Christoffel Plantijn

uitgever, drukker en boekbinder

Christoffel Plantijn (geboren als Christophe Plantin) (Saint-Avertin bij Tours, circa 1520Antwerpen, 1 juli 1589) was een invloedrijke boekdrukker en uitgever van Franse afkomst, die werkte in Antwerpen en Leiden.

Christoffel Plantijn
Plantijn door P.P. Rubens
Algemene informatie
Geboren ca. 1520
Saint-Avertin bij Tours
Overleden 1 juli 1589
Antwerpen
Nationaliteit Vlag van Frankrijk Frankrijk
Beroep boekdrukker en uitgever
Bekend van Biblia Polyglotta
Website Museum Plantin-Moretus
Portaal  Portaalicoon   Kunst & Cultuur

Behalve drukker van religieuze en liturgische werken, was Plantijn ook de belangrijkste drukker van het humanisme, spiritualisme en de wetenschappen (botanisch, taalkundig, geneeskundig, cartografisch etc.) van de tweede helft van de 16de eeuw, en een befaamd muziekdrukker.

Leven en werk bewerken

 
Christoffel Plantijn met zijn embleem 'De Gulden Passer' en de bijhorende spreuk ‘Labore et constantia’

Plantijn vestigde zich, op dertigjarige leeftijd[1], in 1549 in Antwerpen. Antwerpen, gelegen in de Spaanse Nederlanden, was op dat ogenblik hét commercieel centrum van Europa. Zijn bemoeienis met het boekenvak stamt uit zijn achtergrond als leerbewerker/boekbinder. 'Door een blijvend letsel dat hij had opgelopen bij een overval, kon hij omstreeks 1555 dit zware vak niet meer uitoefenen.'[2] In 1555 opende hij een eigen drukkerij Plantijn, die op haar hoogtepunt de grootste drukker van Europa was[1], 22 persen telde en meer dan 80 werknemers had. Aan de drukkerij was een boekhandel verbonden. Ze werkten als een magneet op intellectuelen, graveurs, vertalers en boekenkopers.

Succes bewerken

Gutenberg begon rond 1450 boeken te drukken met losse letters. Voor dat nieuwe product moesten kopers worden gevonden. Overproductie zorgde ervoor dat er rond 1470 een boekenzeepbel ontstond waardoor drukkers failliet gingen. Plantijn bezocht twee keer per jaar de boekenbeurs in Frankfurt en zag wat er werkte en wat niet. Hij kocht in wat hij zelf niet uitgaf en verhoogde zo zijn assortiment. De nieuwe technologie zorgde ervoor dat de prijs van boeken daalde. Op 1 mei 1555 drukte hij het eerste van zijn 1800 echte boeken, vijf jaar na zijn aankomst in Antwerpen. Het was het Institution d'une fille de noble maison, in opdracht van een andere drukker, Jean Beller, ook bekend als Johannes Bellerus.[3]

Hij werkte zich op van onbemiddelde ambachtsman tot uitgeverstycoon, eigenaar van de grootste drukkerij ter wereld. Hij bereikte die positie door slim in te spelen op de politieke, religieuze en culturele trends van zijn tijd, door zijn investeringen te spreiden over de mode- en de drukkersnijverheid, door het uitbouwen en strategisch gebruiken van een netwerk van vrienden, zakenpartners en sponsors, door het aantrekken van de grootste geleerden en de beste vaklui uit zijn tijd en door het inzetten van zijn zeven dochters en zijn gericht gekozen schoonzoons. Hij gaf onder meer de stadssecretaris en invloedrijke Spanjaarden boeken of lederen kistjes en kon later bij hen geld lenen om zijn drukkerij uit te bouwen.

Na de druk liet hij het zetsel niet wassen en afbreken maar het werd opnieuw gebruikt om de Bijbel zowel in kwartformaat als in een goedkope pocketeditie te drukken. Het ging hem voor de wind toen na afloop van het concilie van Trente in 1563 alle liturgische werken moesten worden herdrukt. Hij exporteerde veel werk naar Spanje, 'waar onder invloed van Filips' katholieke reveil de religieuze discipline strak werd aangehaald.'

Al in 1562 hielden de autoriteiten in Plantijns drukkerij een zoekactie naar ketterse boeken. Toen die werden aangetroffen, werd zijn zaak opgeheven. Een jaar later mocht hij zijn drukkerij weer voortzetten. Zijn heropgebouwde drukkerij was mede gefinancierd door calvinistische geldschieters.

In 1565 werd Plantijn betrapt op het drukken van kritische pamfletten voor de katholieke kerk. In 1545 was de Antwerpse drukker Jacob van Liesvelt onthoofd om de uitgave van een te lutherse Bijbel. In 1566 moest Plantijn meerdere malen tegenover de autoriteiten zijn katholieke inslag bewijzen. Hij investeerde op dat moment in een drukkerij in Vianen van de grote geus Hendrik van Brederode die opstandige teksten produceerde.[4] Plantijn vluchtte dan ook naar Parijs. Op de Vrijdagmarkt verkocht men zijn inboedel, de plaats waar hij bij zijn terugkeer zijn nieuwe atelier zou oprichten.[3]

Hij drukte, vooral in de tijd dat Alva in Antwerpen residentie hield, van alles voor de Spaanse koning, zelfs de Index librorum prohibitorum, de lijst van verboden boeken, die in 1569 volgens de richtlijnen van Trente was samengesteld.

 
Het drukkersmerk van Christoffel Plantijn, zoals gebruikt in Concordantiæ Bibliorvm vtrivsqve Testamenti Veteris et Novi, perfectæ et integræ (1581). Gevonden in KUL-G PN00076/Q° (f. A1 recto), Leuvense universiteitsbibliotheken.

Drukkerij bewerken

In 1576 gaf Plantijn zijn aan de Vrijdagmarkt gevestigde drukkerij de naam De Gulden Passer. Deze naam leeft onder meer voort als de titel van een tijdschrift, De Gulden Passer, op het gebied van boekwetenschap en bibliofilie.

 
Plaquette in Leiden

Plantijn koos een gulden passer als embleem en als drukkersmerk. De bijhorende spreuk ‘Labore et constantia’ betekent ‘door arbeid en standvastigheid’. De draaiende punt van de passer symboliseert de arbeid, de stilstaande punt de standvastigheid.

 
Missale Romanum, gedrukt door Plantijn in 1572

Later dat jaar verhuisde hij uit angst voor de Spaanse Furie naar Leiden, waar hij drukker aan de universiteit werd. Hij werd er benoemd tot officiële drukker van de Staten-Generaal. Hij woonde in Leiden aan de Vrouwensteeg, waar nu de studentenvereniging Sociëteit Minerva is gevestigd; een plaquette in de muur herinnert aan zijn verblijf.

Koningsbijbel bewerken

Zijn belangrijkste werk is de Biblia Regia (Koningsbijbel), die hij uitgaf tussen 1568 en 1572. Deze achtdelige, meertalige uitgave van de Bijbel, met uitgebreid filologisch commentaar, kwam tot stand met steun van koning Filips II van Spanje. Een andere benaming voor deze uitgave is de Biblia Polyglotta. Het bijzondere van het werk is niet alleen de meertalige vertaling (Grieks, Latijn, Aramees, Syrisch en Hebreeuws), maar ook de weergave in het verschillend schrift van deze talen. Het werk ontstond tijdens een periode van een onmogelijk theologisch debat en de zoektocht naar de oertekst van de Bijbel. Door het voortschrijdend intellectueel inzicht kon de kerk het zich niet meer veroorloven om te blijven vasthouden aan de Septuagint, de Oudgriekse vertaling van het Hebreeuws. Dat was de taal niet van Jezus en zijn apostelen. De ultieme Bijbel was een vergelijkende uitgave met de teksten in het Grieks, Hebreeuws, Syrisch en Aramees, met daarnaast vertalingen in het Latijn. Plantijn en zijn team beschikten over de kennis om deze opdracht uit te voeren.[3]

Deze grootste typografische onderneming van de eeuw bezorgt de drukker de titel van aartsdrukker ('prototypographus') van de koning. Zijn vorstelijke relaties leveren hem in 1571 ook winstgevende contracten op voor het drukken van missalen, brevieren en andere religieuze massaproducten voor de Spaanse markt en de bijbehorende kolonies. Voor de Nederlanden verwierf hij het alleenrecht om missalen te drukken, zoals het Missale Romanum.

Filips had hem een enorme subsidie beloofd, een vergoeding van tienduizend dukaten, zodat Plantijn hoogwaardig papier kon aankopen om 1.200 boeken in acht delen te kunnen drukken. Filips II stelde een van de beste schriftgeleerden van Spanje, Benito Arias Montano ter beschikking voor het project. Montano kreeg de leiding over het editeerwerk, becommentariëren en het productieproces. De koning deed moeilijk om zo weinig mogelijk te moeten betalen en eiste het monopolie op de perkamenten exemplaren die hij ook bij Plantijn bestelde. Hij bood edities aan op vier verschillende kwaliteiten papier die hij in Frankrijk bestelde. Door de troebelen in Europa kwamen de leveringen te laat en was hij uit geldgebrek verplicht om zijn activiteit te stoppen. In 1573 verschenen de laatste delen, de oplage was inmiddels gehalveerd.

Willem van Oranje schonk als zijn persoonlijke cadeau bij de oprichting van de Leidse universiteit in de eerste maanden van 1575, de Biblia regia. Het Bijbelproject was minder van Filips II dan de naam deed vermoeden. Het project had een algemeen christelijk karakter. Montano bleek minder orthodox katholiek dan verwacht en werd in Antwerpen lid van het Huis der Liefde, een liberteinse sekte van Hendrik Niclaes. Plantijn en veel van zijn vrienden waren daar op een of andere manier ook bij betrokken. 'De leden deelden een diepere mystieke overtuiging dat kerkelijke rituelen hoogstens symboolwaarde hadden, maar geen wezenlijke religieuze functie.' Het maakte dan ook niet veel uit 'je in het dagelijks leven te gedragen als katholiek, lutheraan of calvinist. Het was het verhullen, verbergen van je diepste overtuiging, dat wel met 'nicodemisme' werd aangeduid.'[5] 'Indifferentisme' (onverschilligheid over uiterlijke religie) in de hoogste kringen ging nog een stap verder, 'een natuurlijke afweerreactie tegen de heftigheid van de godsdienstconflicten'.

Aan de Bijbel 'werd het vermogen toegeschreven de religieuze verschillen te doen oplossen: iedereen moest terug naar de oorsprong van het christendom en van daaruit samen verder.' Plantijns onderneming werd al vroeg een belangrijke schakel in de verspreiding van protestants drukwerk.

Voor Spanje en Filips drukte Plantijn tienduizenden liturgische boeken. Die liturgica zorgden ervoor dat de drukkerij Plantin-Moretus tot 1876 in bedrijf bleef.[3]

Na 1577 bewerken

Na de Pacificatie van Gent stopte alle afzet in Spanje. De drukkerij raakte in diep verval, begin 1577 werkte er nog maar één pers. In dat jaar streken Oranje en de Staten-Generaal neer in Antwerpen. een paar maanden later werkten er alweer zes persen. Inmiddels had Plantijn een monumentaal pand aan de Vrijdagmarkt betrokken. Steeds vaker rolden er protestantse werkjes van de persen. Veel van Plantijns goede vrienden, zoals Ortelius en Montano, huldigden opvallend gematigde denkbeelden over de strijd in de Nederlanden. Die manier van kijken kwam in grote lijnen overeen met de benadering van Willem van Oranje. In de jaren 1577-78 zocht Plantijn nadrukkelijk contact met Oranje. Plantijn, die wel eens in zijn moedertaal gedichten schreef, wijdde enkele keren lovende versregels aan Oranje. 'Plantijn zette Oranje neer als de vorst die deelhad aan een goddelijk heilsplan om de eenheid en de vrede terug te brengen en ook de heilige kerk te laten zegevieren.'[6] op 17 mei 1578 mocht hij zich drukker van de Staten-Generaal noemen. Kort daarop verscheen een prachtig uitgevoerd boekje van Jan Baptist Houwaert over Oranjes intrede in Brussel. Plantijn drukte weinig van 'onversneden calvinistische signatuur', maar wel van gematigde auteurs als Duplessis en Languet. Op 14 december 1579 brachten Willem van Oranje en Charlotte van Bourbon een bezoek aan de drukkerij. Oranje zal in deze dagen een eigen luxe-exemplaar van de Biblia regia van Plantijn cadeau hebben gekregen. Beiden hadden 'een visie ontwikkeld op hoe de eenheid en harmonie konden weerkeren, de een met een wat mystieke sektarische benadering, de ander [Oranje] met een in de kern katholieke benadering, met 'katholiek' in de betekenis van 'algemeen christelijk'.'[7] Ze trokken de komende jaren een flink eind op. Als Oranje een nationale agenda voerde, drukte Plantijn boeken over grammatica, woordenschat en etymologie, de grondvesting van het Nederlands. Betrokken intellectuelen waren opvallend vaak niet duidelijk calvinistisch of conservatief-katholiek. Ze zweefden er doelbewust tussen, zoals Abraham Ortelius, die vanaf 1579 met Plantijn samenwerkte bij de uitgave van Thetrum orbis terrarum, de eerste kaartencollectie in boekvorm. Hetzelfde gold voor Gerardus Mercator, Goropius Becanus, Dirck Volkertsz. Coornhert, Hendrik Laurensz. Spiegel en Roemer Visscher. Zij traden geen van allen toe tot de gereformeerde kerk. In 1584-1587 verscheen van hen bij Plantijn een driedelige beschrijving van de Nederlandse taal. Het gold ook voor Justus Lipsius, die de bestseller De constantia of Over de standvastigheid schreef, een bemoediging van gewone stervelingen in tijden van tegenspoed. En ook gold het voor Lucas d'Heere en Jan Baptist Houwaert. Allen bedienden zich van allegorieën, die bewezen dat eendracht en harmonie binnen handbereik lagen. 'Het zoeken naar diepere, misschien wel universele betekenissen werd een manier om de conflicten en het geweld in het heden te bedwingen en te bezweren.'[8] Het Europese humanisme was in essentie een verzoeningscultuur.

Benito Arias Montano, teruggekeerd naar Spanje, wisselde in een eigen geheimtaal boodschappen uit met Plantijn, over het mystieke denken van Hendrik Jansen van Barrefelt, uit de hoek van het Huis der Liefde.

Vanaf 1579 dook Plantijn regelmatig op in Holland, vooral in Leiden waar enkelen van zijn belangrijkste auteurs aan de universiteit verbonden waren, zoals Justus Lipsius. Hij onderhield er vriendschappelijke contacten met Janus Dousa en stadssecretaris Jan van Hout. Al in het voorjaar van 1583 verliet Plantijn zijn bloeiende bedrijf in Antwerpen wegens het oprukkende leger van Alessandro Farnese, en vestigde zich geholpen door goede relaties als Dousa en Lipsius in Leiden. Hij kon er meteen academiedrukker worden.[9]

In veel literatuur is een band tussen Plantijn en Hendrik Niclaes, de stichter van de beweging van het Huis der Liefde. In delen van die literatuur heeft Plantijn een leidende functie in deze beweging. Paul Valkema Blouw heeft echter overtuigend aangetoond dat de relatie tussen Plantijn en Niclaes in de eerste plaats gebaseerd was op wederzijdse zakelijke belangen.[10]

Plantijn werd net als Montano aanhanger van de mysticus Hendrik Jansen van Barrefelt, een wever met weinig opleiding, maar wel met grote zienersgaven. Plantijn drukte Barrefelts hoofdwerk Het boeck der ghetuygenissen van den verborgen acker-schat.[11]

Hij keerde in 1585 van Leiden naar Antwerpen terug en stierf in 1589.

Overname door Moretus bewerken

Bij zijn dood had hij geen overlevende zonen; zijn schoonzoon, Jan I Moretus (Johann Moerentorf), nam het bedrijf over. Tegenwoordig is het als werelderfgoed erkende Plantin-Moretusmuseum in het gebouw gevestigd, evenals het naar hem genoemde Plantin Genootschap.

Enkele taalkundig belangrijke uitgaven van Plantijn bewerken

1562 - Dictionarium Tetraglotton (Latijn - Grieks - Frans - Nederlands)
met onder meer uitvoerige Franse en Nederlandse synoniemen en omschrijvingen. De uitgave kwam tot stand, dankzij de deskundigheid van Plantijns werknemer Cornelius Kiliaan.
1567 - Nomenclator omnium rerum propria nomina variis linguis...
de medicus Hadrianus Junius (1551-1575) geeft hierin uitleg over de vele termen in het Nederlands en meerdere andere talen.
1573 - Thesaurus Theutonicae linguae. Schat der Neder-duytscher spraken
dit woordenboek bevat 40.000 trefwoorden, met vertaling van het Nederduits in het Latijn en het Frans.
1574 - Dictionarium Teutonico Latinum van Plantijns medewerker Kiliaan (1528-1607).
de geheel herziene derde uitgave van het Dictionarium (1599) kreeg een nieuwe titel: Etymologicum Teutonicae linguae sive Dictionarium Teutonico - Latinum. Cornelis Kiliaans taal was het Brabants, maar hij nam ook woorden uit Vlaanderen, Friesland en Holland op. Door vergelijking met Engelse, Hoogduitse, Franse en Spaanse woorden trachtte hij de oorspronkelijke betekenis van de Nederlandse woorden te achterhalen. Kiliaan neemt een ereplaats in op de overgang van het Middelnederlands naar het Nederduits, een vaak gebruikte benaming van het Nederlands. Zijn dictionarium is de basis van alle latere woordenboeken in het Nederlands

Enkele invloedrijke auteurs met werken uitgegeven bij Plantijn bewerken

Literatuur bewerken

  • Sandra Langereis, De woordenaar: Christoffel Plantijn, 's werelds grootste drukker en uitgever, Uitgeverij Balans, 2014, ISBN 9789460033452
  • Marcus De Schepper en Francine De Nave, Studia in memoriam Christophori Plantini, verschenen als De Gulden Passer jaargang 66-67, Vereeniging der Antwerpsche Bibliophielen, 1988
  • Frans M.A. Robben, “De Antwerpse boekenwereld en haar relaties met Spanje in de 16e en 17e eeuw”, verschenen in De Gulden Passer jaargang 71-72, Vereeniging der Antwerpsche Bibliophielen, 1993
  • Frans M.A. Robben, “De boekhandel van Jan Poelman in Salamanca, 1579-1607”, verschenen in De Gulden Passer jaargang 71-72, Vereeniging der Antwerpsche Bibliophielen, 1993
  • Frans M.A. Robben, “De relaties van Christoffel Plantijn met de boekhandel in Spanje. Een voorlopige inventarisatie”, verschenen in De Gulden Passer jaargang 66-67, Vereeniging der Antwerpsche Bibliophielen, 1988 [1]
  • Suske en Wiske-album De geplaagde Plantijn, 2023

Externe links bewerken

Zie de categorie Christophe Plantin van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.