Agustaschandaal

(Doorverwezen vanaf Agustaproces)

Het Agustaschandaal (of de zaak Agusta-Dassault) was een Belgische strafzaak, wegens corruptie bij de aankoop van Agusta A109-gevechtshelikopters van het Italiaanse bedrijf Agusta door de Luchtcomponent van Defensie in 1988. Agusta had vele miljoenen Belgische franken beloofd aan politici van de PS en SP om een contract goed te keuren.

Een Agusta A-109-helikopter
Kamerverslag over het verzoek om Guy Coëme in beschuldiging te stellen.

Geschiedenis bewerken

Het Agustaschandaal vloeide voort uit het onderzoek naar de moord op PS-politicus André Cools, die in juli 1991 werd vermoord. Voormalig kolonel Jean Dubois, de rechterhand van Cools, sprak enkele weken na diens moord met het gerecht over de aankoop van Agusta-helikopters door Defensie en de daarbij ontvangen steekpenningen. Een van de geruchten die de ronde deed was dat Cools wist van het smeergeld dat ontvangen was bij de Agusta-deal en van plan was te praten. Ook gewezen minister Alain Van der Biest (PS) verklaarde in 1991 aan de gerechtelijke politie dat bij de aankoop van de helikopters smeergeld was betaald aan politici.[1][2] De Luikse onderzoeksrechter Véronique Ancia, belast met het onderzoek naar de moord op Cools, werd in januari 1993 na een huiszoeking op de Belgische zetel van Agusta ook belast met een onderzoek naar mogelijke corruptie bij de aankoop van de Agusta-helikopters.[2] Op 17 februari 1993 werd Georges Cywie, lobbyist en de Belgische vertegenwoordiger van Agusta gearresteerd. Hij zou voor zijn rol als bemiddelaar in het aankoopdossier tussen 150 en 180 miljoen frank hebben ontvangen.[3]

Wat aanvankelijk een schandaal binnen de Luikse PS-federatie leek te zijn, bleek echter snel groter te zijn. Ook de namen van ondernemers Fons Watteeuw (CVP), Leo Van Tyckom en Léon-François Deferm doken in het onderzoek op, eveneens als hun relaties met politici. Aan Deferm was 175 miljoen frank commissieloon op het Agusta-contract betaald, dat versluisd werd via een bedrijf in Centraal-Amerika. Een deel hiervan was aan verschillende PS-politici beloofd.[1] In maart 1993 werd Kamerlid en gewezen minister Van der Biest bewusteloos aangetroffen in zijn woning te Grâce-Hollogne. Hij was burgemeester van Grâce-Hollogne, gemeente waar het vliegveld van Bierset is gelegen. Een deel van de Agusta-deal betrof de bouw van een distributiecentrum van Agusta-onderdelen op de luchthaven van Bierset. Cools was tevens voorzitter van de maatschappij die het vliegveld beheerde.[4] Volgens Kamerlid Jean-Pierre Van Rossem (ROSSEM) was de Israëlische geheime dienst Mossad verantwoordelijk voor de aanslag.[5] Onderzoeksrechter Ancia bezocht eveneens Italië en liet onder meer de Italiaanse oud-premier Bettino Craxi en vier topmensen van Agusta en Effim (het moederbedrijf van Agusta) verhoren.[6] Kort daarop brak ook in Italië een Agusta-affaire los.[7]

Het onderzoek leidde tot het ontslag van verschillende vooraanstaande politici:

De zaak werd behandeld door het Hof van Cassatie. De procureur-generaal bij het Hof, Eliane Liekendael, trad op als openbaar aanklager. Het Hof veroordeelde de voornaamste betrokkenen op 23 december 1998. Willy Claes kreeg drie jaar gevangenis voorwaardelijk en vijf jaar verbod om een openbare functie uit te oefenen; Guy Coëme en Guy Spitaels werden veroordeeld tot twee jaar gevangenis voorwaardelijk en ook vijf jaar verbod om een openbare functie uit te oefenen. De Franse industrieel Serge Dassault kreeg achttien maanden voorwaardelijk. Ook André Bastien, gewezen kabinetschef van Guy Coëme; Johan Delanghe, gewezen kabinetschef van Willy Claes; PS-medewerker Merry Hermanus; Jean-Louis Mazy, gewezen adjunct-kabinetschef van Guy Coëme; Etienne Mangé, gewezen penningmeester van de SP; François Pirot, naaste medewerker van Guy Coëme; zakenadvocaat Alfons Puelinckx; en Luc Wallyn, gewezen adjunct-nationaal secretaris van de SP, werden veroordeeld.[11]

Verschillende veroordeelden dienden een klacht in bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, omdat bij een procedure voor het Hof van Cassatie geen beroepsmogelijkheid is voorzien. Op 2 juni 2005 oordeelde het Hof echter dat er geen sprake was van schending van enige bepaling van het EVRM, tenminste niet uit hoofde van de ministers. Het feit dat andere beklaagden, net zoals de ministers, ook door het Hof van Cassatie veroordeeld werden, en daardoor evenmin de kans kregen om beroep aan te tekenen, werd door het Hof wel afgekeurd. Hun veroordeling blijft bestaan, maar het Europees Hof kent hen een morele schadevergoeding toe te betalen door de Belgische Staat.[12]

Zie ook bewerken