Zeventien Artikelen Grondwet

De Zeventien Artikelen Grondwet (十七条憲法, "jūshichijō kenpō") is, volgens de Nihonshoki van 720, een document geschreven door de Japanse Prins Shotoku Taishi in 604 en werd aangenomen tijdens het bewind van keizerin Suiko. De nadruk van het document ligt niet zozeer op de basiswetten waarmee de staat moest worden bestuurd, maar het is eerder een verhandeling over de aard van rechtvaardig bestuur. De ideologie is het confucianisme gecentreerd op het boeddhisme verweven met juridische elementen.

De grondwet bepaalt op een duidelijke manier, de plichten, de moraal en de deugden van de overheid, de ambtenaren en de onderdanen en wat er van hen wordt verwacht om een goede werking van de staat te verzekeren. De keizer wordt beschouwd als de hoogste autoriteit. Het begrip "harmonie" (wa) kreeg een prominente plaats in de grondwet. Een ander belangrijk kenmerk, de nadruk ligt op de "eliminatie van dogmatisme" en "het belang van discussie"

Fragmenten uit de 17 artikelen bewerken

  • Harmonie moet worden gewaardeerd en vermijdt de opzettelijke tegenstelling.
  • Aanbid oprecht de Drie Juwelen : Boeddha, de Dharma (de leer van Boeddha) en de Sangha (de boeddhistische gemeenschap).
  • Wanneer u keizerlijke bevelen ontvangt, moet u ze nauwgezet opvolgen.
  • Ministers en ambtenaren zouden fatsoenlijk gedrag tot hun leidende beginsel moeten maken, want fatsoenlijk gedrag is het leidende beginsel van het regeren van het volk.
  • Straf wat slecht is en moedig aan wat goed is.
  • Keer je af van wat privé is en keer je naar wat openbaar is.
  • Laat ieder zijn eigen taak hebben en laat de plichten duidelijk zijn.
  • Beslissingen over belangrijke kwesties mogen niet door één persoon worden genomen.