Sint-Eusebiuskerk

kerkgebouw in Arnhem

De Eusebiuskerk of Grote kerk in Arnhem is de grootste en voornaamste protestantse kerk van Arnhem. De kerk behoorde tot aan de beeldenstorm, die in Arnhem plaatsvond in 1578-1579, tot de Rooms-Katholieke Kerk. Vanaf 1865 kende Arnhem ook de Kleine Eusebiuskerk aan het Nieuwe Plein, die in 1990 gesloopt werd.

Grote of Eusebiuskerk
Sint-Eusebiuskerk te Arnhem (2005)
Plaats Arnhem
Coördinaten 51° 59′ NB, 5° 55′ OL
Gebouwd in 15e-16e eeuw
Monumentale status Rijksmonument
Monumentnummer  8336, 8337
Architectuur
Toren 93 meter hoog, herbouwd na Tweede Wereldoorlog met panoramalift en glazen balkons.
Afbeeldingen
Zijaanzicht vanaf de Markt
Portaal  Portaalicoon   Christendom
De Sint-Eusebiuskerk

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de stad het toneel van de Slag om Arnhem, een historische luchtlanding en veldslag die van 17 tot 25 september 1944 plaatsvond, als onderdeel van Operatie Market Garden. De Eusebiuskerk stond middenin de vuurlinie en werd vrijwel volledig verwoest. Alleen de kapotgeschoten toren stak nog boven de ruïnes van de stad uit. Na de oorlog werd de kerk via een ingrijpende restauratie (1947-1964) opnieuw gebouwd. Nu wordt de kerk beschouwd als nationaal icoon van de wederopbouw.[1]

De kerk doet tegenwoordig dienst als multifunctionele locatie.

Oorsprong naam bewerken

De martelaar Eusebius (tweede eeuw) was een christen, die met geloofsgenoten actief was tijdens het Romeinse keizerschap (180-192) van Commodus (161-192 na Chr.). Omstreeks het jaar 190, nadat ze een Romeins senator hadden bekeerd, werd de keizer boos en liet eerst de senator terechtstellen en later Eusebius en zijn kompaan Vincentius. Ook nadat de tong van Eusebius was uitgerukt, bleef hij praten. De tong van Eusebius werd door een van de aanwezigen bewaard. Delen van het lichaam (een reliek) van Eusebius zouden via Prüm in 1453 naar Arnhem zijn gekomen.[2][3][4]

Geschiedenis bewerken

 
J. van Gent sr. bij zijn tekening van de toren (1899)

De Eusebiuskerk weerspiegelt het historisch belang van de stad Arnhem. In de vijftiende eeuw besloten de Arnhemse kerk- en stadsbestuurders een kerk te bouwen die groter en representatiever moest worden dan de bestaande Sint-Maartenskerk uit de 10e, 11e en 12e eeuw (de stenen opvolger van een 9e eeuwse houten kerk). De fundamenten daarvan zijn nog zichtbaar in een crypte onder de huidige kerk. In 1452 werd met de bouw van de laatgotische kerk begonnen. Door allerlei tegenslag, onder meer van financiële aard, werd de bouw pas ruim een eeuw later afgesloten. De belangrijkste bouwheer van de kerk was Karel van Egmond, hertog van Gelre en graaf van Zutphen (1467-1538). Hij was een machtig heerser. Zijn politieke en militaire invloed reikte tot ver buiten de Nederlanden. Gelre en Arnhem vormden een machtscentrum in de Europese politiek. Karel van Egmond werd in de Eusebius begraven. Zijn praalgraf in het koor is tot op heden een belangrijke bezienswaardigheid.

In 1578-1579 werd de kerk protestants. Dit had grote gevolgen voor het interieur. Beelden, altaren, muurschilderingen werden verwijderd. In 1650 werd op de toren een achthoekige stenen opbouw, de ‘lantaarn’, geplaatst. Deze bracht de toren op 97 meter.

Tegen het einde van de 19e eeuw verkeerde de kerk in een slechte staat. Er was een restauratie nodig die 36 jaar zou duren. Het kerkgebouw was tegen 1930 grotendeels opgeknapt.

Aan de toren was men tijdens deze restauratie niet toegekomen toen bij de Slag om Arnhem in september 1944 Britse parachutisten bij Arnhem landden in het kader van Operatie Market Garden. Tijdens de gevechten tussen Britten en Duitsers brak brand uit in de kerk. Het houten interieur en de daken gingen verloren. Kort na de strijd leek de schade nog te repareren, maar in de winter van 1944-1945 stortte de toren verder in, waardoor ook het schip van de kerk werd vernield. Ondanks de verwoestingen heeft men, ter gelegenheid van de bevrijding, op 11, 13 en 14 mei 1946 een openluchtspel "Op het puin" uitgevoerd voor en op de ruïne van de kerk. Na de oorlog besloot men de Grote of Eusebiuskerk weer op te bouwen, "groter en mooier dan zij ooit was geweest", aldus de geschiedschrijver van de Eusebiuskerk A.G. Schulte.

De kerkzaal bewerken

 
Karel van Egmond in de kerkzaal, in de kooromgang

De Eusebiuskerk heeft de vorm van een driebeukige kruisbasiliek. De kerkzaal van de Eusebiuskerk is een bouwkundig meesterwerk (79 m lang, 29 m breed, schip 25 m hoog). Ondanks de dramatische verwoesting tijdens de Slag om Arnhem en de wederopbouw na de oorlog, is er nog veel van de imposante kerkzaal aanwezig gebleven.

In de kerkzaal staan diverse objecten die direct verbonden zijn met Karel van Egmond, hertog van Gelre en graaf van Zutphen zoals het praalgraf, het harnas en de door hem geschonken Salvatorklok. In 1538, het jaar van zijn overlijden, gaf de hertog opdracht aan de Arnhemse klok- en geschutschieter Willem Tolhuys om de Salvatorklok te gieten, die in 1539 gereedkwam.

Na zijn dood zamelde de Arnhemse bevolking geld in en eerde Karel van Egmond met het praalgraf in de Eusebiuskerk. De zwart marmeren tombe heeft 16 reliëfs van wit albast waarmee de tombe is bekleed. Zij stellen twaalf apostelen voor met typisch renaissance ornamenten. Op de tombe ligt de hertog in volledige wapenuitrusting omgeven door zes schildhoudende leeuwen met acht kwartierwapens van Karel van Egmond.

 
Hertog Karel van Egmond, hertog van Gelre

Boven het praalgraf hangt een baldakijn (eikenhouten kastconstructie) met een gipsen beeld van de knielende Karel van Gelre in het originele harnas dat hij rond 1515 heeft gedragen. Dit harnas, ook wel 'de man in het kastje' is uniek in zijn soort: het is het oudste in Nederland vervaardigde harnas. Oorspronkelijk bevond het originele zwaard ook in het baldakijn. Tijdens de val van de toren op het schip in 1944 kwam ook 'de man in het kastje' naar beneden en is het zwaard enkele dagen later gestolen. Tijdens de naoorlogse restauratie is er een replica gemaakt van het zwaard, wat tegenwoordig ook ontbreekt.

Door de eeuwen heen zijn diverse historische objecten bewaard gebleven die te maken hebben met de burgers van Arnhem, zoals de vier gildetafels in het noordertransept, de preekstoel en het epitaaf (grafmonument) van Jodocus Sasbout, de eerste kanselier van Gelderland onder keizer Karel V. Op de oostelijke sluitingsmuur van de kooromgang is een muurschildering te zien. De muurschildering uit 1550 is origineel en stelt de vier taferelen uit het verhaal van de dood en herrijzenis van Christus.

Onder de Eusebiuskerk bevinden zich de grafkelders. Hier liggen onder andere de skeletten van drie neven van Willem van Oranje. Ook zijn de fundamenten van de voorganger van de Eusebiuskerk te bewonderen: de in de tiende en de elfde eeuw gebouwde St. Maartenskerk. Deze werden opgegraven tijdens de wederopbouw in de jaren zestig.

 
Glazen balkons aan oost- en westzijde van de toren van de Eusebiuskerk.

Panoramalift en glazenbalkons bewerken

Met een glazen lift die dwars door de kerktoren gaat, kunnen bezoekers het carillon – een van de grootste van Europa – van dichtbij bekijken. De lift voert verder naar een uitzichtpunt op 73 meter hoogte. Via een wenteltrap is een nog hoger gelegen uitzichtpunt te bereiken. In 2018 werden twee glazen balkons geopend, aan de oostelijke- en westelijke zijde van de toren. Vanaf hier kan het publiek onder meer de opvallende beelden (zogenaamde schijnspuwers) van verschillende figuren van Walt Disney en Marten Toonder bekijken, ontleend aan het weekblad Donald Duck.

De klokken bewerken

Luidklokken bewerken

Op het hoogtepunt beschikte de Eusebiuskerk over minstens vier grote luidklokken van Geert van Wou in compagnonschap met Gobel Moer gegoten in 1477. Kort daarna in 1481 leverde Van Wou nu vanuit Kampen nogmaals een grote klok, wellicht een hergieting. In 1498 werd door Van Wou een heel kleine klok geleverd. In 1539 mocht Willem Tolhuys de grote Salvatorklok gieten ter nagedachtenis van de overleden hertog Karel van Gelre, die de klok gefinancierd heeft. Deze klok is een pronkstuk van klokgietkunst.

Van de luidklokken gingen er drie definitief verloren bij de Slag om Arnhem in 1944. Twee andere raakten zwaar beschadigd; weer twee andere bleven onbeschadigd. Bij de herbouw van de toren na de oorlog kon één oude luidklok weer in gebruik genomen worden ( bes0 ). Ook konden vier basklokken uit het vroegere Hemony-carillon nu als luidklok gaan functioneren ( es1 g1 as1 bes1 ). Petit &Fritsen mocht nog twee luidklokken gieten ( g0 c1 ) welke tevens deel gingen uitmaken van de nieuwe beiaard. Zo ontstond een zevenstemmig gelui met een bijzondere dispositie: g0-bes0-c1-es1-g1-as1 en bes1. Eveneens uit de oude beiaard afkomstig is het klokje gegoten in 1651 met de toon dis3 in de vieringtoren op het dak van de kerk.

In de kerk bevinden zich de andere overgebleven klokken van Hemony uit de jaren 1650, 1651, 1661, 1662 en 1664. Pronkstuk is een grote klok As0 van Willem Tolhuis uit 1539. Verder is er nog een klokje van Jean Baptiste le Vache uit 1734.

Carillon bewerken

Het carillon hangt in de lantaarn en omvat 53 klokken. De klokkentonen zijn e0-fis0-chromatisch t/m a4. Op het klavier zijn ze aangesloten als g0-a0-chromatisch t/m c5. Ze werden allen door Petit & Fritsen gegoten, en wel in de jaren 1958, 1961 en 1992. De e0 is de zwaarste carillonklok in Europa en draagt het opschrift "The best way to suppose what may come is to remember what is past, 1944/1994" (De beste manier om te veronderstellen wat zou kunnen komen, is je te herinneren wat voorbij is). De vier nieuwe klokken werden op 9 augustus 1994 in de toren gehesen. Bijzonderheid is verder nog dat de klokken uit 1958 nog in lemen vormen werden gemaakt: op ambachtelijke wijze. Dit komt de klank ten goede. Er is een automatisch spel dat wordt gestuurd door een computer.

Geschiedenis van het carillon bewerken

In afwijking van wat er in andere steden in de Nederlanden gebruikelijk was, had Arnhem geen klokkenspel of voorslag in de toren voordat de klokken van Hemony werden geïnstalleerd. Althans, daar zijn geen bronnen over teruggevonden. Wel bezat de toren een enorm gelui waarvan heden ten dage nog steeds klokken in de toren hangen. Bij het maken van een carillon baseerden François en Pieter Hemony zich in 1650 en 1651 op de zwaarste drie luidklokken die voor dat doel werden bijgestemd, zodat deze ook konden meespelen in het klokkenspel. De gebroeders Hemony werkten in hun gieterij in het nabijgelegen Zutphen waar zij al eerder in 1644 het eerste zuiver gestemde carillon hadden gegoten voor de Wijnhuistoren. Het stemmen van klokken had Hemony zichzelf aangeleerd met aanwijzingen van de Utrechtse beiaardier en fluitspeler Jhr. Jacob van Eyck. De klokken van Arnhem zouden een stuk zwaarder worden dan in Zutphen voor de enorme toren die enkele jaren eerder verhoogd was. In 1661 werd het spel uitgebreid tot drie octaven en enkele jaren later in de jaren van 1662 tot 1664 werd door Hemony ook nog enkele klokken die minder geslaagd waren vervangen. Rond 1700 werd het spel met vijf klokjes uitgebreid door een onbekende gieter tot drie en half octaven. Nog later in 1734 werden deze vervangen door Jean Baptiste Le Vache die op dat moment in Nijmegen werkzaam was. Hij vulde de klokkenreeks daarbij gelijk aan tot vier octaven. Overigens stond deze Le Vache ook bekend als een gieter van mindere kwaliteit. Hij beheerste het stemmen van de klokken niet zo goed als de Hemony's eerder hadden gedaan.

In de negentiende eeuw werden er nog wat klokjes vervangen door onder andere Petit & Fritsen en Van Bergen, en de drie zwaarste luidklokken werden van het carillon afgekoppeld. Dit was de situatie die Jef Denyn aantrof in Arnhem toen hij een bezoek bracht aan deze toren. Zijn stimulerende invloed zou er in 1918 toe leiden dat dit klokkenspel als eerste in Nederland zou worden omgebouwd naar de inzichten van deze Mechelse beiaardier. De beiaard in de toren van de Sint-Romboutskathedraal in Mechelen zou daarbij als voorbeeld dienen. Hoofdzaak bij deze restauratie was dat de verbinding tussen toetsen en klepels via een tuimelaarsysteem kwam te lopen. Op die manier kon de beiaardier zijn klepels beter beheersen. De gebonden zang of tremolospel was op deze manier beter mogelijk dan met het oude broeksysteem. Ook werden de drie luidklokken op advies van Jef Denyn opnieuw aangehangen. Van deze beiaard bestaat een opname uit 1941 door beiaardier Vermaak.[5]

In de Tweede Wereldoorlog was dit spel gevrijwaard van vordering voor de oorlogsindustrie van de bezetter. In september 1944 speelde het voor het laatst. De toren stond in brand door het oorlogsgeweld en enkele maanden later, in februari 1945, stortte het restant van de toren in. Achteraf bleken veel klokken van Hemony deze ramp te hebben overleefd, maar men koos er voor een nieuwe beiaard te gieten. Dit gebeurde in 1958, in de klokkengieterij van Petit & Fritsen in Aarle-Rixtel. In 1961 werd een aantal klokken toegevoegd, wat opnieuw in 1992 is gebeurd. Op 18 september 1964 werd dit klokkenspel in gebruik genomen door Daan Vanhoecke, Staf Nees uit Mechelen en Leen 't Hart de directeur van de Nederlandse Beiaardschool. Bij het herstel van de toren in 1992 en 1993 werd de beiaard nogmaals met vier klokken uitgebreid. Deze werden ook door Petit & Fritsen gegoten. Arnhem kreeg hierdoor in 1992 het zwaarste carillon van Nederland met de laagst klinkende basklok van Europa. In 1999 werd dit carillon qua gewicht overtroffen door dat van Dordrecht waar men een nieuw klavier met een vijfde octaaf klokken aanbracht, maar de E0-klok van de Arnhemse Eusebiusbeiaard is nog steeds de laagst klinkende carillonklok van Europa.

Orgels bewerken

 
Het Strümphlerorgel

Het grote orgel dat in 1768-1770 door de gebroeders Johann Michael en Johannes Wagner uit Thüringen voor de kerk werd gebouwd, is tijdens de Slag om Arnhem in september 1944 verloren gegaan. Bij de constructie van de orgelkas was ook stadstimmerman Hendrik Viervant betrokken. Het had drie manualen, 47 registers en een vrij pedaal.[6]

Ter vervanging van het verwoeste hoofdorgel werd in 1961 bij Flentrop het orgel van de tien jaar daarvoor gesloten Hersteld Evangelisch-Lutherse Kerk in Amsterdam voor de Eusebiuskerk aangekocht en door de Utrechtse orgelbouwers Van Vulpen gerestaureerd. Het is in 1795 gebouwd door Johannes Stephanus Strümphler (1736-1807) en telt drie manualen, 50 registers, 3700 pijpen en een vrij pedaal.[7] Het is Strümphlers grootste orgel en wordt beschouwd als het hoogtepunt van zijn oeuvre.

Het Strümphlerorgel liep tijdens een wolkbreuk in 2021 zoveel waterschade op dat het niet meer bespeeld kon worden. In juni 2023 begon een grondige restauratie, die tot eind 2025 zal duren en geleid wordt door Bert van den Heuvel van de firma Elbertse & Van Vulpen.[8]

Het kleine koororgel, met twee manualen, 15 registers en een aangehangen pedaal, is in 1961 door Van Vulpen gebouwd.[9]

Restauratie bewerken

 
Sint-Eusebiuskerk op luchtfoto van de Luchtvaartafdeeling, 1920-1940.
 
Het uitbundige beeldhouwwerk van de kerk is in de jaren zestig gerestaureerd
 
De verwoesting van Arnhem (1956), kraagsteen van Eduard van Kuilenburg

Restauraties na de Tweede Wereldoorlog bewerken

De kerk werd grotendeels verwoest aan het einde van de Tweede Wereldoorlog tijdens de Slag om Arnhem in september 1944. Na de oorlog werd de kerk tot aan de tweede trans in zijn oorspronkelijke gedaante hersteld onder regie van architect B.T. Boeyinga. De toren werd compleet herbouwd en kreeg een nieuw bovendeel naar ontwerp van architect Theo Verlaan. Dit gedeelte werd in 1964 voltooid. De Poolse steenhouwer Wladislaw Miller (1913-2010) heeft een aantal restauraties verricht.

Een volgende grote restauratie vond plaats van 1991 tot 1994 vanwege het broze tufgesteente, dat onvoldoende weerbestendig bleek te zijn. De kosten van de restauratie bedroegen ruim 17 miljoen gulden. In 1994 werd in de Annakapel het Bevrijdingsraam geplaatst, afkomstig uit de Kleine Eusebius. Ook in dat jaar kreeg de kerktoren een glazen panoramalift die tot een hoogte van 73 meter voert, waar zich een uitzichtplatform bevindt (een kleine trap aldaar leidt naar een tweede uitzichtpunt op 81 meter hoogte). De lift passeert onderweg het carillon.

Details bewerken

Op de westelijke, noordelijke, oostelijke en zuidelijke gevel van de toren (op zo'n zeventig meter hoogte) steken in totaal 28 balken uit, waar Henk Vreeling als versiering van de toren stripfiguren (ontleend aan het stripblad Donald Duck) van Walt Disney en Marten Toonder (Tom Poes en Olivier B. Bommel) uitgehakt heeft. Ook een eigen creatie van Sneeuwwitje en de zeven dwergen heeft een plaats gekregen, westelijk boven de klok. Dominee G.C. Foeken protesteerde echter, waarop de beeldhouwer een van de zeven dwergen de beeltenis van de dominee gaf. Het was bedoeld als grap. Vreeling vernieuwde ook het koor in de kerk: terwijl het voorheen enkel gesierd werd door engelen, zoals gebruikelijk in oude kerken, werden er nu ook "gewone lieden" op afgebeeld. Een andere bijzonderheid is de beeltenis van een hoertje, die haar standplaats naast de kerk had, aan de linker buitenzijde. De beeldhouwer was van mening dat ook deze hedendaagse aspecten van de maatschappij een plek verdienden in de kerk, zoals dat in de middeleeuwen reeds gebruikelijk was. De kerk was inmiddels al officieel in gebruik gesteld door koningin Juliana op 21 oktober 1961.

Restauratie in de eenentwintigste eeuw bewerken

In 2009 bleken er problemen te zijn met de tufstenen bekleding van de toren. De toren moest rondom in de steigers worden geplaatst ter bescherming tegen vallende brokken steen en om verder onderzoek te kunnen doen. Aanvankelijk vreesde men dat de volledige natuurstenen bekleding van de toren zou moeten worden vervangen.

In 2011 is de feitelijke restauratie begonnen van het bovenste deel van de toren, de ‘lantaarn’. Het restauratieplan uit 2013 gaat uit van een begroting voor de restauratie van € 24 miljoen. Hierbij komt een bedrag van € 3 miljoen om de kerk geschikt te maken voor herbestemming. Het plaatsen van de windhaan, met bladgoud bekleed, was in 2013 de bekroning van de restauratie van de lantaarn. In 2014 is gestart met de restauratie van de tweede geleding van de toren. Hierbij wordt een belangrijk deel van de tufstenen gevelbekleding vervangen door nieuwe natuurstenen blokken. Dit zogenaamde Weibern-tufsteen is afkomstig uit een steengroeve in de Eifel. Bij de geveldelen die gevoeliger zijn voor weersinvloeden en sterker door regenwater worden belast, wordt peperino uit Italië gebruikt. Het bewerken van de natuursteen gebeurt deels ook op de bouwplaats zelf en is zichtbaar voor het publiek.

In december 2016 begonnen de werkzaamheden aan het weer bovengronds halen van de Sint-Jansbeek in het centrum. Daarbij werden pal naast de Sint-Eusebiuskerk tientallen skeletten opgegraven. Precies een jaar later stroomde de Sint-Jansbeek weer langs de kerk.

In september 2019 werd de gerestaureerde toren door Prins Charles samen met burgemeester Ahmed Marcouch geopend. Tevens onthulde de Prince of Wales een plaquette ter ere van 75 jaar Slag om Arnhem.

Multifunctioneel bewerken

De kerk is gelijktijdig met de in 2019 voltooide restauratie ingericht als 'multifunctioneel centrum'. Eenmaal per maand wordt er een nog kerkdienst gehouden. Daarnaast wordt de Eusebius gebruikt voor uiteenlopende activiteiten. Toeristen kunnen met een panoramalift in de toren naar het uitzichtpunt op 73 meter hoogte. Verder is er een expositie over de Slag om Arnhem te bezoeken, alsook een collectie die de Middeleeuwse geschiedenis van Gelre in beeld brengt. De kerk werd daarom op 22 oktober 2021 ingeschreven in het museumregister.

Sinds 2016 is er in de kerk een VVV-agentschap. Het schip is beschikbaar voor bruiloften, concerten, conferenties en dergelijke activiteiten. Sinds 2015 worden er ook bierfestivals georganiseerd in de kerk.[10]

Foto's van de Eusebiuskerk voor 1944 bewerken

Bibliografie bewerken

Kerk
Luidklok en klokkenspel
  • Rinus de Jong, André Lehr & Romke de Waard, De zingende torens van Nederland - Losbladige uitgave der Nederlandse Klokkenspel Vereniging. Beschrijving van deze toren werd uitgegeven in februari 1969.
  • Lehr, André, Van paardebel tot speelklok. uitg. Europese bibliotheek Zaltbommel
  • Lehr, André, Historische en muzikale aspecten van Hemony-beiaarden (Amsterdam 1960)
  • Lehr, André, De klokkengieters François en Pierre Hemony. Asten 1959.
  • Loosjes Mr A., De Torenmuziek in de Nederlanden. Amsterdam, Scheltema & Holkema, 1916
  • Fehrmann, C.N. De Kamper klokgieters, hun naaste verwanten en leerlingen, Kampen 1967
  • Loosjes, A. jr., De Torenmuziek in de Nederlanden, Amsterdam, 1916
  • Weel, Heleen van der, Klokkenspel: Het carillon en zijn bespelers tot 1800, Hilversum, 2008
  • van der Weel, Heleen B. - François en Pieter Hemony. Stadsklokken- en geschutgieters in de Gouden Eeuw. Stadsklokken- en geschutgieters in Zutphen, Amsterdam en Gent circa 1642-1680. ISBN 9789087046804

Externe link bewerken

Zie de categorie Eusebius Church (Arnhem) van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.