Algemeen zijn chloriden verbindingen waarin chloor in de oxidatietoestand −1 voorkomt. Het chloride-ion is het negatief geladen ion Cl. Het ontstaat wanneer een neutraal atoom van het element chloor één elektron opneemt.

Calciumchloride CaCl2

De zouten van waterstofchloride (HCl) worden eveneens chloriden genoemd. Een voorbeeld hiervan is keukenzout of natriumchloride met de formule NaCl. Keukenzout lost in water op en vormt dan Na+ en Cl ionen.

Ook covalente chloriden zijn mogelijk. Enkele voorbeelden zijn fosforpentachloride, stikstoftrichloride en siliciumtetrachloride. Dizwaveldichloride (S2Cl2) wordt gebruikt bij de vulkanisatie van rubber.

Chloriden kunnen, evenals de andere halogeniden, zich gedragen als liganden en complexe verbindingen vormen met verschillende metaalionen tot CoCl3, CoCl4, FeCl4 of met covalente halogeniden tot BCl4. Er kunnen eveneens gemengde complexe verbindingen gevormd worden samen met andere liganden zoals [Co(NH3)4Cl2]+.[1]

In de organische chemie worden chloorhoudende verbindingen ook (soms verkeerdelijk) aangeduid met de term (organo)chloride. Vooral voor de in de industrie veel gebruikte verbindingen als vinylchloride (chlooretheen), methylchloride (chloormethaan) en methyleenchloride (dichloormethaan) blijven deze verouderde namen hardnekkig standhouden.

Testen op chloride-ionen bewerken

Chloriden worden beschouwd als een ongewenste stof omdat ze staal kunnen doen roesten, zelfs als rond dat staal een beschermlaag werd aangebracht omdat de chloriden waterdamp door de beschermlaag heen trekken door middel van osmose. Een veelgebruikte test om om de hoeveelheid chloriden te bepalen is het gebruik van zilvernitraat. Door zilvernitraat en salpeterzuur toe te voegen aan het mengsel zal er een reactie plaatsvinden die resulteert in de vorming van zilverchloride. Dit veroorzaakt een vertroebeling van het mengsel, wat tot melkachtig wit kan gaan. Door vergelijking met standaardresultaten kan men dan zo de hoeveelheid chloriden bepalen. Deze testen worden bijvoorbeeld uitgevoerd na de voorbehandeling van staal oppervlakken om er zeker van te zijn dat coatings die bescherming moeten bieden onderwater niet voortijdig falen door osmotisch blisteren. Dit gebeurt bijvoorbeeld op de romp van schepen, in tanks of in beton om zeker te stellen dat overmatige chloriden niet voortijdig de wapening doen roesten.

Toepassing in de klinische chemie bewerken

De chlorideconcentratie kan bepaald worden door middel van een bloedonderzoek of een urineonderzoek. De concentratie van chloride is nauw gekoppeld aan de concentratie natrium in het lichaam. Natrium wordt door de nier actief opgenomen via een transporter waarbij het chloride soms passief volgt, zoals in het proximale deel van de lis van Henle, of actief zoals in het distale deel van de lis van Henle. Verlaagde concentraties gaan vaak samen met een hyponatriëmie en kunnen veroorzaakt worden door overmatig verlies van chloride-ionen bijvoorbeeld na braken of overmatig zweten zonder voldoende zoutinname of bij brandwonden. Verhoogde concentraties worden gevonden bij uitdroging, na suppletie met NaCl, nierziekten zoals renale tubulaire acidose, en bij hyperparathyreoïdie door fosfaatverlies in de urine. In zeldzame gevallen wordt de concentratie chloride in zweet bepaald door middel van een zweettest bij de verdenking of ter uitsluiting van de ziekte cystische fibrose. Bij lijders aan cystische fibrose is de concentratie chloride in het zweet verhoogd. Een eenmalige bevinding is niet voldoende om de ziekte vast te stellen, hierna zal nog verder onderzoek worden gedaan (bijvoorbeeld DNA-onderzoek) om de diagnose te bevestigen dan wel uit te sluiten.

De methode die gebruikt wordt om chloride in bloed of urine te meten is spectrofotometrie, ion-selectieve elektrode of vlamspectrofotometrie. De normaal toegelaten referenties van chloor in het bloed bij volwassenen is 95 tot 105 milli-equivalenten (mEq) per liter. Om de oorzaak van de verandering in de chloride concentratie te achterhalen is het van belang deze te interpreteren in het licht van de andere elektrolyten zoals natrium, kalium en bloedgas analyse. Hierbij kan het uitrekenen van de anion gap behulpzaam zijn.

 
Toegelaten referenties bij een bloedtest; uiterst rechts ziet men het gehalte van chloride in het bloed

Externe link bewerken