Gebruiker:Sylhouet/Concept

https://www.delpher.nl/nl/kranten/view?coll=ddd&query=%28+antwerpen+beeldententoonstelling%29&cql%5B%5D=%28date+_gte_+%2201-01-1950%22%29&cql%5B%5D=%28date+_lte_+%2231-12-1955%22%29&redirect=true&sortfield=date&page=2&identifier=MMKB19:000386077:mpeg21:a00108&resultsidentifier=MMKB19:000386077:mpeg21:a00108&rowid=8 https://www.delpher.nl/nl/kranten/view?coll=ddd&query=%28+antwerpen+beeldententoonstelling%29&cql%5B%5D=%28date+_gte_+%2201-01-1950%22%29&cql%5B%5D=%28date+_lte_+%2231-12-1955%22%29&redirect=true&sortfield=date&page=2&identifier=MMKB19:002071032:mpeg21:a00040&resultsidentifier=MMKB19:002071032:mpeg21:a00040&rowid=6 twee maal derde B Lode Craeybeckx en Willem Vrints, burgemeester respectievelijk schepen van financiën van Antwerpen, woonden in 1949 in Arnhem een internationale beeldententoonstelling bij in het Park Sonsbeek. De tentoonstelling was geïnspireerd op een gelijkaardige expositie, de Open Air Exhibition of Sculpture. Die had een jaar eerder plaatsgevonden in het Londense Battersea Park en was de eerste in haar soort.[1] Vrints spoorde Craeybeckx aan om een gelijkaardige tentoonstelling te houden in Antwerpen. De voorgaande twee jaar had Antwerpen zich al gepromoot als kunststad, met tentoonstellingen rond kerkelijke kunst en de schilder Antoon van Dyck.[2] Uiteindelijk werd besloten deze beeldententoonstelling een jaar later, op 6 juni 1950, in het Middelheimpark te organiseren. Frans Baudouin, directeur van het Antwerpse Museum voor Schone Kunsten, organiseerde het evenement. De tentoonstelling richtte zich voornamelijk op moderne beeldhouwkunst van de twintigste eeuw. Er waren 167 beelden van 121 kunstenaars te bezichtigen.[1] In het Middelheimkasteel werd gelijktijdig een museum voor natuurwetenschappen geopend met de collectie van Den Botaniek. Deze verhuisde echter al snel naar de Antwerpse Zoo.[3] De tentoonstelling trok zo’n 150.000 bezoekers en werd een internationaal succes. Tijdschriften van over de hele wereld, waaronder het Amerikaanse Time Magazine, wijdden een artikel aan de tentoonstelling.[4] Op de opening waren enkele bekende kunstenaars aanwezig, onder wie de Fransman Ossip Zadkine. Hij zou tegen Craeybeckx gezegd hebben:

Combien vous sentirez-vous orphelins lorsque toute cette beauté vous aura quitté ?

(Hoe verweesd zul je je voelen als al dit moois weg is?)

Craeybeckx kon zich sindsdien het park niet meer zonder beelden voorstellen. Hij besliste om van het Middelheimpark een permanente beeldentuin te maken. Deze tuin werd het eerste openluchtmuseum voor beeldhouwkunst ter wereld. Dit museum kreeg de naam Openluchtmuseum voor Beeldhouwkunst Middelheim.[5] Het was tevens het eerste museum in België dat zich richtte op de moderne kunst. Later in 1950 bezocht Craeybeckx samen met Walther Vanbeselaere, conservator van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, de Biënnale van Venetië. Hier kocht hij enkele beelden aan voor de permanente collectie van het Middelheimmuseum.[6] Het Middelheimmuseum opende in 1951 officieel zijn poorten. Toegang was gratis, en dat is het ook altijd gebleven.


Internationaal succes en Jazz Middelheim (1951-1969) bewerken

 
Koning Boudewijn bezocht het museum in 1952. Hier staat hij bij De Phoenix, een werk van de Fransman Ossip Zadkine.

Het Middelheimmuseum opende op 8 september 1951 officieel zijn poorten met een speciale tentoonstelling die voornamelijk bestond uit de kunstwerken die het museum had verworven.[7] Het was de aanzet voor een reeks tweejaarlijkse tentoonstellingen, zogenaamde biënnales, die gehouden werden tot en met 1989.<ref name=":0" />

In 1952 bestond de vaste collectie uit 46 beelden.[8] Dat jaar, een jaar voor de tweede biënnale,{{refn|group="kleine-letter"|De tentoonstelling uit 1951 werd met terugwerkende kracht de eerste biënnale genoemd, waardoor de tentoonstelling uit 1953 de tweede biënnale werd.}} leidden gesprekken met Henry Moore en Ossip Zadkine tot zes algemene principes voor de biënnales:

  1. De biënnales tonen enkel beelden die bedoeld zijn voor de openlucht, met een minimumhoogte van een meter;
  2. Er wordt enkel werk van levende kunstenaars getoond;
  3. Het park dient te worden aangepast;
  4. De keuze van de werken wordt gemaakt door de inrichters van de biënnale zelf;
  5. Voor iedere biënnale worden andere internationale raadgevers gezocht;
  6. Iedere biënnale toont als kern een retrospectieve, waarvoor het werk van een kunstenaar, een land of een strekking het centrale thema vormt, naast ander belangrijk werk dat hiermee een harmonisch geheel moet vormen.

Met deze principes werd echter weinig rekening gehouden. Beelden werden binnen en buiten getoond, ze waren regelmatig kleiner dan een meter, zowel overleden als levende kunstenaars werden belicht en het park werd lange tijd niet aangepast. Desondanks kenden de biënnales aanvankelijk veel succes en trokken zo’n zeventig- à honderdduizend bezoekers.<ref name=":0" />

De biënnales vonden plaats in de zomermaanden van de oneven jaren, waardoor ze niet samenvielen met de biënnales van Venetië.[9] Aanvankelijk wijdden ze zich vooral aan de Europese beeldhouwkunst. Door het tentoonstellen van vooruitstrevende, moderne collectiestukken hadden de biënnales internationaal succes. Kunstcritici van over de hele wereld schreven met lof over de Middelheimbiënnales. Robert Melville schreef in 1954 in Architectural Review dat het museum op weg was om een van de belangrijkste musea voor hedendaagse beeldhouwkunst in Europa te worden.[10] Cécile Goldscheider, conservator van het Musée Rodin, prees in 1957 het bestendig karakter van het Middelheimmuseum.[11] In de Nederlandse krant De Stem noemde men het museum in 1965 een Europees artistiek middelpunt.[12] Ook Hans Redeker, een Nederlands kunsthistoricus en essayist, schreef lovend over het Middelheimmuseum.[13]

De Antwerpse biënnale, nog slechts voor de tweede keer, heeft zich nu reeds tot een unieke gebeurtenis in het kader van het Europese kunstleven ontwikkeld.

Hans Redeker over de tweede Middelheimbiënnale in de Haagse Post, 1955
  1. a b Koen Brams, De beeldhouwkunst, zoals zij was in openlucht. De Witte Raaf (november 1995). Geraadpleegd op 1 augustus 2023.
  2. De Internationale Openluchttentoonstelling van Beeldhouwkunst wordt Zaterdag geopend te Antwerpen. Gazet van Antwerpen (28 juni 1950). Geraadpleegd op 22 augustus 2023.
  3. Het kasteel Middelheim wordt Museum voor Natuurwetenschappen. Gazet van Antwerpen (7 december 1949). Geraadpleegd op 22 augustus 2023.
  4. (en) (31 juli 1950). Antwerp Does Better. Time 56 (5)
  5. (en) Marguerite Devigne (1954), Art Treasures of Belgium. Belgian Government Information Center, p. 24.
  6. Greta Van Broeckhoven (2017), Recall sculpture. Koninklijk Museum voor Schone Kunsten. ISBN 9789085867548.
  7. Antwerpen heeft permanent openluchtmuseum. Het Parool (22 september 1951). Geraadpleegd op 8 april 2024.
  8. M.-R. Bentein-Stoelen, Middelheim. Katalogus van de verzameling. Bibliomania (1969). Geraadpleegd op 3 augustus 2023.
  9. Johan Pas, Het vernieuwde Middelheimmuseum - Landschap met landmijnen. Openbaar Kunstbezit Vlaanderen (2012). Geraadpleegd op 2 augustus 2023.
  10. (en) Robert Melville, Henry Moore and the Siting of Public Sculpture. Architectural Review (1 februari 1954). Geraadpleegd op 11 augustus 2023.
  11. Uit de wereld van kunst en kultuur.. ANP Nieuwsbericht (25 mei 1957). Geraadpleegd op 4 augustus 2023.
  12. Jac. Martens, "Les Beaux Arts en Europe, mislukte poging in Brussel", De Stem, 19 juni 1965. Geraadpleegd op 4 augustus 2023.
  13. "Antwerpen 1955", De Schakel, 7 januari 1955. Geraadpleegd op 4 augustus 2023.