De Beyart
De Beyart is een kloostercomplex in de Nederlandse stad Maastricht, dat twee perioden van bloei heeft gekend: de 'eerste Beyart' (ook Dal van Josaphat genoemd) en de 'tweede of nieuwe Beyart' (Klooster van de Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria). De eerste periode begon in 1476, toen zusters franciscanessen van Peer zich hier vestigden. Uit deze periode is slechts een ruïne van de gotische kloosterkerk bewaard gebleven. Een eeuw na de opheffing van dit klooster (1796) bouwden de Broeders van Maastricht in 1894-1898 op het terrein een nieuw, nog bestaand klooster. Op het kloosterterrein bevindt zich tevens het voormalige Sint-Lidwinapaviljoen, een in de jaren 1930 door Alphons Boosten gebouwd ziekenpaviljoen, omstreeks 2010 een tijdelijke onderkomen van zusters Onder de Bogen en vanaf circa 2016 tijdelijke huisvesting voor Zusters van het Arme Kind Jezus.
De Beyart Dal van Josaphat | ||||
---|---|---|---|---|
![]() | ||||
Ruïne van de oude kloosterkerk, 1992
| ||||
Plaats | Maastricht, Brusselsestraat 38 | |||
Religie | Katholicisme | |||
Kloosterorde | 1. franciscanessen van Peer (oude Beyart) 2. Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria (nieuwe Beyart) | |||
Gebouwd in | ca. 1500 (oude Beyart); ca. 1895 (nieuwe Beyart) | |||
Gesloopt in | 1894 (oude Beyart); 1980 (kapel nieuwe Beyart) | |||
Monumentale status | rijksmonument (kerkruïne); gemeentelijk monument (klooster)[1] | |||
Monumentnummer | 26874 | |||
Architectuur | ||||
Bouwmateriaal | Limburgse mergel (oude Beyart), baksteen (nieuwe Beyart) | |||
Stijlperiode | gotiek (oude Beyart); neogotiek (nieuwe Beyart) | |||
![]() | ||||
Luchtfoto kloostercomplex (1937). Middenboven: bouwterrein St-Lidwinaziekenboeg
| ||||
|
GeschiedenisBewerken
Herkomst naamBewerken
De herkomst van de naam Beyart is niet duidelijk. Wellicht lag hier een passantenhuis voor vreemdelingen, in de middeleeuwen aangeduid als 'baaierd', 'beiaard', 'beyart' of 'beyert'. In een dergelijke logiesgelegenheid kregen pelgrims en andere reizigers voor een nacht gratis eten en slaapgelegenheid. Aan de Brusselsestraat buiten de Tweebergenpoort lag zo'n baaierd.[2]
De naam is mogelijk ook afkomstig van magister Johan Bayart de Gandavo, kanunnik van het Sint-Servaaskapittel en scholaster van de kapittelschool van Sint-Servaas. Deze kocht in 1316 een huis met tuin aan de Brusselsestraat. Na zijn dood in 1324 werd het huis bestemd voor noodlijdende geestelijken, hetgeen Bayart testamentair verordend had.[3]
Stichting eerste Beyart (1476-1510)Bewerken
In 1476 vestigden zeven tertiarissen van het franciscanessenklooster uit Peer (tussen Maastricht en Eindhoven, thans in Belgisch Limburg) zich in Maastricht, waar hun biechtvader Gerard de Bruin het huis De Beyart aan de Brusselsestraat beschikbaar stelde. Of de zusters een conflict hadden met het moederklooster is niet duidelijk, maar ze verbraken wel al vrij snel de banden met het klooster in Peer. In 1485 en 1490 bevestigde de bisschop van Luik, Johan van Horne, de zelfstandigheid van het nieuwe klooster.[4] Waarschijnlijk werd kort daarna begonnen met de bouw van de kloosterkerk. De Bruin overleed begin 1510 en werd in het koor van de kloosterkerk begraven. Enkele maanden later, op 8 september 1510, werd de kerk plechtig ingewijd door de Luikse bisschop Everhard van der Marck.[5]
Bloeiperiode eerste Beyart (1510-1794)Bewerken
Over het klooster is vrij weinig bekend, omdat het kloosterarchief in 1794 verloren is gegaan. De zusters van Josaphatsdal kwamen uit de gegoede kringen van Maastricht en omgeving. Waarschijnlijk hielden zij zich naast hun geestelijke verplichtingen bezig met weven. Aan het hoofd van de gemeenschap van 10 tot 20 zusters stond een priorin of overste en er was een pater voor het opdragen van de mis. Het klooster bezat diverse landerijen in de omgeving van Maastricht. In 1794-95 bedroeg de pachtopbrengst daarvan 12.205 gulden. De proost van het Sint-Servaaskapittel bezat het patronaatsrecht. De pastoor van de Sint-Janskerk bezat eveneens bepaalde rechten en ontving jaarlijks een vat graan en met Kerstmis vier ongeplukte kapoenen. Bij begrafenissen in de kloosterkapel ontving hij bovendien twee vaten rogge en een derde van de collecteopbrengst.[noot 1]
In het roerige jaar 1539[6] werden de welgestelde zusters belaagd door 50 tot 100 Maastrichtenaren onder aanvoering van ene Gabriël de Schoenmaker. De meute eiste dat ze in het klooster rijkelijk onthaald werd. In 1632 ontstond een ernstig conflict tussen priorin Anne de Longeval en proost Nicolaas de Micault, toen deze laatste meer invloed in het klooster wenste. De priorin beriep zich op de landsregering in Brussel, maar de proost legde zich daar niet bij neer. Een poging om de priorin te laten arresteren in haar eigen klooster mislukte jammerlijk en enige maanden later was de situatie door het Beleg van Maastricht (1632) en de machtsovername door de Republiek totaal anders geworden.[7] Het dicht bij de westelijke stadsmuur gelegen klooster had veel te lijden van belegeringen, met name in 1579, 1632 en 1794. Bij het beleg van 1794 werd het klooster dusdanig vernield dat de 15 koorzusters en vier werkzusters gedwongen waren hun intrek te nemen in een aantal huizen aan de Brusselsestraat.[4]
Priorinnen eerste BeyartBewerken
- 1632 Anne de Longeval
- 1708 Maria Anna Du Chasteau (priorin); Joanna Francisca de Hallembaye (procurates)[8]
Opheffing eerste Beyart en verval (1794-1894)Bewerken
Op 4 november 1794 werd Maastricht, na een belegering met zware bombardementen waarbij het kloostercomplex zwaar werd beschadigd, ingenomen door de troepen van de Franse Nationale Conventie. In 1796 werden alle geestelijke instellingen door de Franse revolutionairen opgeheven. Op 5 december van dat jaar werd de gemeenschap der franciscanessen van het Dal van Josaphat ontbonden en kwam er een einde aan ruim drie eeuwen geestelijk leven in de Beyart.
Het kloosterterrein werd genationaliseerd, maar werd in 1797 teruggekocht door de ex-kloosterzuster Anna Bertrand. Onduidelijk is of zij van plan was het klooster nieuw leven in te blazen. In 1827 waren nog vier zusters in leven, maar deze woonden niet meer gezamenlijk. Het terrein kwam in bezit van het Burgerlijk Armbestuur, dat het in 1894 verkocht aan de Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria.
Kloosterrestanten middeleeuwse Beyart, aquarel A. Schaepkens, ca. 1850
Sloop eerste Beyart en bouw tweede Beyart (1894-nu)Bewerken
De Congregatie van de Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria (FIC) werd in 1840 in Maastricht opgericht en lange tijd gevestigd in diverse panden in de Bogaardenstraat en Capucijnengang. Van 1894-96 werd voor de snelgroeiende congregatie een nieuw, groot moederhuis gebouwd op het terrein van de Beyart, aan Brusselsestraat 38. De nog deels intact zijnde kloostervleugels van de oude Beyart werden daarvoor gesloopt; slechts een muurdeel van de ruïneuze kloosterkerk werd gehandhaafd. Architect van de nieuwe Beyart was ir. Faber en het betrof een van de grootste bouwprojecten uit die tijd voor Maastricht. Het ontwerp was een E-vormig gebouw, met een grote neogotische kloosterkerk als centrale vleugel.
Na de sterke teruggang van het aantal kloosterlingen sinds de jaren 1960 functioneerde het gebouw steeds meer als bejaardenhuis voor de eigen gemeenschap. Rond 1980 werd de neogotische kloosterkapel afgebroken om plaats te maken voor een moderne bejaardenflat en een verpleegkliniek. Deze was bedoeld voor zowel de eigen broeders, als voor religieuzen van andere congregaties, waaronder zusters karmelietessen en reparatricen.[noot 2] In het voormalige Sint-Lidwinapaviljoen vestigden zich aanvankelijk zusters Onder de Bogen, zolang hun eigen klooster aan de Kommelzijde werd verbouwd en gemoderniseerd. Daarna kwamen er zusters van het Arme Kind Jezus.
Anno 2020 woonden er in het verzorgingstehuis De Beyart circa vijftig religieuzen en honderd niet-religieuzen; er werkten ca. 300 mensen. Op 5 augustus 2020 is het gehele Beyart-terrein met alle gebouwen door de broeders FIC verkocht aan een vastgoedinvesteerder. Het is de bedoeling dat het zorgcentrum gehandhaafd blijft en mogelijk uitgebreid wordt. Het terrein zal een opener karakter krijgen. Aan de kant van Hoogfrankrijk wordt een deel van de tuin opgeofferd om zorgwoningen te bouwen.[11]
ErfgoedBewerken
Ruïne kloosterkerk eerste BeyartBewerken
De kloosterkerk werd tussen 1479 en 1509 gebouwd in laatgotische stijl en was gewijd aan Sint-Jan Evangelist. De eenbeukige dubbelkapel bestond uit twee verdiepingen (de bovenkerk voor de zusters, de benedenkerk voor bezoekers) en bezat een veelhoekig koor, waarboven zich een kleine klokkentoren bevond. Vóór de bouw van het nieuwe Beyartklooster stonden nog grote delen van de kloosterkerk overeind, inclusief metershoge muren van het koor en de complete westgevel. Thans is slechts een deel van de zuidelijke kerkmuur bewaard gebleven. Op deze muur zijn nog kleine kapitelen met engelenfiguren te zien, die deel uitmaken van colonnetten, die het gewelf droegen.[12] Bij de afbraak van de kerk in 1894 stuitte men op een grafkelder met zestien achttiende-eeuwse graven in twee rijen aan een gang.[13] Het is niet bekend of de graven geruimd zijn of opnieuw zijn toegedekt.
Klooster tweede BeyartBewerken
Het nieuwe klooster werd vanaf 1894 gebouwd naar een ontwerp van de Haagse architect L. Faber, die enkele jaren later ook de kweekschool van de Broeders van Maastricht aan de Tongerseweg zou ontwerpen. Het complex bestaat uit een sober hoofdgebouw in de vorm van een gesloten trapezium met daaraan vastgeplakt een hoofdletter E. De zuidvleugel raakte bij een bombardement drie dagen na de bevrijding van Maastricht zwaar beschadigd en werd na de oorlog door Alphons Boosten herbouwd. De uitbundige neogotische kloosterkapel is in 1980 vervangen door een moderne vleugel met zorgappartementen. Het neogotische poortgebouw aan de Brusselsestraat is behouden gebleven. De negentiende-eeuwse gebouwen vormen samen met de Boostenvleugel en het omliggende park een complex van gemeentelijke monumenten.[14]
In de tuin van het klooster bouwde Alphons Boosten in 1937 een ziekenboeg, meestal aangeduid als Sint-Lidwinapaviljoen. Het gebouw is wellicht geïnspireerd door het in 1928 opgeleverde sanatorium Zonnestraal van Jan Duiker. Boosten ontwierp een gebouw met twee vleugels in functionalistische stijl, bestaande uit betonnen kolommen en leggers, opgevuld met witgepleisterde, bakstenen muren. De ranke stalen kozijnen van deuren en vensters zorgen voor een zee aan licht. Aan de westzijde bevindt zich een kleine kapel als aanbouw.[15] In de kapel zijn muurschilderingen aangebracht door de benedictijner broeder/kunstenaar Francois (Jaap) Mes. Het Sint-Lidwinahospitaal is sinds 1997 een rijksmonument.[16]
Zie ookBewerken
Geraadpleegde literatuur, noten en verwijzingen
|