Israëlische nederzetting

kolonie van Joodse Israëliërs in bezet gebied
(Doorverwezen vanaf Israelische nederzetting)

Een Israëlische nederzetting is een kolonie van Joodse Israëliërs in gebieden die door Israël zijn veroverd en bezet gedurende de Zesdaagse Oorlog van 1967. De bewoners van de nederzettingen worden aangeduid als kolonisten. De nederzettingen bevinden zich in de door Israël bezette gebieden, waaronder de bezette Westelijke Jordaanoever, inclusief het door Israël geannexeerde Oost-Jeruzalem[1] (in weerwil van Resolutie 478 Veiligheidsraad Verenigde Naties) en op de op Syrië veroverde Golanhoogvlakte.[2] Tot 1979 waren er ook nederzettingen op het Egyptische schiereiland Sinaï, en tot 2005 in de Palestijnse Gazastrook.

Kaart van de Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever (en in Oost-Jeruzalem), 1 januari 2006
Groene lijn, Israëlische Westoeverbarrière en nederzettingen in omgeving Bethlehem, 2011

Israël stelt dat het land historische rechten heeft op de Westelijke Jordaanoever (waar de meeste nederzettingen zich bevinden), daar er reeds voor de jaartelling al Joodse bewoning was in het gebied (het Koninkrijk Juda en het Koninkrijk Israël).[3] De westelijke Jordaanoever werd in 1967 veroverd op Jordanië, dat het gebied echter ook had bezet. Om die reden noemt Israël de gebieden niet bezet maar betwist en dient de definitieve status volgens hen geregeld te worden in een vredesakkoord. Ook wordt dikwijls verwezen naar de Balfourverklaring.[4]

Israël breidt de kolonisatie van de Westelijke Jordaanoever nog altijd verder uit, ondanks toenemende druk van de internationale gemeenschap om hiermee te stoppen.[5][6][7] Israël wil in aanvulling op Oost-Jeruzalem in eerste instantie nog eens 30 procent van de Westelijke Jordaanoever annexeren.[8]

De Europese Unie (EU) en de overgrote meerderheid van de internationale gemeenschap beschouwen alle nederzettingen als illegaal volgens internationaal recht. Israël bestrijdt dit echter en stelt dat het land historische rechten heeft op de Westelijke Jordaanoever (waar de meeste nederzettingen zich bevinden), omdat het de bakermat van de Joodse beschaving zou zijn geweest en er al duizenden jaren Joodse gemeenschappen zouden hebben bestaan.[3]

Sinds 2019 beschouwen de Verenigde Staten (VS) onder de voormalige Amerikaanse president, Donald Trump, Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever niet langer als strijdig met internationaal recht,[9] de EU is het hier echter niet mee eens.[10][11] Het door een bezettingsmacht intentioneel vestigen van haar burgers in bezet gebied geldt als een oorlogsmisdaad.[12][13]

Verbreiding bewerken

 
Israëlische nederzettingen bij Za'atara/Bethlehem.

Israël heeft sinds 1967 delen van de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, de Gazastrook, de bezette Golanhoogvlakte en de voorheen bezette Sinaï gekoloniseerd.[14][15] De nederzettingen in de Sinaï werden ontmanteld na de ondertekening van het Egyptisch-Israëlische vredesverdrag van 1979. Die in Gaza werden afgebroken in 2005.[16]

Na de ontruiming van de Israëlische nederzettingen in de Gazastrook werden er een viertal nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever gebouwd. Tevens werden de grotere nederzettingen daar uitgebreid en werd verder gebouwd aan de Israëlische Westoeverbarrière op de Westelijke Jordaanoever (door Israël 'veiligheidsmuur' genoemd, maar door critici van 'Apartheidsmuur'). De omstreden Westoeverbarrière is grotendeels buiten de Groene Lijn opgetrokken op de Westelijke Jordaanoever zelf. Deze barrière betrekt de Israëlische nederzettingen bij elkaar.

 
Nederzettingen op de Golan, 1992

De meeste nederzettingen bevinden zich op de Westoever en zijn voornamelijk gevestigd in het C-gebied van de in 1993 gesloten Oslo-akkoorden. Er zijn ook nederzettingen midden in de Palestijnse stad Hebron[17] en in bezet Oost-Jeruzalem. De nederzettingen liggen per definitie buiten de Groene Lijn, de bestandslijn van 1949, die de feitelijke grens vormt tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever. De regering van Israël besloot eind 1967 (enkele maanden na de Zesdaagse Oorlog) deze Groene Lijn niet op de officiële Israëlische kaarten aan te geven: Moshe Dayan "Een kaart is niet een politiek programma".[18]

In 2019 waren er op de Westoever ongeveer 130 nederzettingen variërend van dorpen met 100 inwoners tot een stad als Ariël met 70.000 kolonisten. In totaal leven hier meer dan 400.000 Joodse Israëli's en in Oost-Jeruzalem nog eens zo'n 200.000.[19] In de Golan leven ongeveer 22.000 kolonisten. Israël beschouwt Israëlische inwoners in de geannexeerde Golan en Oost-Jeruzalem niet als kolonisten.[16]

Groei aantal kolonisten bewerken

Jaar Aantal kolonisten[20][21]
1967 0
1972 1500
1980 12.500
1985 46.100
1990 81.900
1995 134.300
2000 198.300
2005 247.300
2010 311.100
2015 385.900
2021 465.400

Bestuur bewerken

De nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever vallen onder het militaire bestuur van de zogenoemde "Civil Administration", in het administratieve district Judea en Samaria, waarvan het gebied samenvalt met dat van de Westoever. De nederzettingen en buitenposten (outposts) in het C-gebied (Oslo-akkoorden) in dat district zijn ondergebracht in lokale besturen. De kolonisten worden evenwel anders behandeld dan de Palestijnen. Middels militaire verordeningen en ad hoc wetgeving is voor hen voor een groot deel de algemene Israëlische wetgeving van toepassing, terwijl voor de Palestijnen het strengere militaire recht geldt. In militaire orders wordt dan wetgeving van het parlement van toepassing verklaard op de nederzettingen.[22] Kolonisten vallen ook onder de algemene rechtspraak, terwijl Palestijnen worden onderworpen aan militaire rechtbanken. In het geannexeerde Oost-Jeruzalem geldt uitsluitend de algemene wetgeving.

Bouw en confiscatie van grondgebied bewerken

De bouw van een Israëlische nederzetting begint in het algemeen met het illegaal plaatsen van enkele primitieve wooncontainers, campers of caravans zonder veel accommodatie, een zogenoemde buitenpost, in het militair bezette gebied. Vaak betreft het ook voormalige militaire posten die op geconfisqueerd grondgebied zijn gesticht, tot 'staatsgrond worden verklaard en nadien als natuurgebied worden bestempeld of worden bebouwd.[23][bron?] Er worden dan fabrieken of moderne intensieve landbouwbedrijven op gevestigd, Israëlische bewoners worden er gehuisvest en zo breiden ze zich uit tot goed geoutilleerde satellietsteden van Israël.

Vele nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever breiden zich uit door natuurlijke bevolkingsgroei en woningbouw. Met uitzondering van de charedisch-joodse nederzettingen is de migratiestroom negatief. Hierbij wordt vaak de slechte veiligheidssituatie als reden opgegeven.

Sommige nederzettingen zijn samengevoegd tot clusters, zoals Goesj Etsion, terwijl andere worden gesitueerd rond Palestijnse dorpen en steden. Vaak worden ze boven op een heuvel gesitueerd omdat vandaar de regio goed in de gaten gehouden kan worden en zij zijn met elkaar verbonden door snelwegen en tunnels. Deze nederzettingen worden vervolgens met elkaar en met het grondgebied van de staat Israël verbonden door een parallel wegenstelsel, 'bypassroads' waar Palestijnen geen toegang toe hebben en waardoor hun dorpen en delen van hun grondgebied van elkaar worden afgesloten.

Ter uitbreiding van het grondgebied worden weer nieuwe buitenposten opgezet, die na verloop van tijd door Israëlische wetgeving erkend worden en zich uitbreiden tot nieuwe nederzettingen of wijken van de bestaande nederzettingen.

Bij de bouw betrokken organisaties bewerken

Jewish Agency voor Israël en Amana bewerken

Reeds voor de stichting van de staat Israël speelde de zionistische organisatie Jewish Agency for Palestine, die na 1948 zijn naam wijzigde in Jewish Agency for Israel (JA) een grote rol bij de immigratie en huisvesting van Joden in het voormalige en huidige Palestina. De Settlement Division van de Jewish Agency is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van de plannen en is ook betrokken bij de vestiging van buitenposten (outposts). De Israëlische nederzettingenorganisatie Amana bouwt huizen in Israëlische nederzettingen en buitenposten. Ook locale autoriteiten van nederzettingen werken mee aan de vestiging van buitenposten.[24]

Financiering bewerken

Israël en zijn belastingbetalers zijn de belangrijkste financiers van de nederzettingen.[25]

Private donateurs in de VS bewerken

Volgens een onderzoek door de Israëlische krant Haaretz worden de nederzettingen massief financieel en belastingvrij gesteund door private donateurs in de VS via een netwerk van nonprofit-organisaties. Gedurende de vijf jaren 2009 t/m 2013 werd meer dan $220 miljoen dollar gestort in fondsen ten bate van de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Omdat de donaties aftrekbaar zijn van de belasting, ondersteunt de VS zo indirect de kolonistenbeweging. De Amerikaanse donaties worden vooral geïnvesteerd in algemene voorzieningen als parken, speelplaatsen, bibliotheken en yeshiva's (Joodse religieuze studiecentra), maar ook aan zaken als airconditioners en financiële steun aan veroordeelde Joodse terroristen en hun familie die daar wonen.[25]

In tegenstelling tot linkse niet-gouvernementele organisaties (ngo's) en mensenrechtenorganisaties die donaties krijgen van buitenlandse regeringen en instellingen, krijgen Israëlische nederzettingen-groepen geld van buitenlandse private individuen die belastingvrij geld doneren via non-profit-organisaties. Een van de grootste fondsen is het Hebron Fonds[25][26]

Panama Papers bewerken

Veel buitenlandse bedrijven en organisaties, die geregistreerd staan in belastingparadijzen doneren grote kapitalen aan nederzettingen-organisaties of aan premier Netanyahu. Uit onderzoek van de Panama Papers (2016) bleek dat zionistische organisaties uit deze praktijken tientallen miljoenen sjekels ontvangen. Een daarvan is de als ngo aangemerkte nederzettingenorganisatie Amana van Ze'ev Hever, die van verschillende kanten grote sommen kapitaal ontvangt waarmee de huizenbouw en de infrastructuur van de nederzettingen wordt gefinancierd.[27] Een andere organisatie, die binnen acht jaar reeds 122 miljoen sjekels ontving, is Vrienden van Ir David, die met zijn fonds 'Elad'[28] onder meer de Palestijnse wijk Wadi Hilweh (Silwan) in Oost-Jeruzalem in bezit neemt ten bate van Israëlische joodse nationalistische kolonisten, die de stad claimen als 'City van David'.

Status van de nederzettingen bewerken

Israël is het enige land in de wereld dat vindt dat zijn nederzettingen volgens internationaal recht geoorloofd zijn. De VS is als enige land van mening dat deze niet per se illegaal hoeven te zijn. Alle andere landen beschouwen de nederzettingen als een schending van het internationaal recht.[29]

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, inclusief landen die in het algemeen Israël steunen, heeft de nederzettingen bij herhaling illegaal volgens het internationaal recht verklaard, net zoals diverse ngo's. De opeenvolgende internationale rapporten, verdragen en resoluties van de Verenigde Naties waarin Israël wordt gemaand de bouw ervan te stoppen en terug te draaien, worden stelselmatig door Israël genegeerd.

VN-Veiligheidsraad bewerken

De VN-Veiligheidsraad heeft in tal van resoluties de nederzettingen veroordeeld, zoals in de resoluties 446, 452, 465 en 471.[30] Op 23 december 2016 nam de Veiligheidsraad Resolutie 2334 aan waarin staat dat Israël moet stoppen met de bouw van nederzettingen in Palestijns gebied, aangezien dat een flagrante schending is van internationaal recht.[31][32] In tegenstelling tot eerdere Resoluties onthielden de VS zich van stemming die met alle overige 14 stemmen werd aangenomen.

Internationaal Gerechtshof bewerken

In het verleden is vele malen door verschillende internationale autoriteiten, waaronder het Internationaal Gerechtshof en het Hooggerechtshof van Israël zelf, vastgesteld dat Israël wel degelijk bezetter van deze gebieden is. Artikel 49 van de Vierde Geneefse Conventie verbiedt de overbrenging van de eigen bevolking naar bezet gebied in het algemeen: het maakt hierbij geen verschil of dit onder dwang of uit vrije wil gebeurt.

Het Internationale Rode Kruis (ICRC) sprak dit expliciet uit in zijn commentaar op de Geneefse Conventies en concludeerde dat de nederzettingen in strijd zijn met het Humanitair Oorlogsrecht.[33]

Amnesty International bewerken

Amnesty International drong er in april 2015 bij de Israëlische autoriteiten nogmaals op aan om de petitie te behandelen die op 31 juli 2011 bij het Hooggerechtshof juli 2011 was ingediend met betrekking tot bouwplanningsrechten en -organisaties van Palestijnse gemeenschappen in de C-gebieden die 60% van de bezette Westelijke Jordaanoever omvatten. In deze gebieden, die volledig onder Israëlische militaire controle staan wordt "de Vierde Geneefse Conventie geschonden" en vinden er oorlogsmisdaden plaats "onder artikel 8(2)(a)(iv) van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof." Een onderzoek in 2013, uitgevoerd door het OCHA schatte dat er 297.000 Palestijnen in ongeveer 530 woongebieden woonden. Sinds de petitie van 31 juli 2011 tot april 2015 hadden de Israëlische autoriteiten meer dan 1875 gebouwen verwoest.[34] In januari 2019 beschuldigde Amnesty International toeristische bedrijven ervan te profiteren van en mee te werken aan de uitbreiding van de illegale nederzettingen door kamers en activiteiten aan te beiden in Israëlische nederzettingen in Palestijns gebied inclusief Oost-Jeruzalem. Deze bedrijven duiden de Westelijke Jordaanoever daarbij aan als 'Israël-Westbank'.[35][36]

Israël bewerken

Volgens de Israëlische regering zijn de nederzettingen legaal. De bepalingen[bron?] die illegale nederzettingen in bezet gebied behandelen zouden niet opgaan voor de gebieden die Israël in de Zesdaagse Oorlog van 1967 veroverde, omdat er volgens Israël geen wettige soevereine macht in die gebieden zou hebben bestaan. Israël noemt de veroverde gebieden niet "bezet" maar "betwist".[37]

Formeel zijn nederzettingen die zijn gebouwd op Palestijnse privé-grond ook onder de Israëlische wet illegaal, maar desondanks zijn de meeste gedeeltelijk of geheel op in beslag genomen privé-grond gebouwd. Formeel illegale nederzettingen of outposts worden vaak achteraf alsnog gelegaliseerd.[bron?]

Ideologische rechtvaardiging door Israël bewerken

Veelal aan de rechterzijde van het politieke spectrum en bij de kolonisten zelf heerst de opvatting dat Israël een historisch recht heeft op het gebied. In de Torah worden steden als Hebron en Jeruzalem vele malen genoemd en ook bewoond door Joden. Een groot deel van de verhalen van het Oude Testament, de Torah speelt zich hier af.

Een religieus argument is dat God aan Abraham het Land van Israël heeft beloofd. Een niet-religieuze argumentatie ter verdediging van de Joodse nederzettingen is de verwijzing naar het Palestinamandaat van de Volkenbond uit 1922, dat men via de overgangsregeling in het VN-Handvest (artikel 80) nog steeds relevant acht. Hierin werd de vestiging van een "Huis voor het Joodse volk" voorzien.

Israëls politiek ten aanzien van uitbreidingen bewerken

In 1976 verklaarde de toenmalige Israëlische minister-president, Yitzhak Rabin, dat voortzetting van vestiging van nederzettingen tot Apartheid zou kunnen leiden. Hij duidde de joods fundamentalistische organisatie voor nederzettingen Goesj Emunim aan als "een kanker in het maatschappelijk en democratisch weefsel van de staat Israël".[38] Binnen Goesj Emunim werd in 1976 een kleinere kolonistenorganisatie opgericht: Amana, die in de jaren daarna uitgroeide tot een grote organisatie met vertegenwoordigers in de VS en Europa.

In 1977 won de Likoedpartij de verkiezingen van de Arbeidspartij van Rabin. De zionistisch georiënteerde Likoed had reeds voor de verkiezingen verklaard dat de gehele Westelijke Jordaanoever (door hen 'district Judea en Samaria' genoemd) aan het Joodse volk toebehoort. De nieuwe premier Menachem Begin betuigde zijn steun voor uitbreiding van de nederzettingen, ondanks het feit dat dit internationaal als illegaal wordt aangemerkt en er privaat Palestijns land voor wordt geconfisqueerd. De samenwerkende 'Governement-World Zionist Organisation Settlement Affairs Committee' besloot de, tot dan toe gedoogde Goesj Emunim nederzettingen Ma'ale Adumim, Ofra (dat bijna geheel op privaat Palestijns land is gebouwd)[39] en Elon Moreh (ten noordoosten van Nablus) een officiële status te geven.

In september van dat jaar kondigde de nieuwe minister van Landbouw en hoofd van de Israëlische Land Administratie, Ariel Sharon, zijn plan aan om binnen 20 jaar meer dan een miljoen Joden op de Westelijke Jordaanoever te huisvesten. Het plan omvatte infrastructuur, woningen, en landverwerving vanuit Jeruzalem en de Jordaanvallei en richting de hoger gelegen gebieden. Het kwam overeen met het ‘Master Plan voor Judea en Samaria’ van het Land Settlement Department van de Jewish Agency for Israel.[40]

In augustus 1984 waren er reeds 113 nederzettingen gesticht, verspreid over de Westelijke Jordaanoever. Er woonden op dat moment - de uitbreidingen van Oost-Jeruzalem niet meegerekend - reeds 46.000 Joodse kolonisten. Volgens plan zouden er per jaar 15.000 woningen voor kolonisten bijgebouwd worden.

De kolonisering van de Bezette Palestijnse gebieden is sinds de afsluiting van de Oslo-akkoorden in 1993-1995 gestadig toegenomen. Dit gebeurt niet alleen door uitbreiding van bestaande nederzettingen, maar ook door het stichten van nieuwe illegale zogenoemde 'outposts' (buitenposten). Daartoe wordt steeds meer Palestijns grondgebied in beslag genomen. In 1970 had Israël honderden dunam tot 'staatsgrond' verklaard en de zich hierop bevindende Palestijnse woningen verwoest om er de nederzetting Ofra op te bouwen.[41]

In het rapport van augustus 2014 van het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Zaken (OCHA) van de V.N. wordt vermeld dat er 341.000 Israëlische kolonisten wonen in 135 nederzettingen en ongeveer 100 'buitenposten' in gebied C (zie: Oslo-akkoorden) van de bezette Westelijke Jordaanoever, die zich daarmee een grondgebied toe-eigenen dat 9× groter is dan het door hen zelf officieus begrensde en militair beschermde gebied.[42][43]

 
Amona, outpost bij Ofra, 2013

Onder internationale druk wordt soms een buitenpost door Israël zelf bedreigd met ontmanteling, maar wordt deze na verloop van tijd toch gelegaliseerd, ondanks uitspraken van het Hooggerechtshof. Die worden soms jaren vooruitgeschoven of slechts ten dele of helemaal niet uitgevoerd, en vervolgens op dezelfde plek weer opgebouwd.[44][45][46]

2009-2021 bewerken

Van 2009 tot 2021 werd het nederzettingenbeleid vormgegeven door drie regeringen onder premier Benjamin Netanyahu (de eerste regering onder zijn leiding was van 1996 tot 1999). Onder leiding van Netanyahu, is het aantal nederzettingen rond en in de Palestijnse steden op de Westelijke Jordaanoever sterk uitgebreid, en is de verwoesting van Palestijnse huizen (ook in Israël zelf), de deportatie van Bedoeïenen in Israël en in Palestina, grondonteigening en annexatie van grondgebied in versneld tempo toegenomen.[bron?][47]

In 1995, vlak na de Akkoorden van Oslo, woonden er in totaal nog 138.000 Joodse kolonisten in de Palestijnse gebieden (afgezien van Oost-Jeruzalem), in 2009 was dat verdubbeld tot 280.000. Het Rode Kruis schat het aantal in 2012 op 350.000. De schattingen voor de totale bevolking van de Westoever lopen uiteen van 2,5 tot 3,5 miljoen inwoners.

Versnelling van de bouw bewerken

Op 21 oktober 2015 keurde Netanyahu (tijdens de 34e regering van Israël) met terugwerkende kracht een stedelijk bouwplan voor de nederzetting Itamar bij Nablus goed en op 29 oktober nog eens voor drie nederzettingen, die al jarenlang als illegaal waren beoordeeld.[48]

In september 2016 erkende Israël dat er bij vergissing stukjes particuliere Palestijnse grond van totaal 45 dunam waren onteigend voor de nederzetting Ofra (tussen Jeruzalem en Nablus) en dat deze teruggegeven zouden moeten worden aan de eigenaars.[49]

De illegale buitenpost Amona bij de nederzetting Ofra moest op last van het Israëlische Hooggerechtshof eind december 2016 ontruimd zijn. Deze beslissing was genomen in december 2014, na herhaaldelijk uitstel ervan sinds 2012. De Palestijnse eigenaars van de grond moesten ook schadevergoeding krijgen van de kolonisten.[50][bron?] Begin oktober 2016 maakte Netanyahu, gesteund door de rechtse partijen, bekend dat hij van plan was om Amona te legaliseren en een nieuwe nederzetting te bouwen voor de 'bewoners' ervan.[51]

Nadat de Amerikaanse president, Barack Obama, Netanyahu het verwijt had gemaakt dat hij hiermee afspraken met de V.S. had gebroken, verklaarde de Israëlische minister voor Diaspora-aangelegenheden en Onderwijs, Naftali Bennett, op 6 oktober dat 'de Westelijke Jordaanoever nú geannexeerd moest worden'.[52] Burgemeester Nir Barkat van Jeruzalem dreigde in november 2016 met het verwoesten van honderden of duizenden Palestijnse huizen in Oost-Jeruzalem als de buitenpost Amona geëvacueerd werd.[53]

Op 5 december 2016 ging de Israëlische Knesset in principe akkoord met een wetsvoorstel dat Joodse nederzettingen op Palestijnse privégrond legaliseert.[54]

Eind januari 2017 besloot Israël tot de bouw van ongeveer 3000 woningen in de nederzettingen rond Jeruzalem, nadat daarvoor een wet was aangenomen.[55][56] Op 1 februari 2017 is door Israël begonnen met de ontruiming van Amona.[57] Intussen werkte het Kabinet-Netanyahu IV, met de ministers Ayelet Shaked en Naftali Bennett, aan een wetsvoorstel om de buitenpost Amona te legaliseren.[58]

Op 6 februari 2017 werd in de Knesset door Naftali Bennett en Ayelet Shaked de nieuwe wet doorgevoerd, de 'Settlement Regularisation Law', die Israël het recht geeft om Palestijnen hun bezittingen en land af te nemen ten bate van de nederzettingen.[59][60][61]

Obstructie van vredesonderhandelingen bewerken

De verdere uitbreiding van joodse nederzettingen was voor de Palestijnse Autoriteit de reden om tussen 2008 en 2010 geen vredesbesprekingen meer te voeren. De onderhandelingen waren na de oorlog in Zuidelijk Libanon in 2008 gestrand.

In mei 2013 legaliseerde de regering een week voor het bezoek van de Amerikaanse diplomaat John Kerry vier buitenposten. Daarmee bleven zij onder internationaal recht weliswaar illegaal, maar werden zij onder Israëlisch recht legaal, waardoor de Israëlische wet er op toepassing werd en zij openlijk door de regering konden worden gefinancierd en uitgebreid. Peace Now-directeur Yariv Oppenheimer noemde het een klap in het gezicht voor de herstart van de vredesbesprekingen en de Palestijnse leider Hanan Ashrawi zei dat hiermee de onderhandelingen tot een schijnvertoning werden gemaakt.[62] Kort daarna werd bekend dat de huizenbouw in het eerste kwartaal was verdrievoudigd.[63] In augustus van datzelfde jaar zegde Israël tijdens vredesbesprekingen staatssteun toe aan 6 nieuwe nederzettingen, waarvan er 3 achteraf werden gelegaliseerd.[64]

Op 31 augustus 2014, tijdens de vredesonderhandelingen over het conflict in de Gazastrook 2014, werd bekend dat Israël van plan was om 400 hectare grond op de Westelijke Jordaanoever te annexeren. Het betrof het land van Palestijnse boeren in de buurt van de nederzettingencluster Goesj Etsion bij Bethlehem. Het omvatte het grondgebied van vijf dorpen in het Gouvernement Bethlehem. Volgens de VS zou dit 'contrapoductief' voor de vredesonderhandelingen werken.[65]

Op 5 oktober 2016 verweet het Witte Huis Netanyahu dat hij met zijn plannen om een nieuwe nederzetting te bouwen voor de buitenpost Amona het streven naar vrede ondermijnde.[66]

Na de VN-resolutie 2334 van 23 december 2016, en de daarop felle reactie van Israël vanwege de stemonthouding van de V.S., hield John Kerry op 28 december 2016 een toespraak, waarin hij zich met kritiek richtte op de Israëlische regering en een aantal principes aandroeg voor een toekomstige afspraak over vrede.[67] Netanyahu had namelijk direct laten weten deze V.N.-resolutie te verwerpen en zich niet aan de voorwaarden te zullen houden.

In weerwil van Resolutie 2334 maakte de Israëlische regering de maand erna twee nieuwe plannen bekend voor de bouw van 2.500 nieuwe woningen in Joodse nederzettingen in Palestijns gebied.[68] Ook nam ze op 7 februari 2017 de 'Settlement Regularisation Law' aan, waarmee Israël zichzelf machtigde om Palestijnen het recht op hun bezittingen te ontnemen ten gunste van de Israëlische nederzettingen.[69] Door de EU en vele landen werd dit veroordeeld. De VS weigerden commentaar.[70]

Geweld en vernielingen door kolonisten bewerken

Sinds de stichting van nederzettingen, vanaf 1967, wordt er door kolonisten veel geweld gebruikt tegen de Palestijnse inwoners van omliggende dorpen.[71] Door Special Coordinator for the Middle East Peace Process Robert Serry van de VN zijn in 2010 aanvallen gerapporteerd op dorpelingen, voorlichtings-instellingen en scholen, moskeeën en kerken en huizen.[72]

Mensenrechtenorganisaties zeggen dat IDF-soldaten vaak bij aanvallen van kolonisten aanwezig zijn en alleen maar toekijken.[73][74] Kolonistengeweld vindt gewoonlijk straffeloos plaats. Israëlische veiligheidstroepen laten het geweld niet alleen toe, maar helpen hen zelfs daarbij. In plaats van de daders aan te pakken, worden juist de Palestijnse slachtoffers verwijderd. Tussen 2005 en 2014 werd meer dan 90% van de aanklachten voor geweld door kolonisten afgesloten zonder een vervolging in te stellen. Er was maar 2% kans dat daders daadwerkelijk zouden worden geïdentificeerd.[71][75]

Bij strafvervolging worden kolonisten ook volgens een ander rechtssysteem behandeld dan Palestijnen in hetzelfde woongebied. Palestijnen worden altijd aangeklaagd bij de militaire rechtbank, terwijl kolonisten als Israëliërs door de veel mildere civiele rechtbanken worden behandeld. Daardoor gelden er op de Westoever voor twee volken twee heel verschillende wetten.[76]

 
'Price tags' op een Palestijns huis buiten de nederzetting Ma'ale Levona. "Joden wordt wakker!", "Dood aan de Arabieren", "Wraak!" (31 januari 2014)

Agressie van de religieus zionistische kolonisten uit zich onder meer in het plaatsen van outposts (buitenposten van nederzettingen) op Palestijns grondgebied, en het vernielen van olijfboomgaarden en stelen van olijven,[77] brandstichting,[78][79] gooien van stenen, molestaties en toenemend gewapend geweld. Dit is voornamelijk gericht tegen Israëlische Arabieren, Palestijnen en linkse organisaties.[80] Vaak gaat dit gepaard met discriminerende leuzen, die als graffiti, bedoeld als 'price tags' (prijskaartjes) op Palestijnse huizen worden geklad. Israëlische militairen grijpen bij dergelijke acties van de kant van de kolonisten niet of nauwelijks in.[81]

Het wordt ook als pressiemiddel tegen de regering gebruikt om deze te dwingen af te zien van concessies aangaande de bouw van nederzettingen. De daders, die vaak wel bekend zijn, ontsnappen of worden in de meeste gevallen na arrestatie en verhoor weer vrijgelaten.[82]

Een groot aantal van deze ultra-nationalistische kolonisten die ook door veel Israëliërs als terroristen worden gezien, is sinds 1967 door immigratie vanuit de VS in deze nederzettingen komen wonen en zijn volgelingen van Meir Kakane.[83] Het bloedbad van Hebron (1994), aangericht door de Amerikaans-Israëlische Baruch Goldstein werd door de toenmalige premier Yitzhak Rabin fel veroordeeld. Hijzelf werd niet lang daarna door een religieuze zionist gedood.

Internationale en nationale vrijwilligers en activisten zetten zich in om Palestijnen en hun leefgebied tegen dit geweld te beschermen en voor hun rechten op te komen; vaak met gevaar voor eigen leven. Zo werd op 23 oktober 2015, nadat Netanyahu de bouw van de nederzetting Itamar bij Nablus had goedgekeurd, rabbijn Arik Ascherman, voorzitter van de organisatie 'Rabbi's voor Human Rights' (RHR), door een kolonist met een mes aangevallen terwijl hij ter bescherming Palestijnse boeren bij hun olijfoogst vergezelde.[84]

Vernielingen en geweld tegen olijventelers bewerken

 
Door een groep kolonisten vernielde olijfbomen in het dorp Burin, 12 november 2009.

Kolonisten kappen massaal olijfbomen om of steken ze in brand, de toegang tot de boomgaarden voor onderhoud wordt vaak belet en ieder jaar worden plukkers met bedreiging en geweld gehinderd bij de oogst.[71][72][74][77]

Oxfam Novib stelde op basis van eigen onderzoek vast dat Joodse kolonisten alleen al in 2011 7500 olijfbomen van Palestijnse boeren vernield hadden (pas na vijf jaar begint deze boom vruchten te dragen). Tienduizenden Palestijnse families zijn voor hun inkomen afhankelijk van de opbrengst ervan. Boeren worden echter weerhouden om naar hun landbouwgrond te gaan en oogsten worden door kolonisten vaak geroofd.[77] In de eerste helft van 2020 werden minstens 4.000 olijfbomen en andere bomen door kolonisten vernield. In de tweede helft van juni werden in drie verschillende dorpen honderden olijfbomen in brand gestoken.[85]

Geweld tegen kolonisten bewerken

De kolonisering heeft ook geleid tot geweld door Palestijnen tegen kolonisten. Met name tijdens de Tweede Intifada, die eind 2000 begon en vooral hevig was tussen 2001 en 2003, vond een aantal grotere aanslagen plaats op nederzettingen, zoals aanslagen op bussen in 2001[86] en 2002. De Palestijnen vinden dat zij het recht hebben om zich te verdedigen tegen de bouw van nederzettingen in hun gebied en ook tegen de gewelddadige onderdrukking.

Militante Palestijnse groepen beschouwen de gewapende strijd tegen de bezetting als legitiem en als onderdeel van het Palestijnse recht op zelfbeschikking. Vaak maken zij daarbij geen onderscheid tussen militairen en burgers. In 2010 verklaarde de Hamasleider Ezzat al-Rashk dat kolonisten een legitiem doelwit zijn, omdat zij in feite in ieder opzicht een leger zijn, met op dat moment meer dan 500.000 automatische wapens, bovenop de basisbescherming van de IDF. Volgens al-Rashk is het aanvallen van kolonisten normaal, want "zionistische kolonisten zijn de eerste militaire reservemacht van de bezetting".[87] Alle kolonisten krijgen een training in het gebruik van wapens en veel kolonisten zijn in actieve militaire dienst of reservist bij de IDF. Zij mogen, in tegenstelling tot Palestijnse burgers, vrij wapens dragen.

De verklaring van al-Rashk volgde op een aanslag waarbij vier Israëli's op de Westoever werden gedood en een aanval op een checkpoint waarbij twee Israëli's werden verwond. De aanslagen waren bedoeld om vredesonderhandelingen die op dat moment onder Amerikaanse leiding werden gevoerd te dwarsbomen. Volgens de leider was dit niet meer dan een mediacircus en volgens een andere leider was de Palestijnse president, Mahmoud Abbas, bereid 99% van de Palestijnse rechten op te geven.[87]

Volgens Human Right Watch stellen de militante Palestijnse groepen ten onrechte, dat kolonisten 'legitieme doelwitten' zijn die hun burgerlijke status hebben verloren door te verblijven in nederzettingen die illegaal zijn volgens internationaal recht.[88] Human Rights Watch verklaarde dat de kolonisten duidelijk een burgerbevolking vormen en geen aanvalsdoelen mogen zijn.

Aanvallen op kolonisten vanuit de plaatselijke Palestijnse bevolking vinden veelal plaats in reactie op geweld tegen Palestijnen of de onderdrukking in het algemeen, ongeacht of het gaat om militairen of burgers. Daarbij worden ook wel kolonisten die niet direct betrokken waren slachtoffer. Omgekeerd nemen de kolonisten dan weer wraak op de Palestijnen.

Handel met de nederzettingen bewerken

EU-handelsbeleid bewerken

Etikettering van producten uit nederzettingen bewerken

Op 12 november 2019 oordeelde het Europese Hof van Justitie dat de Europese landen bij handel met Israël op de etiketten van de producten duidelijk de herkomst moeten vermelden, zodat consumenten weten of deze van de Israëlische nederzettingen afkomstig zijn. Het Europese Hof onderstreepte dat de nederzettingen concrete uitingen zijn van de politiek van een staat om de eigen bevolking over te brengen naar bezet gebied, wat in strijd is met de regels van algemeen internationaal recht.[89][90]

Op 11 november 2015 had de Europese Commissie (EC) al formeel besloten dat op de etiketten van producten die in de Israëlische nederzettingen in de door Israël bezette gebieden zijn vervaardigd vermeld moest staan dat ze afkomstig waren uit land dat sinds 1967 door Israël is bezet. Tot dan toe stond bij die producten altijd vermeld dat ze 'uit Israël' kwamen, waarbij het voornamelijk ging om fruit, groenten, wijn en cosmetica.[91]

Handelsverbod voor nederzettingen bewerken

In december 2015 riepen 40 Europese juristen in een open brief aan de EU op tot het stoppen van de handel met de nederzettingen. Zij stelden dat deze handel impliciet een erkenning van de nederzettingen is en daarom een schending van internationaal recht. Dit is ook in strijd met het officiële nederzettingen-beleid van de individuele staten. Zij hekelden ook het meten met twee maten ten opzichte van andere landen waartegen wel boycots worden ingesteld.[92] Naar aanleiding van Resolutie 2334 van de VN-Veiligheidsraad publiceerde de rechtsdeskundige Tom Moerenhout in 2017 in een online-artikel van het European Journal of International Law uitgebreid de juridische achtergrond van de verplichting tot niet-erkenning en over de schending van het internationaal recht door de EU.[93]

Begin 2019 nam Ierland een wet aan die de handel met Israëlische nederzettingen verbiedt. In een Europees burgerinitiatief, op basis van minimaal een miljoen burgers uit minimaal 7 EU-landen, verzocht een burgercomité de Europese Commissie om een soortgelijke wet op de hele EU van toepassing te laten zijn. De tekst van het verzoek luidde: "Stopzetting van de handel met Israëlische nederzettingen in de bezette Palestijnse gebieden [...] Om schendingen van het internationaal recht en de mensenrechten door Israël niet te erkennen of te ondersteunen is de EU verplicht een einde te maken aan de handel met Israëlische nederzettingen die de bezette Palestijnse gebieden koloniseren."[94]

De EC weigerde het intiatief in behandeling te nemen, omdat deze geen wettelijke bevoegdheid voor zo'n voorstel zou hebben. Eerst zou volgens de EC het Europees Parlement het buitenlands- en veiligheidsbeleid moeten aanpassen. Het EU-handelsverdrag met Israël sluit de Bezette gebieden echter al uit.[95] Het afwijzingsbesluit werd geformuleerd in obscure ambtelijke taal.

In juli 2019 dienden 7 EU-burgers bij de EC opnieuw een burgerinitiatief in. Dit maal luidde het verzoek: "Zorgen voor conformiteit tussen het gemeenschappelijk handelsbeleid en de EU-verdragen en naleving van het internationaal recht". Het doel was opnieuw een verbod op handel met de Bezette gebieden. De EC weigerde wederom het intiatief te registreren, omdat ze daartoe niet bevoegd zou zijn. Ook hier werd in vage taal met verwijzing naar een artikel in een verordeningartikel (215 VWEU) verwezen.

Ditmaal gingen de initiatiefnemers in beroep bij het Algemeen Hof van de Europese Unie. Zij stelden daarbij dat de in het intiatief voorgestelde actie "kennelijk binnen de werkingssfeer van het gemeenschappelijk handelsbeleid valt." In mei 2021 werd de beslissing van de EC door het Gerecht vernietigd, zodat de EC een nieuwe beslissing moet nemen.[96] De rechter oordeelde dat de Europese Commissie ernstig is tekortgeschoten in zijn plicht om de afwijzingsgronden te geven. De initiatiefnemer Tom Moerenhout stelde dat de EC steeds zijn verantwoordelijkheid is ontweken. Als lidstaten de handel willen stoppen zegt de Commissie dat zij als enige daarvoor verantwoordelijk is en als de Commissie wordt gevraagd de illegale handel te stoppen, zegt zij dat dat de verantwoordelijkheid is van de Europese Raad.[97]

VN-politiek bewerken

In maart 2016 sprak de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties wederom zijn zorgen uit over de mensenrechtensituatie in de door Israël bezette gebieden ten gevolge van Israëls nederzettingenpolitiek. Daarbij brachten ze eerdere verklaringen in herinnering en riepen Israël op zich als bezettingsmacht te houden aan zijn wettelijke verplichtingen zoals die op 9 juli 2004 door het Internationaal Gerechtshof waren geformuleerd en in resoluties waren vastgelegd. Tevens riepen zij alle staten op om zich te houden aan de 'richtlijnen van handel en mensenrechten' (Guiding Principles on Business and Human Rights) van juni 2011,[98] en aan internationale wetten en normen, en om hun ondernemingen erop te wijzen alle daarvoor nodige maatregelen te nemen. En wel, om te vermijden dat ze bijdragen aan de vestiging of in standhouden van Israëlische nederzettingen of de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen in bezet Palestijns gebied.[2][99]

Kinderarbeid bewerken

In april 2015 bracht Human Rights Watch het rapport 'Ripe for Abuse' uit over arbeid door Palestijnse kinderen in de agrarische industrie van de Israëlische nederzettingen. Op arbeid in bezet gebied en in de nederzettingen worden de gangbare arbeidswetten en -regels van Israël niet toegepast. Door Israëlische maatregelen en beperkingen om te kunnen werken kunnen Palestijnen vaak niet voldoende inkomsten verwerven. Kinderen moeten dan vaak meehelpen en worden, soms nog maar 11 jaar oud, door kolonisten gebruikt als goedkope arbeidskrachten in de nederzettingen. Ze werken veelal in omstandigheden waarbij ze blootgesteld worden aan pesticiden, onvoldoende bescherming en extreme hitte. Een schoolopleiding schiet er vaak bij in. Volgens internationaal recht is economische exploitatie van kinderen een schending van mensenrechten.[100]

Lijst van nederzettingen bewerken

 
Kaartje met de grootste Israëlische nederzettingen in 2005

(Hoewel de lijst lang niet volledig is, en het aantal nederzettingen zich blijft uitbreiden.)[101] Enkele nederzettingen:

Enkele van de grootste:

Zie ook bewerken

Externe links bewerken