Dagobert III
Dagobert III (699 - tussen 3 september 715 en 29 februari 716) was een Merovingische koning van de Franken tussen 711 en 715/716.
Dagobert III | ||
---|---|---|
ca. 699 – 715/716 | ||
Fictief portret van Dagobert III (ca. 1720).
| ||
Koning van Neustrië | ||
Periode | 711 - 715/716 | |
Voorganger | Childebert III | |
Opvolger | Chilperik II | |
Koning van Bourgondië | ||
Periode | 711 - 715/716 | |
Voorganger | Childebert III | |
Opvolger | Chilperik II | |
Koning van Austrasië | ||
Periode | 711 - 715/716 | |
Voorganger | Childebert III | |
Opvolger | Chilperik II | |
Vader | Childebert III | |
Moeder | Ermenchilde | |
Dynastie | Merovingen |
Leven
bewerkenPepijn van Herstal als hofmeier
bewerkenDagobert III was de zoon van Childebert III en Ermenchilde. In 711 volgde hij zijn vader op als koning van Austrasië, Neustrië en Bourgondië. Omdat hij toen slechts 12 jaar oud was, berustte de echte leiding bij zijn hofmeier Pepijn van Herstal in Austrasië en Pepijns oudste zoon Grimoald II, die hofmeier van Neustrië en Bourgondië was. Toen Grimoald II in april 714 werd vermoord,[1] had Pepijn geen zoons meer uit zijn huwelijk met Plectrudis en Karel Martel was nu zijn oudste nog in leven zijnde zoon.[2] Plectrudis zorgde er echter voor dat Pepijn zijn zoon Karel uitsloot van de opvolging en zijn minderjarige kleinzoon Theudoald (zoon van Grimoald) tot zijn opvolger benoemde.[1]
Opvolgingsstrijd over het hofmeierschap
bewerkenToen Pepijn van Herstal nog op 16 december van datzelfde jaar overleed, werd Theudoald inderdaad tot hofmeier van heel het Frankische rijk benoemd, met Plectrudis, die wilde vermijden dat de koning zelf enige macht verwierf, als regentes. Plectrudis liet daarop Karel gevangennemen en sloot hem op in Keulen of Aken.[3]
De Neustrische adel zag in de aanstelling van de minderjarige Theudoald zijn kans zich te bevrijden van de Austrasische dominantie en lieten daarom koning Dagobert III in 715 Raganfrid als hofmeier van Austrasië aanstellen.[4]
Opvolging
bewerkenAls koning werd Dagobert III tussen 3 september 715 en 29 februari 716 opgevolgd door Chilperik II, waarbij men Dagoberts zoon Theuderik IV oversloeg.[5] In 716 volgde de verheffing van Chilperik II tot koning van Neustrië, het kerngebied van het Frankische Rijk, als opvolger van Dagobert III.[6]
Noten
bewerken- ↑ a b Annales Mettenses priores ad annum 714 (= B. von Simson (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Germanicarum in usum scholarum X, Hannover - e.a., 1905, pp. 19-20), Annales sancti Amandi ad annum 714 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, p. 6), Continuator Fredegarii Scholastici, Continuationes Chronicarum Fredegarii IV 7 (= B. Krusch (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Merovingicarum, II, Hannover, 1888, pp. 172-173), Liber historiae Francorum 50 (= Idem, pp. 324-325).
- ↑ J. Semmler, Zur pippinidisch-karolingischen Sukzessionskrise 714-723, in Deutsches Archiv für Erforschung des Mittelalters 33 (1977), p. 2. Gearchiveerd op 11 maart 2022.
- ↑ Vita Erminonis Episcopi et Abbatis Lobbiensis II 4: ... Pledrudis ... Karolum etiam privignum non erubuit custodiae mancipare Colonia civitate (= B. Krusch - W. Levison (edd.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Merovingicarum, VI, Hannover - Leipzig, 1913, pp. 465); Echternach, Liber aureus Epternacensis (1191) (Aken) (= L. Weiland (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores XXIII, Hannover, 1874, p. 59)). Vgl. Continuator Fredegarii Scholastici, Continuationes Chronicarum Fredegarii IV 8 (= B. Krusch (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Merovingicarum, II, Hannover, 1888, p. 173), Annales Mettenses priores ad annum 714 (= B. von Simson (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Germanicarum in usum scholarum X, Hannover - e.a., 1905, pp. 19-20), Annales Fuldenses ad annum 715 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, p. 343).
- ↑ Liber historiae Francorum 51 (= B. Krusch (ed.), Monumenta Germaniae Historica Scriptores rerum Merovingicarum, II, Hannover, 1888, p. 325), Annales Mettenses priores ad annum 715 (= B. von Simson (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Germanicarum in usum scholarum X, Hannover - e.a., 1905, p. 20), Continuator Fredegarii Scholastici, Continuationes Chronicarum Fredegarii IV 8 (= B. Krusch (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Merovingicarum, II, Hannover, 1888, p. 173).
- ↑ Continuator Fredegarii Scholastici, Continuationes Chronicarum Fredegarii IV 9-10 (= B. Krusch (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Merovingicarum, II, Hannover, 1888, pp. 173-174), Liber historiae Francorum 52 (= Idem, pp. 325-326).
- ↑ DD Merov. nr. 166 (= T. Kölzer - M. Hartmann - A. Stieldorf (edd.), Monumenta Germaniae Historica, Diplomata Merovingicarum, I, Hannover, 2001, pp. 412-414.), nr. 168 (= Idem, pp. 417-418.)
Referenties
bewerken- F. Dahn, art. Dagobert III., merovingischer Frankenkönig, in Allgemeine Deutsche Biographie 47 (1903), pp. 611-612.
- J. Semmler, Zur pippinidisch-karolingischen Sukzessionskrise 714-723, in Deutsches Archiv für Erforschung des Mittelalters 33 (1977), pp. 1-36.
Voorouders
bewerkenVoorouders van Dagobert III | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Overgrootouders | Clovis II (637-655/58) ∞ Bathildis (626-680) |
Ansegisus (610-662) ∞ Begga (620-693) |
? (-) ∞ ? (-) |
? (-) ∞ ? (-) | ||||
Grootouders | Theuderik III (654-691) ∞ Clothildis van Herstal (650-699) |
? (-) ∞ ? (-) | ||||||
Ouders | Childebert III (683-711) ∞ Ermenchilde (-) | |||||||
Dagobert III (699-715) |