Resolutie 1302 Veiligheidsraad Verenigde Naties

resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties

Resolutie 1302 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd op 8 juni 2000 unaniem aangenomen door de VN-Veiligheidsraad.

Resolutie 1302
Van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties
Datum 8 juni 2000
Nr. vergadering 4152
Code S/RES/1302
Stemming
voor
15
onth.
0
tegen
0
Onderwerp Olie-voor-voedselprogramma
Beslissing Verlengde het programma met 180 dagen.
Samenstelling VN-Veiligheidsraad in 2000
Permanente leden
Niet-permanente leden
Vlag van Argentinië Argentinië · Vlag van Bangladesh Bangladesh · Vlag van Canada Canada · Vlag van Jamaica Jamaica · Vlag van Maleisië Maleisië · Vlag van Mali Mali · Vlag van Namibië Namibië · Vlag van Nederland Nederland · Vlag van Tunesië Tunesië · Vlag van Oekraïne Oekraïne
Voertuigen van het Wereldvoedselprogramma in Irak.

Achtergrond bewerken

  Zie Golfoorlog (1990-1991) en Olie-voor-voedselprogramma voor de hoofdartikelen over dit onderwerp.

Op 2 augustus 1990 viel Irak zijn zuiderbuur Koeweit binnen en bezette dat land. De Veiligheidsraad veroordeelde de inval onmiddellijk en later kregen de lidstaten carte blanche om Koeweit te bevrijden. Eind februari 1991 was die strijd beslecht en legde Irak zich neer bij alle aangenomen VN-resoluties. In 1995 werd met resolutie 986 het olie-voor-voedselprogramma in het leven geroepen om met olie-inkomsten humanitaire hulp aan de Iraakse bevolking te betalen.

Inhoud bewerken

Waarnemingen bewerken

Volgens de Veiligheidsraad bleef het noodzakelijk de bevolking van Irak humanitaire steun te verlenen tot het land onder meer aan resolutie 687 voldeed. Pas dan kon de Raad de sancties van resolutie 661 opheffen. Verder moest die humanitaire steun gelijk verdeeld worden over de bevolking in heel het land.

Handelingen bewerken

De provisies van resolutie 986 – het olie-voor-voedselprogramma – werden nogmaals verlengd met 180 dagen, met ingang op 9 juni. De totaalsom waarvoor landen Iraakse olie mochten importeren werd vastgesteld op het door de secretaris-generaal aanbevolen bedrag van US$5.206.440.288.[1] Van dat bedrag moest 13% gebruikt worden voor paragraaf °8 (b) van resolutie 986 (humanitaire goederen).

De secretaris-generaal werd gevraagd te rapporteren of die olie-inkomsten volstonden om aan Iraks humanitaire noden te voldoen. Verder mag ook opnieuw tot US$600 miljoen gebruikt worden om contracten goedgekeurd met resolutie 1175 (onderdelen voor de olie-industrie) te betalen. Ook werd de schorsing van de verplichting om elke 90 dagen US$10 miljoen aan herstelbetalingen aan Koeweit te doen een laatste keer geschorst gedurende de 180 dagen.

Verwante resoluties bewerken