocatenkantoor van Adolfs en Jaarsma verhuisde enkele keren binnen de Chinese wijk van Surabaya.[26] Verdiensten uit de advocatuur werden geïnvesteerd in onroerend goed. Aangekochte panden werden opgeknapt en gemeubileerd verhuurd via Woningbureau Versluis N.V. Soerabaia. Bij het uitbreken van de oorlog stonden er 90 panden op haar naam, waaronder het tot privé woonhuis ingerichte perceel aan de Darmokali 10.[27]

Gedurende de gehele De Japanse bezettingstijd van de Indonesische archipel (1942 - 1945) was de advocatenpraktijk van Adolfs en Jaarsma noodgedwongen gesloten. Per april 1946 maakte Adolfs direct deel uit van de dan net opgerichte “Voorloopige Advocaten Organisatie” om gratis of tegen verminderd tarief in rechtsbijstand te kunnen voorzien aan onvermogenden in de chaotische naoorlogse situatie.[28][29] Daarnaast verschenen opnieuw zaken in de pers waarvoor zij de verdediging voerde met onder meer corruptie, fraude, moord, wapenhandel en dergelijke die haar bijnaam ‘advocaat van kwaaie zaken’ bleven voeden.[30] In 1952 kwamen daar drie politiek geruchtmakende zaken bij.[31][32] Het betrof het conflict tussen vakbond Sarbufis en de directeur-eigenaar Liem Seeng Tee van het Sampoerna-concern - bestaande uit een filmtheater en een tabaksfabriek - dat tot de Hoge Raad werd uitgespeeld.[33] Ook werd, deels achter gesloten deuren, de miljoenenroof van de Java Bank door Nederlandse onderdanen, gepleegd in 1950, behandeld.[34] En de zaak over al of niet beledigende stukken aan het adres van vakbond P4P door hoofdredacteur Tjia Tik Sing van dagblad Perdamaian werd door Adolfs bepleit.[35] Na 1952 ontbreken verdere vermeldingen in de Nederlandstalige pers over haar activiteiten in de advocatuur.

Geloof en liefdadigheid bewerken

Vanaf april 1936 nam Adolfs een sleutelpositie in bij de sociaalpolitiek actieve katholieke gemeenschap van Surabaya. Ze werd verkozen tot voorzitter van de in dat jaar opgerichte Katholieke Centrale Organisatie (KC), een overkoepelend orgaan voor verschillende katholieke organisaties in Surabaya, zoals scholen, sociale verenigingen en een ziekenhuis.[36][37][38] Surabaya kende in die jaren een 20.000 katholieken. Haar drie dochters gingen naar school bij de zusters Ursulinen. Adolfs bleef behulpzaam bij allerhande initiatieven, zoals de oprichting van een Katholieke Wetenschappelijke Vereeniging, die tot taak kreeg om publiek debat te stimuleren over de vraag hoe wetenschappelijke ontwikkelingen te verenigen met de Quadragesimo Anno encycliek. Ter ere van de kroning van Paus Pius XII hield de Apostolisch Prefect van Surabaya, mgr. Verhoeks, in maart 1939 een grote receptie ten huize van Jaarsma-Adolfs aan de Darmokali 10, bezocht door ruim 600 mensen waaronder vele hoogwaardigheidsbekleders zoals de gouverneur van Oost-Java C. van der Plas.[39] Met onder andere zijn echtgenote mevr. A. van der Plas-Pleyte maakte zij in de jaren 1939-1940 deel uit van het bestuur van de Emmabloem-collecte, een liefdadigheidsinstelling voor de preventie van tuberculose.[40]

Ook organiseerde Jaarsma-Adolfs in 1940 een 'fancy fair' om geld in te zamelen voor het maatschappelijk werk van katholieke missionarissen in Indonesië. In hetzelfde jaar trad ze ook toe tot het bestuur van de nieuwe katholieke HBS voor jongens (SMA Katolik Santo Louis). Eveneens in 1940 trad Jaarsma-Adolfs toe tot het bestuur van de Soerabajase tak van de Centrale Commissie van Vrouwenarbeid in Mobilisatietijd (COVIM).[41][42] In 1960 ontving zij de pauselijke onderscheiding ‘Pro Ecclesia et Pontifice’, het hoogste ereteken voor een leek, voor bewezen trouw en goede diensten jegens de kerk en de paus. Zij had zich meer dan 25 jaar bijzonder verdienstelijk gemaakt voor kerk en samenleving in Surabaya.

Politiek bewerken

In 1936 mengde Jaarsma-Adolfs zich in een politiek debat over het ‘vervreemdingsverbod’ in de agrarische wetgeving van koloniaal Indonesië, aangezwengeld door het Indo-Europeesch Verbond (IEV).[43] De bestaande wetgeving uit 1875 verbood niet-oorspronkelijke bewoners, waaronder Indo-Europeanen, toegang tot landbezit. Het IEV pleitte voor opheffing van dit verbod, waarop de Nederlandse regering een onderzoek liet instellen onder voorzitterschap van H.J. Spit. In aanloop naar het Spit-rapport overwogen politieke partijen in koloniaal Indonesië hun standpunt over de kwestie, waaronder de Indische Katholieke Partij (IKP) waarvoor Jaarsma-Adolfs zes openbare lezingen samenstelde.

Aan de hand van praktijkvoorbeelden vestigde zij de aandacht op de verwarrende veelvoud aan agrarische wetgevingen in de complexe bestuurlijke inrichting van koloniaal Indonesië, hetgeen uitmondde in een pleidooi voor afschaffing van het vervreemdingsverbod.[44][45] Voor verbetering van de agrarische wetgeving moest volgens Jaarsma-Adolfs aan drie randvoorwaarden worden voldaan: invoering van een kadastraal systeem voor het platteland (inlands kadaster), een systeem voor Indonesische bevolkingsregistratie (inheemsche burgerlijke stand) en de oprichting van een agrarische rechtbank. De voornaamste belemmering bestond uit het ontbreken van een codificatie van gebruikelijke (adat) rechten op land.[46]

Toen het eindrapport van de commissie-Spit verscheen werden daarin alle wijzigingen van de bestaande agrarische wetgeving, waaronder de opheffing van het vervreemdingsverbod, afgeraden.[47] Adolfs vervolgde haar lezingenreeks met het verschaffen van helderheid over dit rapport.[48] Van iedere lezing werd uitgebreid verslag gedaan in de landelijke pers.[49][50][51]

Na deze lezingenreeks bleef Jaarsma-Adolfs incidenteel in het openbaar pleidooien houden voor de afschaffing van het agrarisch vervreemdingsverbod.[52] Hierbij legde zij de nadruk meer op het belang hiervan voor een Indo-Europese agrarische middenstand. Als gevolg van het rapport-Spit behoorde voor deze inwoners nog slechts de kolonisatie van ‘woeste gronden’ tot de mogelijkheden, aangezien de koloniale agrarische wetgeving daar niet van toepassing was. In haar optiek was een groeiende middenklasse van belang voor de Indonesische samenleving die anders te vatbaar zou worden voor het communisme en Indo-Europeanen waren bij uitstek geschikt om die middenklasse in alle gelederen te bevolken.[53]

Deze opvattingen strookten met het gedachtegoed van het IEV dat in 1938 echter op politiek gespannen voet stond met de IKP. Jaarsma-Adolfs en haar echtgenoot probeerden, tevergeefs, te bemiddelen tussen beide organisaties.[54] Adolfs zette de sociale activiteiten binnen haar katholieke netwerken voort.

De Tweede Wereldoorlog bewerken

Japanse Bezetting bewerken

Aan de vooravond van de Slag in de Javazee waren van 11-27 februari 1942 ongeveer 260 militairen van de Britse Anti Aircraft Forces ingekwartierd in de privé-percelen van Adolfs en Jaarsma aan de Darmokali 8-10-12. Teneinde schade te helpen voorkomen had Adolfs op haar kosten laten voorzien in een slachthuis evenals was- en goederenloods op het 6000m2 omvattende perceel.[55] De geallieerde militairen verlieten hun inkwartiering halsoverkop en vluchtten, enkele uren nadat Karel Doorman en zijn eskader door de Japanse kruisers waren vernietigd en er geen verdediging tegen de invasie meer mogelijk was. Na dit overhaast vertrek van de militairen werd ­in de ter beschikking gestelde woningen met de inspecteur van politie schade, plundering en vernieling geconstateerd die Jaarsma-Adolfs op 28 februari aan de ‘Territoriaal Commandant van Soerabaia’ rapporteerde.[56] Deze inkwartiering van geallieerde strijdkrachten werd naar eigen zeggen verraden aan de arriverende Japanse strijdkrachten, gezien een stroom aan huiszoekingen en hardhandige verhoren van Jaarsma-Adolfs door de Kempeitai en ondervragingen van de P.I.D.[57]

Op 9 maart 1942 moest onder Japans militair gezag het advocaten-kantoor aan de Chineesche Voorstraat 98 binnen enkele uren worden ontruimd. Vervolgens werden Adolfs en Jaarsma uit het tweede kantoor aan de Embong Kenongo 6 gezet. Mei 1942 legde de Kempeitai ook beslag op de privéwoning aan de Darmokali en nadat deze binnen 24 uur – tot ongenoegen van de Japanners ongemeubileerd - werd overgedragen, volgde arrestatie van Adolfs.[58] Uiteindelijk werden alle roerende en onroerende goederen door de Japanners geconfisqueerd en werd haar echtgenoot afgevoerd naar de Kalisosok-gevangenis in de Werfstraat. In de loop van 1943 werd Adolfs zelf gedurende 80 dagen door de Kempeitai gevangen gehouden en verhoord onder andere middels ‘waterboarding’. Zij zou naar eigen zeggen niet zijn doorgeslagen.[59]

Internering bewerken

 
Julia Jaarsma-Adolfs, met dochters Trudie, Hedwig en Sytske (vlnr).Foto: Nikola Draculic, Soerabaja 1942/1943.

December 1943 werd J.H. Jaarsma-Adolfs geregistreerd als J. Jaarsma en met haar drie dochters geïnterneerd in vrouwenkamp Gedangan op Midden-Java. Toen in maart 1944 nog een vijfde transport arriveerde brak opstand uit tegen de Nederlandse leiding, op dat moment in handen van de dames Lagro en Van der Gronden. De rel werd beslecht toen de Japanse kampcommandant Yamada erin toestemde dat Jaarsma-Adolfs aan het bestuur werd toegevoegd, op voorspraak van Lagro, een connectie uit vooroorlogs katholiek Surabaya.[60]

Begin mei 1945 maakten Jaarsma-Adolfs en haar dochters deel uit van het transport naar kamp Lampersari Sompok, op loopafstand in Semarang. Ook hier kreeg Jaarsma-Adolfs een ad hoc bestuursfunctie toebedeeld, deze keer op het moment dat kampleidster van der Ploeg-Verleur op 31 juli 1945 – naar achteraf bleek tijdelijk – uit haar functie werd ontzet.[61]

Nasleep 1945-49 bewerken

Na de Japanse capitulatie werden de drie zieke dochters in september 1945 door een tante opgehaald en per trein terug naar Surabaya gebracht. Jaarsma-Adolfs bleef zelf in het kamp achter voor bestuurlijke afhandeling. Daarna reisde ze naar Jakarta (toenmalig Batavia), op zoek naar haar echtgenoot die in zeer slechte fysieke conditie en mentaal verward op straat werd aangetroffen, na verblijf in Mater Dolorosa wegens een open trombosewond. Haar vader Gerrit Adolfs bleek in mei 1945 te zijn overleden in kamp Ambarawa aan ondervoeding en dysenterie.[62] Haar moeder en andere Indische familieleden die de oorlog in het land als zogeheten buitenkampers hadden doorgemaakt waren allen nog in leven. Haar jongste dochter Hedwig werd als gevolg van de kampjaren met spondilitis in het rooms-katholieke ziekenhuis opgenomen waar zij bijna een jaar in het gips kwam te liggen. De twee oudste dochters moesten herstellen van hongeroedeem en geelzucht.[63] Zelf woog Jaarsma-Adolfs als gevolg van ondervoeding 40 kg volgens haar echtgenoot.[64] Het grotendeels herenigd gezin verbleef tijdelijk op Darmo boulevard 103 waar zij de zogeheten Bersiap-periode en hevige gevechten om Surabaya van zeer nabij doormaakten.[65]

Een deel van haar familie Adolfs koos voor evacuatie en kwam in Singapore terecht waar hereniging met krijgsgevangen gemaakte echtgenoten plaatsvond in de vluchtelingenkampen.[66] Het gezin Jaarsma-Adolfs weigerde te vluchten en keerde ternauwernood fysiek ongedeerd terug naar het oude adres aan de Darmokali 10, waar Adolfs en Jaarsma hun advocatenpraktijk heropenden. De dochters werden met thuisonderwijs klaargestoomd voor het Staatsexamen en naar Nederland gestuurd om te studeren.[67] Jaarsma bleek niet meer de oude en verbleef naarmate de jaren voortschreden steeds vaker en langer in Europa. Jaarsma-Adolfs runde in toenemende mate alle zaken alleen en voorzag in de inkomsten voor het hele gezin.[68]

Controverse en onderzoek door NEFIS bewerken

Begin 1947 reisde Jaarsma-Adolfs om medische redenen naar Nederland en werd daar een terugkeervisum voor Indonesië geweigerd wegens haar rol als leidinggevende in de kampen. De Nederlandse militaire inlichtingendienst NEFIS stelde een onderzoek in naar de beschuldigingen. Deze omvatten vermeende disciplinaire overtredingen, ongeoorloofde toe-eigening van goederen of voedsel en heulen met de Japanse vijand. Het horen van diverse getuigen pro en contra nam de nodige tijd in beslag; Jaarsma-Adolfs verbleef zolang in Amsterdam.

Op 24 februari 1947 verzocht de afdeling juridische zaken van het residentiekantoor Soerabaia met zeer veel spoed om terugkeer van mr. Adolfs in verband met de door herleving van handel, industrie en bankwezen toenemende behoefte aan deskundige rechtsbijstand. Ook de Balie van Raadslieden in Surabaya onder leiding van Deken mr. Dommering verzocht op 6 maart 1947 aan het Ministerie van Overzeesche Gebiedsdelen om een spoedige terugkeer van mr. Jaarsma-Adolfs. Later die maand verleende de afdeling Juridische Zaken, Tijdelijke Bestuursdienst zogeheten vliegtuigprioriteit. Maar de zaak duurde voort.

In de zomer deed haar echtgenoot een poging de boel vlot te trekken en schreef op 17 juni vanuit Surabaya aan de directie van NEFIS afdeling II in Batavia (nadien Jakarta), een brief waarin hij stelde dat zijn vrouw zich onvoldoende katholiek had gedragen ten opzichte van haar dochters en hemzelf, door te agressief tegen de Japanners te zijn opgetreden, waarmee zij ieders leven in de waagschaal gesteld had. Het verbaasde hem daarom dat haar een pro-Japanse houding ten laste werd gelegd. Hij vermeldde met naam en toenaam nog enkele getuigenissen van personen uit zijn eigen interneringstijd die hem ongevraagd hadden verteld dat zijn vrouw meer ‘brani’ (dapper, moedig) was dan de meeste mannen. Zij zou juist veel voor het kamp hebben gedaan. Hij vermoedde dat jaloezie ten grondslag lag aan de beschuldigingen. De getuigenverhoren die NEFIS afnam vertoonden tegenstrijdigheden. Een echtgenote van een assistent-resident, medegeïnterneerde in Gedangan, meende dat de geuite kritiek op het beleid van Jaarsma-Adolfs te maken had met onbegrip voor de moeilijkheden die aan een functie als kamphoofd waren verbonden. Een andere informante meende dat sprake was van een rassenkwestie; Gedangan werd voornamelijk bevolkt door ‘totoks’ en men had bezwaren tegen een Indische. Anderen benadrukten opmerkelijk dapper optreden, waaronder het helpen voorkomen dat jonge meisjes werden weggevoerd uit Gedangan in februari 1944 voor dwangprostitutie als ‘troostmeisje’.

Begin juli 1947 bood het NEFIS-onderzoek voldoende uitsluitsel. De beschuldigingen werden ongegrond of niet bewezen verklaard, hoewel zekere geruchten te denken hadden gegeven, evenals de ongebruikelijke wijze waarop Jaarsma-Adolfs lid van de kampbesturen geworden was. Daarnaast werden vraagtekens gesteld bij een vermeende mentaliteit die niet passend werd geacht voor iemand van haar ontwikkeling.[69] Eind juli rapporteert NEFIS tot slot aan het Ministerie van Overzeesche Gebiedsdelen ‘geen bezwaar tegen uitzending’ te hebben en keerde Jaarsma-Adolfs terug naar Surabaya.

Wederopbouw en definitief vertrek bewerken

 
Schadeclaim J.H. Jaarsma-Adolfs. Bron: NL-HaNA, BuZa/Schadeclaims Indonesië, DDR en Egypte, 2.05.407, inv.nr 2741.

Na de oorlog was Jaarsma-Adolfs begonnen de panden in haar bezit te herbouwen die beschadigd geraakt waren. Ook werd alles in het werk gesteld om haar 60.000 m2 perceel Dinoya Aloon Aloon bouwrijp te maken. Dit hield onder meer in dat de daar neergestreken bewoners (‘wilde occupanten’) moesten worden verwijderd.[70] Jaarsma-Adolfs investeerde vervolgens haar eigen kapitaal in de aanleg van infrastructuur voor afwatering en wegen, volgens gemeentelijke instructies, ter verkrijging van de benodigde bouwvergunningen.[71]

Het perceel aan de Darmokali 10 was eerder al uitgebreid met extra bebouwing en benummeringen 8-I, II, III, IV – 10 – 12a, 12b. De nummers 8 en 12 werden nu verhuurd aan respectievelijk de BAT (British American Tobacco Manufacturers) en BPM (Bataafsche Petroleum Maatschappij, het latere Shell) voor zowel werknemers met hun gezinnen, als mess-voorzieningen.[72] Ook de panden aan Darmokali 38 en 40 werden aan de BPM verhuurd nadat aan hun eisen was voldaan.[73] Djalan Djawa 17 werd in juni 1950 gevorderd door het Komando Militer ten behoeve van de mobiele brigade en later het hoofdbureau van politie. De meeste andere adressen werden door het Bureau Huisvesting voor particuliere bewoning toegewezen. Adolfs en Jaarsma zelf behielden een woonvergunning voor uitsluitend de voorzijde van Darmokali 10.[74]

Met enige regelmaat reisde Jaarsma-Adolfs naar Europa, onder meer voor bankzaken. Omgekeerd reisde Jaarsma af en toe naar Indonesië om zijn verblijfsvergunning aldaar te behouden. Tijdens een van die bezoeken kwam hij in 1959 onverwacht te overlijden. Jaarsma-Adolfs besloot haar man in Nederland ter aarde te laten bestellen en schafte een familiegraf met eeuwigdurende rechten aan op begraafplaats Westerveld in Driehuis.

Zelf hield Jaarsma-Adolfs zo lang mogelijk vast aan haar zakelijke belangen in Indonesië maar wenste geen Indonesisch staatsburger te worden. Op 31 mei 1961, twee jaar na het overlijden van haar echtgenoot, emigreerde zij uiteindelijk naar Europa, met achterlating van de nodige roerende en onroerende goederen.[75] De woning aan Darmokali 10 werd aan het Franse consulaat verhuurd, in een poging het op termijn voor zichzelf te kunnen behouden.[76]

Zij koos een eerder door haar echtgenoot in Monaco aangeschaft appartement als nieuwe vestigingsplaats en ging voortaan als Julia H. Jaarsma ‘docteur en droit’ door het leven. Het is onbekend in welke mate zij nog juridisch advies verstrekte. Wel is bekend dat zij contact onderhield met sommige van haar Indisch Chinese connecties. [77]Behalve aan de Avenue de Grande Bretagne 26 in Monte Carlo verbleef zij vaak langere periodes in haar villa Riant Lac met zicht op het meer van Genève in Mies, Zwitserland.

Van 1963 tot 1971 voerde zij een nauwgezet gedocumenteerde strijd met ambtenaren van het Bureau Indische Schadeclaims om tot overeenstemming te komen over een vergoeding voor geleden schade volgens de Verdelingswet uit 1969. De toenmalige claims betroffen nog een dertigtal panden op haar naam, inclusief gedorven huuropbrengst, voornamelijk in de Europese wijk Darmo.[78] Julia Henriëtte Adolfs overleed op 16 november 1975 tijdens bezoek aan haar familie in Amsterdam en werd bij haar man begraven op Westerveld-Driehuis.

Nalatenschap bewerken

De laatst levende dochter Trudie Vervoort-Jaarsma[79] heeft het door haar geërfde vermogen nagelaten aan het AUF (Amsterdams Universiteitsfonds) met een fonds op naam ter ere van haar moeder Julia Henriëtte Adolfs ten gunste van de Faculteit Rechten. En tevens een fonds op naam van haar voortijdig overleden dochter, Madeleine Julie Vervoort, ten behoeve van onderzoeksreisbeurzen.

Nakomelingen bewerken

  • Sytske Prins-Jaarsma (Surabaya 1928 - White Rock, BC Canada 1990).
    • Janine Prins (Bern 1958)
    • Jan-Willem Sytse Prins (Den Haag 1962)
  • Geertruida, roepnaam Trudie Vervoort-Jaarsma (Surabaya 1929 – Amsterdam 2015)
    • Madeleine Julie Vervoort (Amsterdam 1962 – 2010).
  • Hedwig Stroer-Jaarsma (Surabaya 1933- Monte Carlo 2012).

Bibliografie bewerken

  • Adresboek (1904) Nieuw Adresbook van Geheel Nederlandsch-Indië [New address book for the whole of colonial Indonesia]. Batavia: Landsdrukkerij.
  • Bussemaker, H. Th (2005) Bersiap! Opstand in het paradijs. De Bersiap-periode op Java en Sumatra 1945-1946 (Zutphen: Warburg Pers).
  • Colombijn, Freek (2014) Under Construction. The Politics of Urban Space and Housing during the Decolonization of Indonesia, 1930-1960 (Leiden-Boston: Brill).
  • Dick, H.W. (2002) Surabaya, City of Work. A Socioeconomic History, 1900-2000, Center for International Studies, Ohio University.
  • Dieleman, Marleen en Koning, Juliette en Post, Peter (2011) Chinese Indonesians and Regime Change (Leiden: Brill).
  • Djalins, Upik (2015) ‘Becoming Indonesian citizens: Subjects, citizens, and land ownership in the Netherlands Indies, 1930-37’, Journal of Southeast Asian Studies, 46(2) 227-245.
  • Eng, Pierre van der (2016) After 200 Years, Why is indonesia's Cadastral System Still Incomplete? Australian National University: CEH Discussion Paper No 46.
  • Fakih, Farabi (2023) ‘Settler cities in the Dutch Indies: Race, class and the emergence of settler colonialism’, in: Journal of Southeast Asian Studies 54(1) 132-153.
  • Foo, Cynthia (2009) ‘Interview with Benedict Anderson’, Invisible Culture, 13: 4-21.
  • Frederick, William H. (1989) Visions and Heat: The Making of the Indonesian Revolution (Athens: Ohio University Press).
  • Heidebrink, Iris (2010) ‘The Eurasian Community during the Japanese Occupation, 1942–1945’ in Post, Peter; Frederick, William H.; Heidebrink, Iris and Satō, Shigeru (eds.) The Encyclopedia of Indonesia in the Pacific War. (Leiden: Brill) 334-343.
  • Ingleson, John (2015) ‘Race, class and the deserving poor: Charities and the 1930s Depression in Java’, Journal of Southeast Asian Studies, 46(2) 205-226.
  • Jaarsma, Sytze (1936) Grond voor den Nederlander 2e druk (Soerabaja: De Toekomst).
  • Jaarsma, Sytze (1938) Empirebuilding 2e druk (Soerabaja: De Toekomst)
  • Kroon, J.E. and Blok, A.J. (1925) Album Studiosorum Academiæ Lugduno-Batavæ MDCCCLXXV-MCMXXV [Album of students at the University of Leiden, The Netherlands, 1875-1925]. Leiden: A.W.Sijthoff.
  • Locher-Scholten, Elsbeth (2000) Women and the Colonial State: Essays on Gender and Modernity in the Netherlands Indies 1900-1942. Amsterdam:
  • Meijer, Hans (2004) In Indië Geworteld: de Twintigste eeuw. De geschiedenis van Indische Nederlanders. [Rooted in colonial Indonesia: The 20th century. The history of people from Indonesia in The Netherlands] Amsterdam: Bert Bakker.
  • Peters, Robbie (2013) Surabaya, 1945-2010. Neighbourhood, State and Economy in Indonesia’s City of Struggle (Asian Studies Association of Australia
  • Poeze, Harry A. (1986) In het Land van de Overheerser: Indonesiërs in Nederland 1600-1950. Leiden: KITLV Press.
  • Poeze, Harry A. (1989) ‘Indonesians at Leiden University’ in Willem Otterspeer (ed.), Leiden Oriental Connections 1850-1940. (Leiden: Brill) 250-279.
  • Spit, Henricus Johannes (1936) Verslag van de Commissie voor het Grondbezit van Indo-Europeanen. [Report of the Commission for Land Rights of Indo-Europeans] Batavia: Centraal Kantoor voor de Statistiek.
  • Steenbrink, Karel (2007) Catholics in Indonesia, 1808-1942. Leiden: KITLV Press.
  • Touwen-Bouwsma, Elly (1996) ‘Japanese minority policy: The Eurasians on Java and the dilemma of ethnic loyalty’, Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde, 152(4) 553-572.
  • Yang, Twang Peck The Chinese Business Elite in Indonesia and the Transition to Independence 1940-1950 (Oxford University Press).