Symfonie nr. 4 (Orthel)

Symfonie van Orthel

Léon Orthel voltooide zijn Symfonie nr. 4 in 1949. Hij schreef het tussen zijn "Kleine balletsuite" en Twee liederen op tekst van Rainer Maria Rilke (Der Tod der Geliebten en Ist ein Schloss).[1]

Symfonie nr. 4
Sinfonia concertante
Componist Léon Orthel
Soort compositie symfonie
Gecomponeerd voor piano, symfonieorkest
Toonsoort e mineur
Opusnummer 32
Compositiedatum 1949
Première 15 november 1950
Opgedragen aan Catharina Maria Orthel-Vermunt
Duur 21 minuten
Portaal  Portaalicoon   Klassieke muziek

Na symfonie nr. 1 (1936), nr. 2 (1940) en nr. 3 (1943) kwam Orthel in 1948 met zijn vierde symfonie (hij schreef er in totaal zes). Het is volgens Orthel zelf een sinfonia concertante voor piano en symfonieorkest. Sommige recensenten vonden de pianopartij echter zo dominant, dat ze het richting een pianoconcert schreven. De partituur vermeldde "Voor moeders nagedachtenis; ter herinnering aan najaar 1909 en 1 september 1948".[2]

Het werk beslaat slechts één deel, waarbij volgens muziekrecensent Wouter Paap virtuositeit en dramatiek elkaar afwisselen. Nadat Willem van Otterloo het op 15 november 1950[3] had uitgevoerd met Orthel achter de piano en het Residentieorkest, kreeg het uitvoeringen door het Rotterdams Philharmonisch Orkest onder leiding van Eduard Flipse (nog datzelfde jaar) en het Concertgebouworkest onder leiding van Jean Fournet (28 februari en 1 maart 1951).

Orthel schreef een uitgebreid symfonieorkest voor: