Resolutie 228 Veiligheidsraad Verenigde Naties

resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties

Resolutie 228 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd met veertien stemmen voor en geen tegen aangenomen op 25 november 1966. Nieuw-Zeeland onthield zich van stemming. De Veiligheidsraad waarschuwde Israël na een militaire operatie in de Westelijke Jordaanoever, die op dat moment tot Jordanië behoorde.

Resolutie 228
Van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties
Datum 25 november 1966
Nr. vergadering 1311
Code S/RES/228
Stemming
voor
14
onth.
1
tegen
0
Onderwerp Wapenstilstand tussen Israël en Jordanië
Beslissing Waarschuwing ten aanzien van Israël
Samenstelling VN-Veiligheidsraad in 1966
Permanente leden
Niet-permanente leden
Vlag van Argentinië Argentinië · Vlag van Bulgarije (1946-1947) Bulgarije · Vlag van Jordanië Jordanië · Vlag van Japan (1870–1999) Japan · Vlag van Mali Mali · Vlag van Nederland Nederland · Vlag van Nigeria Nigeria · Vlag van Nieuw-Zeeland Nieuw-Zeeland · Vlag van Oeganda Oeganda · Vlag van Uruguay Uruguay
De zware schade na de aanval op As-samu.

Achtergrond bewerken

  Zie Arabisch-Israëlische Oorlog van 1948 voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Israël had onder meer met buurland Jordanië een wapenstilstand getekend. Daar hielden echter niet alle partijen zich altijd aan.

In de nacht van 11 op 12 november 1966 kwamen drie Israëlische agenten om toen hun patrouillewagen dichtbij de grens met Jordanië op een landmijn reed die door Fatah zou zijn geplaatst.[1]

De dag nadien trokken zo'n 600 Israëlische troepen met elf tanks en ondersteund door gevechtsvliegtuigen de Westelijke Jordaanoever binnen. Eerst verwoestten ze een Jordaans politiekantoor. Daarna ging het naar As-samu, waar de inwoners bijeen werden gebracht en vervolgens tientallen gebouwen en huizen opgeblazen.[1]

Een Jordaans bataljon werd vanuit het dorp onder vuur genomen en verloor vijftien van zijn twintig voertuigen. Acht Jordaanse Hawker Hunters werden onderschept door vier Israëlische Mirage III's. Een Hunter toestel werd neergehaald en een Mirage liep schade op. Ten slotte volgde een urenlang gevecht met een Jordaans peloton, waarbij vijftien Jordaanse en een Israëlische soldaat sneuvelden, en trokken de Israëli's zich terug.[1]

De wraakactie leverde Israël kritiek op uit binnen- en buitenland voor de buitenproportionele actie die de positie van koning Hoessein verzwakte, wat ook tegen Israëls eigen belangen inging. Hij werd door het westen als stabiliserende factor gezien en ook gesteund tegen het door de Sovjet-Unie gesteunde Syrië en Egypte.[1]

Inhoud bewerken

De Veiligheidsraad:

  • Heeft de verklaringen gehoord van de vertegenwoordigers van Jordanië en Israël over wat gebeurde in het zuiden van Hebron op 13 november 1966;
  • Heeft de verklaring van secretaris-generaal U Thant gehoord;
  • Merkt op dat deze actie een grootscheepse actie van Israël tegen Jordanië betrof;
  • Bevestigt resoluties genomen bij vorige conflicten tussen Israël en Jordanië en bevestigt het handvest van de VN;
  • Herinnert zich vorige incidenten waarin Israël de demarcatielijn van de VN schond;
  • Bevestigt de noodzaak van een strikte navolging van de algemene wapenstilstand.
  1. Kijkt met weemoed naar de verliezen van mensenlevens en materiaal.
  2. Bestraft Israël voor het breken van het handvest van de Verenigde Naties en de wapenstilstand;
  3. Waarschuwt Israël dat dit soort acties niet getolereerd worden en dat bij vervolg er actie ondernomen zal worden;
  4. Vraagt de secretaris-generaal de situatie te observeren.

Verwante resoluties bewerken

Werken van of over dit onderwerp zijn te vinden op de pagina United Nations Security Council Resolution 228 op de Engelstalige Wikisource.