Eosipterus

geslacht uit de superfamilie Ctenochasmatoidea

Eosipterus is een geslacht van uitgestorven pterosauriërs, behorend tot de groep van de Pterodactyloidea, dat leefde tijdens het Vroeg-Krijt in het gebied van het huidige China.

Eosipterus
Status: Uitgestorven
Fossiel voorkomen: Vroeg-Krijt
Fossiel van Eosipterus
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Orde:Pterosauria
Onderorde:Pterodactyloidea
Familie:Ctenochasmatidae
Geslacht
Eosipterus
Ji & Ji, 1997
Typesoort
Eosipterus yangi
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Eosipterus op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Herpetologie

De soort is in 1997 benoemd en beschreven door Ji Shu'an en Ji Qiang. De geslachtsnaam is afgeleid van het Klassiek Griekse eoos, 'dageraad' en een gelatiniseerd Grieks pteron, 'vleugel'. Bij vergissing verwijzen de beschrijvers naar het Griekse pteryx, met dezelfde betekenis. De woordvorming is ook incorrect en had eigenlijk 'eopterus' moeten zijn. Het 'dageraad' verwijst naar de oude leeftijd maar expliciet ook naar het 'in het Oosten' liggende China. De soortaanduiding eert de Chinese paleontoloog Yang Daihuan.

Het fossiel, holotype GMV2117, is gevonden bij Jinggangshan in Liaoning in een laag van de Yixianformatie (Jehol-groep), een meerafzetting die vermoedelijk uit het Barremien stamt, hoewel ook een datering in het Jura is gesuggereerd. Het was in 1997 de eerste pterosauriër die in het westen van Liaoning gevonden was. Het bestaat uit een gedeeltelijk skelet van een onvolwassen exemplaar waarvan schedel en nek ontbreken, samengedrukt op een enkele plaat. In 2007 werd gemeld dat het specimen nog niet geprepareerd was. De plaat bestond uit verschillende aan elkaar gelijmde delen waarvan sommige wellicht geen deel uitmaken van het oorspronkelijke fossiel. Beschadigingen aan de botten waren provisorisch hersteld. Eerst werd aangenomen dat het fossiel van de rechterzijde te zien was maar in 2007 werd geconcludeerd dat dit de linkerzijde was. Ook zouden weke delen bewaard zijn waaronder een stuk vleugelmembraan bij de linkervleugelvinger en een stuk huid van de buik

Alle wervels zijn zwaar beschadigd door het compressieproces, zelfs het precieze aantal is onduidelijk. De staart lijkt geheel te ontbreken. Ook van de ribben, hoewel aanwezig is vorm en aantal niet te bepalen. Er zijn achttien losse buikribben aanwezig, 22 tot 25 millimeter lang en 1,2 millimeter breed.

Schouderbladen en ravenbeksbeenderen zijn niet bewaard gebleven maar de robuust gebouwde en relatief lange armen zijn goed gepreserveerd. De vleugelspanwijdte is 1,2 à 1,25 meter. Het opperarmbeen is robuust, met een bewaarde lengte van 34 millimeter; het bovendeel ontbreekt. Ellepijp en spaakbeen zijn even lang met 95 millimeter. De eerste drie middenhandsbeenderen zijn smal en verlengd. Het vierde middenhandsbeen heeft een lengte van 73 millimeter. De eerste twee vingers zijn niet bewaard gebleven maar het derde heeft drie kootjes en draagt een gekromde klauw. De vier kootjes van de vleugelvinger hebben een geschatte aflopende lengte van 97, 95, 80 en 73 millimeter. Het eerste kootje is gebroken, volgens het rapport uit 2007 nog voor de fossilisatie wat suggereert dat dit de doodsoorzaak was.

Het bekken is slecht gepreserveerd. Het dijbeen is minstens zes centimeter lang. Het scheenbeen heeft een lengte van 96 millimeter. Het kuitbeen schijnt sterk gereduceerd te zijn. De middenvoetsbeenderen zijn zo'n vier centimeter lang; de tenen zijn langwerpig en dragen licht gekromde klauwen. De vijfde teen is gereduceerd tot een enkele scherpe klauw.

De beschrijvers vonden het moeilijk Eosipterus een plaats te geven; ze kwamen niet verder dan een Pterodactyloidea incertae sedis. Ji Qiang stelde in 1999 dat soort een nauwe verwant was van Pterodactylus en Germanodactylus binnen de Pterodactylidae, op basis van vergelijkingen van de onderlinge proporties van de ledematen. Het zou zelfs een jonger synoniem kunnen zijn geweest van Pterodactylus. Een exacte kladistische analyse van Lü Junchang in 2006 plaatste Eosipterus echter in de Ctenochasmatidae, waarbij gebruikgemaakt werd van gegevens van een tweede exemplaar. Volgens David Unwin behoort de soort meer bepaaldelijk tot de Ctenochasmatinae. In 2007 werd dit betwist omdat de proporties waarop Unwin zijn conclusie baseerde onbetrouwbaar zouden zijn wegens het amateuristische herstel van de botten. Een tweede analyse van Lü uit 2008 plaatste Eosipterus basaal in de Germanodactylidae. Het is gesuggereerd dat Ningchengopterus het jong is van Eosipterus.