Jonge Dryas
Serie | Etage | Sub-etage | Chronozone | Tijd geleden (jaar BP) |
---|---|---|---|---|
Holoceen | Preboreaal | 10.640 - 11.650 | ||
Pleistoceen | Weichselien | |||
Laatglaciaal | Jonge Dryas | 11.650 - 12.850 | ||
Allerød | 12.850 - 13.900 | |||
Oude Dryas | 13.900 - 14.000 | |||
Bølling | 14.000 - 14.650 | |||
Laat Pleniglaciaal | Oudste Dryas | 14.650 - ~15.000 | ||
Blauw: Koud - Roze: Warm (kolom Chronozones) |
De Jonge(re) Dryas of het Jonge(re) Dryas-stadiaal (12.700 - 11.560 jaar BP) is de laatste koudeperiode (een zogenaamd stadiaal) tijdens het Weichsel-glaciaal (een glaciaal wordt vaak een ijstijd genoemd in de kwartairgeologie). Tijdens de Jonge Dryas werd het klimaat nog één keer flink kouder, daarom wordt het in Engelse literatuur wel the Big Freeze genoemd.[1] De Jonge Dryas volgt op het Allerød-interstadiaal en wordt opgevolgd door het Preboreaal in het Holoceen, beide zijn tijden met een warmer klimaat. De Jonge Dryas heeft ongeveer 1150 jaar geduurd.
Naamgeving en synoniemenBewerken
De Jonge Dryas is genoemd naar het toendraplantje Dryas octopetala (zilverkruid)[2][3]. In Groot-Brittannië wordt het het Loch Lomond stadial genoemd, in Ierland het Nahanagan stadial. Soms wordt de Jonge Dryas ook wel Jonge Toendratijd genoemd.
De Jonge Dryas komt overeen met pollenzone III in de tijdschaal van Blytt-Sernander die werd opgesteld aan de hand van pollen in vennetjes in Scandinavië.
Er is ook een Oude Dryas, dit kwam voor het Allerød-interstadiaal, dat zo'n 1000 jaar heeft geduurd.
KlimaatreconstructiesBewerken
De overgang van het warmere Allerød naar de Jonge Dryas op het noordelijk halfrond was erg abrupt en heeft plaatsgevonden in ongeveer 10 jaar.[4] Bestudering van stikstof en argon isotopen in ijskern GISP2 uit Groenland heeft aangetoond dat het binnenland van Groenland zo'n 15 graden kouder was dan tegenwoordig.[5] Uit onderzoek van fossiele kevers in Engeland blijkt dat de gemiddelde jaartemperatuur daar naar −5 °C is gezakt tijdens de Jonge Dryas.[6] Sinds het einde van de Jonge Dryas is het klimaat nooit meer zo koud geweest.[4]
Verschillen met het zuidelijk halfrondBewerken
De afkoeling is niet overal ter wereld op hetzelfde moment begonnen. Gegevens uit Noordwest-Europa en Groenland komen goed met elkaar overeen, maar uit gegevens van diepzeekernen uit de noordelijke Atlantische Oceaan blijkt dat het afkoelen in de oceaan eerder kan zijn begonnen. In Zuid-Amerika lijkt het begin van de Jonge Dryas minder plotseling te zijn maar is de overgang in het Preboreaal wel abrupt. Op Antarctica, Nieuw-Zeeland en delen van Oceanië kan de Jonge Dryas ook niet als zodanig herkend worden. Op het zuidelijk halfrond is zo'n 1000 jaar voor de Jonge Dryas een koudere periode begonnen, die tot het einde van het glaciaal heeft geduurd.
Oorzaak van de afkoelingBewerken
De meest gehoorde hypothese is dat de afkoeling het gevolg was van een afname of zelfs stopzetting van de thermohaliene circulatie in het noorden van de Atlantische Oceaan, als gevolg van een plotselinge toestroom van een groot volume zoetwater uit het Agassizmeer in Noord-Amerika. Volgens deze hypothese is de wereld daarna in een koude periode gekomen die heeft aangehouden totdat de laag lichter zoet water compleet was bevroren en opgeslagen in gletsjers.
De meeste glacialen hebben geen koude periode als de Jonge Dryas tijdens het laatglaciaal van het Weichselien. Dat betekent dat, wat dan ook de oorzaak is, er mogelijk een niet-gebruikelijke component in het spel is. Aan het laatste interglaciaal, het Eemien gaan echter een korte warme, gevolgd door een korte koude temperatuursfluctuatie aan het eigenlijke interglaciaal vooraf. Het is niet uitgesloten dat hier sprake is van een vergelijkbaar fenomeen.
Een verklaring van een geheel andere aard wordt sinds enige tijd gepropageerd, namelijk die van een meteorietinslag. Deze hypothese is juni 2012 zeker nog omstreden te noemen maar er zijn zowel in Zuid-Carolina als in Syrië glasvormige overblijfselen aangetroffen uit deze tijd die deze hypothese ondersteunen. Volgens deze hypothese heeft een of meer inslagen zo veel stof in de atmosfeer gebracht dat dit een hernieuwde koudeperiode op gang heeft gebracht, die ook verantwoordelijk zou kunnen zijn voor een uitstervingsgolf. Ook de Hiawathakrater in Groenland wordt wel in verband gebracht met de Jonge Dryas.[7]
UitstervenBewerken
Er moet zich een ramp hebben voorgedaan op de grens van de Allerødperiode, toen er een warm droog klimaat was en het Jongere Dryas (periode van 1200 jaar van ca. 12.800 tot 11.600 jaar geleden). Vanaf 12.800 jaar geleden is het kouder geworden en vanaf 11.600 jaar geleden zijn de globale temperaturen dramatisch gerezen. Het gaat om het tijdstip ca. 12.800 jaar geleden, toen de Clovisjagers de mammoet 'Eloise' hadden gedood in Murray Springs Clovis-site.
Een laag, een 'zwarte mat', bedekt de laatste overblijfselen van de Pleistocene megafauna. Een plotselinge en grootschalige catastrofe moet een eind gemaakt hebben aan het leven van 35 genera zoogdieren van de Noord-Amerikaanse megafauna. Elk genus bestond uit verschillende soorten. Paarden, kamelen, mammoeten, mastodonten, megatheriums, sabeltandtijgers, short-faced bears en Reuzenwolven zijn verdwenen. Het paard had al sinds het Eoceen in Noord-Amerika bestaan, is verdwenen rond 12.800 jaar geleden en is pas teruggekomen met de Europese verovering. Ook heeft de ramp het einde van de Cloviscultuur betekend. Boven de zwarte laag zijn geen sporen van Clovis gevonden, wel erin en eronder. Dus de Cloviscultuur was uitgestorven.
KomeetBewerken
De ramp is samengevallen met de plotselinge klimaatverandering van Allerød in Jongere Dryas en wordt ook Late Pleistocene Extinction Event genoemd. Geleerden zijn er over verdeeld wat de oorzaak is geweest van de ramp. Haynes heeft verslag gedaan in de Proceedings of the National Academy of Sciences (mei 2008) en heeft een extraterrestrial impact gemeld, een inslag van een meteoriet of meteorietenregen; het betreft de "Younger Dryas Impact Hypothesis" (YDIH). Het verslag is mede opgesteld door de wetenschappers Allen West (geofysicus), Richard Firestone en James Kennett. Het epicentrum van de cataclysme zou boven de 2 km dikke Noord Amerikaanse ijskap hebben gelegen. Fragmenten van een meteoriet kunnen in de lucht zijn ontploft, vóór ze de aarde hebben geraakt.
Boven Eloise zijn een laag proxies (kenmerken van een komeetinslag) gevonden: gesmolten spherules, iridium, platinum en kleine stukjes gesmolten glas (de temperatuur moet boven de 2200 graden Celsius zijn geweest). De zwarte mat erboven bestaat uit duizend jaar houtskool, algen en 'a lot of other stuff'. Met de Jongere Dryas is het klimaat veranderd en is het gebied natter geworden en algen groeiden aan de oevers van de meren.
De catastrofe zou zich met tweejaarlijkse inslagen 21 jaar lang hebben voorgedaan (12.836 - 12.815 jaar geleden, met een piek 12.822 jaar terug) en gepaard zijn gegaan met immense zandstormen. De explosieve kracht van de komeetfragmenten (sommige met een diameter van 1 km of meer) zou in de orde hebben gelegen van 10 miljoen megaton. Die catastrofe blijkt uit ijskernen uit Groenland met een interval van 21 jaar, met verhoogd platinagehalte. Michail Petaev van het Harvard University's Department of Earth and Planetary Sciences heeft in Proceedings of Academy of Sciences (augustus, 2013) Large Pt Anomaly in the Greenland Ice Core Points to a Cataclysm at the Onset of Younger Dryas gepubliceerd. Mogelijk gaat het om objecten van de Taurid meteor stream, die nog op 30 juni 1908 voor de Toengoeska-explosie in Siberië hebben gezorgd.
Het team dat aan de Younger Dryas Impact Hypethesis heeft gewerkt heeft in 2015 de Comet Research Group (CRG) opgezet. In Scientific Reports (maart 2017) is van dr. Christopher Moore van de University of South Carolina en lid van de CRG Widespread Platinum Anomaly Documented at the Younger Dryas Onset in North American Sedimentary Sequences verschenen. Daarin is verder onderzoek gedaan over de wijdverspreide Pt-anomalie en wel op elf archeologische sites in Noord-Amerika (Arlington Canyon, Murray Springs, Blackwater Draw, Sheriden Cave, Squires Ridge, Barber Creek, Kolb, Flamingo Bay, Pen Point, Topper en Johns Bay). Binnen de YDB (Younger Dryas Boundary), een begrensd gebied van 'cosmic impact proxies', dat 50 miljoen vierkante km beslaat tot aan Syrië en de kop van Zuid-Amerika toe, zijn binnen de elf archeologische sites verhoogd platinum en 'proxies' (kenmerken van meteorietinslag) gevonden, waaronder micro-spherules, gesmolten glas en nanodiamanten (nanodiamonds). Het verhoogde niveau van platinum is volgens Moore niet van vulkaanuitbarstingen of processen in de aardmantel afkomstig.
MeteorietBewerken
De Hiawathakrater, veroorzaakt door de inslag van een ijzermeteoriet, wordt door sommige wetenschappers waaronder James Kennett in verband gebracht met de Jonge Dryas.[8]
Vuur en ijsBewerken
In februari 2018 is in Journal of Geology de studie Extraordinary Biomass-Burning Episode and Impact Winter Triggered by the Younger Dryas Cosmic Impact ~12,800 Years Ago van Wendy Wolbach verschenen, professor 'inorganic chemistry, geochemistry, and analytical chemistry' aan de Chicago's De Paul University en lid van CRG. Daaruit is gebleken dat 9% van de biomassa op aarde in vlammen is opgegaan aan het begin van de Jongere Dryas. Dat betekent dat rond 12.800 jaar geleden planten en bomen over een gebied van 10 miljoen vierkante kilometer zijn verbrand. De rook heeft de hele aarde bedekt, met binnen een jaar, mogelijk binnen drie maanden, een 'winter inslag' (impact winter) tot gevolg. Er is een deep freeze gekomen van ongeveer 1200 jaar. Deze klimaatomslag was anders dan de voortgaande, een anomalie, geen normaal Heinrich Event, die enkel door de komeetinslag wordt verklaard.[9]
De Laurentide-ijskap is gesmolten, heeft het ijsmeer Agassiz gevormd, dat is overstroomd en het koude water is de Noord Atlantische Oceaan ingestroomd. De globale temperatuur is daardoor gedaald. Het globale zeewaterpeil is gestegen met 2 to 4 m in een paar decennia. Het warme water uit de zuidelijke Golfstroom kon niet langer aan de oppervlakte komen en daardoor bleef het water koud en hetzelfde gold voor de lucht boven Europa en Noord Amerika. Nadat de circulatie van de oceaanstroom was gestopt, bleef het 1200 jaar gelijk, tot het systeem in de voorgaande staat werd hersteld.
VegetatieBewerken
De bossen die in het Allerød in Noord-Europa waren ontstaan zijn in de Jonge Dryas vervangen door toendra (waar onder andere Dryas octopetala groeide). Periglaciale omstandigheden (poolwoestijn) heersten in Nederland en België, in noordelijker gebieden als Scandinavië en Schotland en in de Alpen groeiden de ijskappen.[10]
Afzettingen in Noordwest-EuropaBewerken
In Nederland en België werd vooral dekzand, stuifzand en (Jonge of bovenste) löss afgezet, omdat de wind op de kale poolwoestijn vrij spel had. De atmosfeer bevatte meer stof dan tegenwoordig als gevolg van de poolwoestijn en de woestijnen in het noorden van Azië. Plaatselijk komen sporen van solifluctie in de bodem voor.
Einde van het glaciaalBewerken
Ook de overgang van de Jonge Dryas in het Preboreaal (en daarmee van het Weichselien naar het Holoceen) was een abrupte klimaatverandering. De Groenlandse GISP2 ijskern laat zien dat de omschakeling op een warmer klimaat in slechts 40 tot 50 jaar heeft plaatsgevonden, in drie stappen die elk maximaal 5 jaar hebben geduurd. Andere gegevens, zoals die van stof in de atmosfeer, laten zelfs een nog snellere omschakeling zien, waarbij het klimaat in een paar jaar tijd zo'n 7 graden warmer is geworden.[11]
Deze overgang is gedateerd rond 9610 voor Christus (11.560 jaar BP). Verschillende ouderdomsbepalingen zijn:
- 11530±50 BP—GRIP ijskern uit Groenland[12]
- 11530+40−60 BP -- Kråkenesmeer in West-Noorwegen[13]
- 11570 BP -- Cariaco Bekken, Venezuela[14]
- 11570 BP -- eik/den dendrochronologie in Duitsland[15]
- 11640±280 BP—GISP2 ijskern uit Groenland[16]
MensenBewerken
Het begin van het Jonge Dryas betekende een einde van de Cloviscultuur in Noord-Amerika.
De Jonge Dryas wordt soms in verband gebracht met het ontstaan van landbouw in de Levant.[17] Het ook daar koude en droge klimaat zou de draagcapaciteit van het land hebben verlaagd, waardoor de Natufische bewoners alleen door het zaaien van voedseldragende planten en het wieden van oneetbare planten aan voldoende voedsel konden komen. Dit ingrijpen in de natuurlijke begroeiing zou zich langzaam hebben ontwikkeld tot het verbouwen van graan. Hoewel duidelijk is dat de klimaatomstandigheden het voedselpatroon van de Natufische bewoners heeft veranderd, is het verband met het ontstaan van landbouw aan het einde van de Jonge Dryas omstreden.Munro (2003); Balter (2010)
Ondanks het koude klimaat kwamen er ook in Noord-Europa mensen voor in de Jonge Dryas. Omdat dit niet het geval was in de Oudste Dryas, vermoedt men dat de mens ondertussen had geleerd om door bepaalde uitvindingen in leven te blijven in koudere klimaten.
Bronnen
Voetnoten
Literatuur
|