De Dolkstootlegende is een complottheorie die tussen de beide wereldoorlogen vooral onder de nationalisten en conservatieven in Duitsland leefde, en die inhield dat Duitsland de Eerste Wereldoorlog niet op het slagveld verloren had, maar dat dit verlies te wijten was aan verschillende groepen aan het thuisfront, waaronder met name Joden, linkse revolutionairen en linkse republikeinen. Deze groepen hadden volgens de complottheorie Duitsland ondermijnd door middel van de Novemberrevolutie en daaropvolgend een (linkse) burgerlijke regering aan de macht gebracht die het bevel aan de legerleiding gaf om de strijd te staken. Een ander onderdeel was de stelling dat Duitse Joden in groten getale geprobeerd zouden hebben de militaire dienstplicht te ontlopen. De naam verwijst naar de sage van Siegfried, de Germaanse held die in de rug gestoken werd.

De Dolkstootlegende werd tijdens het bestaan van de Weimarrepubliek veelvuldig door extreemrechtse politici, partijen en groeperingen aangehaald. Na verloop van tijd werden hierbij vooral Joden als verantwoordelijken voor het Duitse verlies van de oorlog aangewezen. De complottheorie heeft daardoor een grote rol gespeeld in het aanwakkeren van het antisemitisme. De consensus onder historici is dat de Dolkstootlegende niet op waarheid is gebaseerd; op grond van de staat van het Duitse leger tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog kan alleen worden geconcludeerd dan een militair verlies onvermijdelijk was. Daarnaast waren Duitse Joden, in tegenstelling tot wat de theorie beweert, juist oververtegenwoordigd in het legerpersoneel en onder de soldaten aan het front.[1]

Dolkstoot in de rug bewerken

Vanuit het binnenland had de regering zo de 'dolkstoot in de rug' gegeven die de nederlaag in een, in militair opzicht, nog kansrijke oorlog had veroorzaakt. Deze tegenwoordig als legende beschouwde opvatting, vond in werkelijkheid zijn ontstaan in een actie van de eigen Duitse legerleiding (Deutsches Heer), om de verantwoordelijkheid voor de Duitse nederlaag af te wentelen op de nieuwe linkse regering. Hierin zaten, voor het eerst in de Duitse geschiedenis, ook socialisten en liberalen.

Oorsprong bewerken

 
Propagandistische afbeelding van Hindenburg en Ludendorff

Door de propaganda had het Duitse volk een geheel verkeerd beeld van het verloop van de oorlog en werd de Duitsers voorgespiegeld dat de grote doorbraak aan het westfront ieder moment kon gebeuren zodat de Entente opgerold zou worden. Volgens de propaganda stonden de Duitse legers nog steeds diep op vijandelijk gebied en waren er zelfs in de zomer van 1918 nog significante terreinwinsten geboekt. Het was inderdaad waar dat Rusland vrede had gesloten met Bulgarije, Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk en bij de Vrede van Brest-Litovsk had Rusland grote gebieden moeten afstaan. De propaganda rekende op Oekraïne om het hongerende Duitsland en Oostenrijk het dringend benodigde graan te leveren. Dat Duitsland in oktober 1918 'opeens' onderhandelingen tot overgave begon, kwam voor de bevolking dan ook als een grote schok. Op initiatief van Erich Ludendorff was er van tevoren wel een parlementaire regering gevormd onder leiding van prins Max van Baden. Deze regering had een overwegend 'linkse' signatuur.

Het was deze regering die verantwoordelijk werd voor het sluiten van vrede met de entente, zodat de legerleiding naar buiten kon treden met de opvatting dat niet zij de strijd had verloren maar dat de linkse regering haar een dolkstoot in de rug had gegeven. Verder zouden linkse stakende arbeiders in Duitsland hebben bijgedragen aan het klimaat waarin de regering het leger had kunnen afvallen. Verder is het van belang dat het wapenstilstandsakkoord getekend werd door de burgerlijke overheid en niet door militairen.

De conservatieven en de militairen legden de schuld van de verloren oorlog bij de Weimarrepubliek. Die had immers het keizerrijk ten val gebracht en vrede gesloten, terwijl het Duitse leger nog wel verder had kunnen strijden en wellicht nog kunnen winnen. In deze opvatting was de regering dan ook schuldig aan het 'Diktat' (het Verdrag van Versailles) dat door de Entente was opgelegd.

Militaire nederlaag of dolkstoot in de rug? bewerken

In werkelijkheid was de oorlog militair verloren en waren de laatste reserves van Duitsland aan manschappen en oorlogsmaterieel aangesproken en inmiddels al bijna 'verbruikt'. De geallieerde blokkade had een nijpende schaarste en hongersnood veroorzaakt. De Centrale bondgenoten van Duitsland gaven zich stuk voor stuk over, en met de overgave van Oostenrijk-Hongarije kwam de Duitse zuidgrens open te liggen. Zelfs het verdrag van Brest-Litovsk (dat vrede aan het Oostfront bracht) kon de naderende definitieve nederlaag in het westen niet meer voorkomen. Begin november 1918 was de militaire positie van Duitsland uitzichtloos.

Ook was de omwenteling niet primair in gang gezet door linkse partijen, maar begonnen en mede ondersteund door militairen. Op 4 november 1918 kwamen de zeelui en mariniers van de Hochseeflotte in Kiel in opstand tegen een plan van de marineleiding om strijdend ten onder te gaan tegen de Britse Royal Navy. Om hen te vertegenwoordigen kozen ze raden, de Arbeiter- und Soldatenräte. Deze beweging zette zich door in vele Noord-Duitse en later ook Zuid-Duitse steden, waarin uiteindelijk ook de burgers en linkse partijen gingen deelnemen. Generaal Gröner deelde uiteindelijk aan de keizer mee dat hij niet langer op de gehoorzaamheid van het Duitse leger kon rekenen.

De militaire staf onder leiding van Ludendorff hadden met de laatste bijeengeraapte reserves nog een laatste offensief in de zomer van 1918 gelanceerd, de Kaiserschlacht maar na aanvankelijke terreinwinst waren de Duitsers weer teruggedreven. Nu was het voor iedere generaal (met een reële visie) in de legertop duidelijk dat de definitieve ineenstorting van de Duitse strijdkrachten dichtbij was. De verantwoordelijke legerleiding zag dit ook wel in en adviseerde na deze laatste (en verloren) gok zelf de regering vredesonderhandelingen te starten voordat de westgrenzen doorbroken zouden worden en de geallieerden Duitsland zouden binnentrekken. Maar de tot dan nog nooit verslagen Pruisische generaals konden deze afgang niet verkroppen en fabriceerden toen de Dolkstootlegende om hun verantwoordelijkheid voor de oorspronkelijke onderschatting van de gevechtskracht van de geallieerden, de overschatting van de eigen militaire capaciteiten, en de daaruit resulterende uiteindelijke nederlaag af te wentelen.[2] Door een groot deel van de bevolking werd dit voor zoete koek geslikt.

Gevolgen bewerken

In de roerige jaren die volgden op de Eerste Wereldoorlog werd naast het verwerpelijk geachte Verdrag van Versailles, de Dolkstootlegende bewust uitgebuit door met name een veteranenorganisatie als de Stahlhelm en door extreemrechtse partijen als de Deutschnationale Volkspartei (DNVP) en de Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP). De in diepe crisis verkerende en onpopulaire prille Weimarrepubliek geconfronteerd met de voortdurende dreiging van een links-communistische of rechts-conservatieve staatsgreep, een economische depressie, een gigantische inflatie en een enorme werkloosheid kreeg als het ware ook de dolkstoot in de rug toegediend. Deze voortdurende instabiliteit en het gebrek aan een door de maatschappij gedragen, gevestigde en gedegen politiek-democratische cultuur – het nu verdwenen keizerrijk was slechts semi-constitutioneel ingericht – droeg in belangrijke mate bij aan de opkomst van een sterke man, met een reactionaire visie: Adolf Hitler.

Zie de categorie Stab-in-the-back legend van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.